ECLI:NL:TADRARL:2018:176 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-679
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2018:176 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-07-2018 |
Datum publicatie: | 30-07-2018 |
Zaaknummer(s): | 17-679 |
Onderwerp: | Tuchtrechtelijk aanrekenen van gedragingen aan:, subonderwerp: Kantoor |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster, een vennootschap, beklaagt in deze klachtzaak het hele advocaten- en notarissenkantoor (NV) en in twee gelijktijdig aanhangig gemaakte klachtzaken twee advocaten (17-680 en 17-681) van dat kantoor. Klaagster wordt ontvangen in haar klacht, nu zij een concreet onderbouwd verwijt jegens het advocatenkantoor in zijn totaliteit heeft gemaakt over haar kantoororganisatie. De raad oordeelt de klacht ongegrond. Het staat het een advocatenkantoor vrij om zich naar potentiële cliënten overtuigend te presenteren en daarbij te werken aan haar imago. Weliswaar schept een presentatie als dat van verweerster onder meer op haar website en bij intakegesprekken met cliënten dat zij een goed degelijk kantoor is met veel specialisaties in huis en samenwerkingsmogelijkheden met notarissen en deurwaarders heeft, bepaalde verwachtingen, maar deze zijn naar het oordeel van de raad niet zodanig dat deze pretenties tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 23 juli 2018
in de zaak 17-679
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 26 juli 2016, aangevuld bij e-mailberichten van 3 augustus 2016, 30 november 2016, 1 december 2016 en 26 februari 2017, heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 10 augustus 2017 met kenmerk K 16/84, door de raad ontvangen op diezelfde datum (digitaal), heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is vanwege de samenhang ter zitting van de raad van 26 maart 2018 gevoegd behandeld met de klachtzaken 17-680 en 17 681. Bij de zitting waren aanwezig - namens klaagster - de heer [S] en namens verweerster in deze klachtzaak de gemachtigde ter zitting, mr. [B] (hierna: de gemachtigde), alsmede mr. D. (verweerder in klachtzaak 17 680) en mr. B (verweerster in klachtzaak 17-681). Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Daaraan is gehecht 1) de pleitnota van de gemachtigde van alle hiervoor genoemde verweerders en 2) de ter zitting namens verweerders overgelegde e mails van 23/24 maart 2016 (tussen klaagster en verweerster in klachtzaak 17-681) en van 13/15 april 2016 (tussen klaagster en verweerster in klachtzaak 17-681).
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
- de hiervoor onder 1.3 genoemde e-mailberichten zoals deze namens verweerders zijn overgelegd ter zitting van de raad.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 In 2013 heeft klaagster aan haar wederpartij een geldlening verstrekt ten behoeve van de financiering van de verdere ontwikkeling van opzetspiegels voor voertuigen van autorijscholen. De spiegels waren door octrooien beschermd. Tussen klaagster en de wederpartij is een geschil ontstaan waarna klaagster zich tot verweerster heeft gewend om haar bij te staan bij het terugvorderen van de aan de wederpartij verstrekte geldlening.
2.3 Door mrs. D. en B., destijds werkzaam als advocaten bij verweerster, zijn in de periode van eind 2013 tot begin 2016 de belangen van klaagster behartigd.
2.4 Op 17 december 2013 heeft mr. D. namens verweerster per e-mail aan klaagster een opdrachtbevestiging verstuurd terzake het geschil van klaagster over de geldlening met haar wederpartij, onder gelijktijdige toezending van de toepasselijke algemene voorwaarden en klachtenregeling van verweerster. Mr. D. heeft in deze e-mail voorts gemeld dat hij bij de werkzaamheden mogelijk ook andere collega’s zal inschakelen en daarvan klaagster op voorhand op de hoogte zal stellen indien die diensten van substantiële aard blijken te zijn.
2.5 Kort daarna hebben klaagster en mr. D. afgesproken dat mr. B. betrokken zou worden bij de inhoudelijke behandeling van de zaak.
2.6 Mr. B. heeft daarna werkzaamheden voor klaagster verricht. Tijdens haar vakantie van 17-29 juni 2015 heeft mr. D. het dossier van klaagster waargenomen.
2.7 Per e-mail van omstreeks 17 mei 2016 heeft klaagster verweerster aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade ter zake van de executie van de - door toedoen van mrs. D. en B. - vervallen octrooien. Verweerster heeft de kwestie voorgelegd aan haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, die de vordering heeft afgewezen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
tekort te zijn geschoten in haar zorgplicht, professionaliteit- en informatieplicht jegens klaagster door deskundigheid te pretenderen en die niet waar te kunnen maken en een klacht daarover niet volgens de klachtenregeling te behandelen.
Toelichting:
Volgens klaagster presenteert verweerster zich naar buiten als een geïntegreerd advocaten- en notarissenkantoor, als ‘topspeler’, met expertise op onder meer het gebied van intellectueel eigendomsrecht en octrooien. Deze expertise - ‘de nodige kennis was in huis om het gehele proces van beslaglegging tot en met executie van de octrooien te kunnen begeleiden’ - werd ook tijdens het intakegesprek met mr. D. door hem benadrukt. Daarbij werd de toezegging gedaan dat, als dat nodig was, ook intern of extern (onder meer bij deurwaarders) advies kon worden ingewonnen. Op grond hiervan heeft klaagster het kantoor/verweerster ingeschakeld voor zijn geschil met de wederpartij. Het was volgens klaagster bij verweerster bekend dat het (doen) exploiteren van de spiegels van de wederpartij de enige manier voor klaagster was om haar vordering te innen. Daarvoor waren de octrooien op die spiegels essentieel. Door de interne kantoororganisatie en de gebrekkige interne communicatie bij verweerster is echter niet opgemerkt dat de octrooien zouden vervallen. Daarbij was het kantoor/verweerster niet behulpzaam bij het vinden van een notaris die in staat en bereid was om de noodzakelijke werkzaamheden ten aanzien van de octrooien voor klaagster te verrichten. Voorts heeft het kantoor/verweerster de uiteindelijk door klaagster zelf ingeschakelde notaris niet adequaat geïnformeerd. Aldus heeft het kantoor/verweerster zich niet gedragen jegens klaagster zoals dat een advocatenkantoor betaamt.
4 VERWEER
4.1 Verweerster stelt dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht omdat het uitsluitend gaat om het individuele handelen van mr. D. en mr. B, als advocaten werkzaam (geweest) bij verweerster. Verweerster draagt voor dat individuele handelen van die advocaten geen (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid en dat handelen kan de advocaat-bestuurders van verweerster dan ook niet worden aangerekend.
4.2 Voor zover klaagster wel in haar klacht wordt ontvangen, betwist verweerster gemotiveerd de jegens haar kantoor gemaakte verwijten over haar kantoororganisatie. Daarnaast betwist verweerster dat het kantoor een klacht van klaagster niet volgens de klachtenregeling heeft behandeld. Op grond van haar toepasselijke algemene voorwaarden en de polisvoorwaarden met de verzekeraar wordt een aansprakelijkheidstelling, zoals van klaagster per e-mail van 17 mei 2016, niet als klacht geïnterpreteerd maar afgehandeld door de verzekeraar. Die route heeft verweerster ook met klaagster gevolgd, zodat ook op die grond aan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht is gericht tegen verweerster als advocaten- en notarissenkantoor. Waar het tuchtrecht voor advocaten uitgaat van klachten over het handelen van een individuele advocaat, leidt dit tot de vraag of de klacht kan worden ontvangen.
5.2 Klachten tegen een besloten/ naamloze vennootschap, dan wel haar bestuurder(s), zijn slechts in bepaalde gevallen ontvankelijk, namelijk wanneer de klacht te maken heeft met de organisatie van het advocatenkantoor als zodanig. Nu klaagster een concreet onderbouwd verwijt jegens het advocatenkantoor in zijn totaliteit heeft gemaakt over haar kantoororganisatie, kan klaagster het kantoor als zodanig tuchtrechtelijk aanspreken. Daarmee kan klaagster worden ontvangen in haar klacht jegens verweerster.
5.3 Het staat het een advocatenkantoor vrij om zich naar potentiële cliënten overtuigend te presenteren en daarbij te werken aan haar imago. Weliswaar schept een presentatie als dat van verweerster onder meer op haar website en bij intakegesprekken met cliënten dat zij een goed degelijk kantoor is met veel specialisaties in huis en samenwerkingsmogelijkheden met notarissen en deurwaarders heeft, bepaalde verwachtingen, maar deze zijn naar het oordeel van de raad niet zodanig dat deze pretenties tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn. Een concrete toezegging dat notarissen van het kantoor de octrooien zouden kunnen veilen is niet gedaan, zoals klaagster heeft bevestigd. Klaagster heeft dit evenmin mogen begrijpen. Dat de organisatie van verweerster anderszins onvoldoende georganiseerd is, zoals ten aanzien van hun interne klachtenregeling, is de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet gebleken.
5.4 Op grond van het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt treft, zodat de klacht ongegrond zal worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. Bige, R.J.A. Dil, H. Dulack, K.F. Leenhouts, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2018.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 23 juli 2018