ECLI:NL:TADRARL:2018:172 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-889

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:172
Datum uitspraak: 23-07-2018
Datum publicatie: 24-07-2018
Zaaknummer(s): 17-889
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar betreft handelen van advocaat in hoedanigheid van curator. In verband daarmee loopt tegen de advocaat een strafrechtelijk onderzoek. Verweerder verweert zich tegen de dekenbezwaren maar wil niet inhoudelijk op de dekenbezwaren ingaan. Als verweerder zaken naar voren brengt kan hij zich incrimineren. Ter zitting doet verweerder de toezegging om afspraken te maken met als thema dat hij zich voorlopig niet op het tableau laat inschrijven. Om deze zaak goed te kunnen beoordelen en daaraan het tuchtrechtelijk gevolg te kunnen geven dat bij de zaak past, oordeelt de raad van belang om over zoveel mogelijk feiten te kunnen beschikken. De raad geeft een tussenbeschikking en verwijst de zaak voor aanvullend onderzoek terug naar de deken met verzoek over enige tijd te rapporteren over de verdere ontwikkelingen en het standpunt van partijen.

Tussenbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem- Leeuwarden

van 23 juli 2018

in de zaak 17-889

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

deken

tegen

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 26 oktober 2017 met kenmerk K16/147 heeft de deken een ambtshalve klacht tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 april 2018 in aanwezigheid van de deken en verweerder, bijgestaan door een advocaat. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier. De advocaat van verweerder heeft haar ter zitting voorgedragen pleitnotities op voorhand aan de raad toegezonden.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Op 1 december 2016 heeft op het kantoor waar verweerder op dat moment werkzaam was, een huiszoeking door het FIOD plaatsgevonden. Aanleiding daarvoor was een verdenking dat verweerder in 2009 als curator op onrechtmatige wijze aan een failliet vastgoedbedrijf gelden had onttrokken ten gunste van een investeringsmaatschappij waarvan hij profijt heeft gehad.

2.3 In diezelfde periode hebben de deken van de zijde van (inmiddels) oud-kantoorgenoten van verweerder bezwaren bereikt tegen het optreden van verweerder. Deze bezwaren betreffen financiële handelingen waardoor het kantoor en ook de cliënten van het kantoor zijn benadeeld. Verweerder zou, aldus de oud kantoorgenoten, valse facturen hebben opgesteld en deze buiten het kantoor om zelf hebben geïnd.

2.4 Ook zou verweerder van zichzelf een (fraaier) beeld hebben geschetst dat niet overeenstemt met de waarheid. Verweerder liet, aldus de oud kantoorgenoten, iedereen geloven de zoon te zijn van een vermogende ondernemer met een algemene naamsbekendheid.

2.5 Op 14 december 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de deken, bijgestaan door de adjunct secretaris van de Raad van de Orde, en verweerder, bijgestaan door zijn strafrecht advocaat. Van dit gesprek is door of namens de deken een verslag gemaakt, dat door verweerder niet is ondertekend.

2.6 In de kwestie genoemd in alinea 2.2 loopt een strafrechtelijk onderzoek. Er is nog geen uitzicht op een behandeling in eerste aanleg. Over de kwestie genoemd in artikel 2.3 loopt een civiele procedure, die door de oud kantoorgenoten tegen verweerder aanhangig is gemaakt. In deze zaak is nog geen eindvonnis gewezen.

2.7 Verweerder heeft zich begin januari 2017 van het tableau laten afvoeren.

3 DEKENBEZWAAR

3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) als curator in een faillissement de boedel bewust te benadelen door een pand te verkopen aan een bevriende relatie voor een laag bedrag in de wetenschap dat hij dit pand kon doorverkopen tegen een hoger bedrag, en door te delen in de opbrengst.

b) grote bedragen te onttrekken aan het kantoor waar hij op dat moment werkzaam was door het opmaken van valse declaraties voor cliënten van dat kantoor en die declaraties door zijn eigen vennootschappen buiten het kantoor om te innen.

c) stelselmatig onwaarheden te verkondigen over zijn afkomst en familiefortuin en zodoende een beeld te schetsen van zichzelf dat niet overeenstemt met de waarheid.

4 VERWEER

Tot zijn verweer is door en namens verweerder het volgende naar voren gebracht.

4.1 Verweerder heeft het verslag van de bespreking van 14 december 2016 pas een jaar nadat het gesprek had plaatsgevonden ontvangen. Het verslag vormt geen juiste weergave van wat er is besproken.

4.2 De officier van justitie heeft verweerder een schikkingsaanbod gedaan. Van zijn strafrecht advocaat heeft verweerder het advies gekregen om dit niet te accepteren.

4.3 In de civiele zaak is een tussenvonnis gewezen en daarin zijn beoordelingen en kwalificaties opgenomen van de financiële verhouding tussen het kantoor en verweerder.

4.4 Verweerder acht het van groot belang dat de lopende strafzaak niet wordt verstoord en wenst daarom niet inhoudelijk op de kwestie waarop het strafrechtelijk onderzoek betrekking heeft in te gaan. Het is de vraag of de tuchtrechter een positie heeft voor wat betreft deken bezwaar 2. Er is jurisprudentie van de tuchtrechter waaruit blijkt dat gedragingen die onder bezwaar 2 van de deken vallen met name in civiele verhoudingen moeten worden bezien en dat er daarbij in beginsel geen ruimte is voor een tuchtrechtelijke beoordeling. Over dekenbezwaar 3 kan verweerder niet veel meer zeggen dan dat zijn vader aannemer was, maar niet de aannemer waarop zijn oud kantoorgenoten doelen, dat zijn vader goed heeft verdiend en dat verweerder daardoor een goede financiële start heeft kunnen maken.

4.5 Verweerder wil om voornoemde redenen niet inhoudelijk op de zaken ingaan. Volgens hem staat de raad nu voor de keuze om ofwel de zaak zonder inbreng van klager te behandelen ofwel aan te houden. Er is niet langer sprake van een spoedeisend belang nu verweerder zich van het tableau heeft laten schrappen.

5 DEKEN

5.1 Ter zitting is door de deken het volgende naar voren gebracht.

5.2 De deken is aanwezig geweest bij de arrestatie van verweerder en het doorzoeken van het kantoor waar verweerder op dat moment werkzaam was. Gelet op de ernst van de zaak meende de deken niet langer te mogen wachten met het indienen van een ambtshalve klacht.

5.3 Wat tijdens het overleg van 14 december 2016 is besproken is minutieus en juist genoteerd. Bij dit gesprek was de strafrechtadvocaat van verweerder aanwezig.

5.4 Er is ten aanzien van dekenbezwaar 1 wel degelijk sprake van een erkenning van verweerder gedaan tijdens de bespreking van 14 december 2016.

5.5 Als een willekeurige advocaat andere advocaten misleidt is er wel degelijk reden voor een ambtshalve klacht. Verweerder heeft erkend onjuist te hebben gehandeld ten aanzien van forse bedragen bedoeld in dekenbezwaar 2. Deze erkenningen zijn terug te vinden in de processtukken die namens verweerder in de civiele procedure zijn ingediend.

5.6 De deken heeft er belang bij dat de zaak nu wordt behandeld omdat verweerder nu op elk moment de mogelijkheid heeft een verzoek te doen om weer op het tableau geplaatst te worden en alsdan de aan hem gemaakte verwijten van belang zijn.

5.7 De deken verzoekt de raad primair te beslissen omdat er voldoende materiaal is. Subsidiair kan het, aldus de deken, een goede gedachte zijn om de zaak aan te houden en terug te verwijzen omdat er dan meer materiaal in de zaak voorhanden komt. Voor intrekking voelt de deken niet.

6 OVEREENSTEMMING TER ZITTING

6.1 Ter zitting hebben partijen zich bereid verklaard om met elkaar te spreken over een afspraak die erop ziet dat verweerder zich voorlopig niet op het tableau laat inschrijven. Deze afspraak zal door de deken en de advocaat van verweerder nader worden uitgewerkt. Gelet hierop trekt de deken zijn primaire verzoek in.

7 BEOORDELING

7.1 Het betreft een zaak waarin op dit moment een strafrechtelijk onderzoek en een civiele procedure loopt. Als verweerder zaken naar voren brengt kan hij zich incrimineren.

7.2 Ter zitting heeft verweerder aangegeven zich te verweren tegen de dekenbezwaren en niet inhoudelijk op de dekenbezwaren 1 en 2 te willen ingaan. Voorts betwist hij dat het schriftelijk verslag van het gesprek met de deken van 14 december 2016 een juiste weergave vormt van wat daar is besproken.

7.3 Om deze zaak goed te kunnen beoordelen en daaraan het tuchtrechtelijk gevolg te kunnen geven dat bij de zaak past, oordeelt de raad van belang om over zoveel mogelijk feiten te kunnen beschikken.

7.4 Nu verweerder de toezegging heeft gedaan afspraken te maken met als thema dat hij zich voorlopig niet op het tableau laat inschrijven ziet de raad op grond van het hierboven overwogene aanleiding om de klacht voor nader onderzoek terug te verwijzen naar de deken. De deken wordt verzocht om het onderzoek te heropenen en daarin mee te nemen hetgeen hierboven is overwogen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- heropent het onderzoek;

- draagt de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland op om aanvullend onderzoek te verrichten;

- verzoekt de deken om uiterlijk op 9 april 2019 verslag te doen van het feitencomplex en daarbij zo mogelijk de inhoudelijke standpunten van verweerder te betrekken zoals één en ander op dat moment bekend is geworden;

- bepaalt dat de behandeling van de klacht zal worden voortgezet op een nader te bepalen zitting van de raad. De deken en verweerder ontvangen te zijner tijd een oproeping daarvoor;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. E. Bige, P.J.F.M. de Kerf, C.W.J. Okkerse, L.A.M.J. Pütz, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2018.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 23 juli 2018.