ECLI:NL:TADRARL:2018:142 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-211

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:142
Datum uitspraak: 13-06-2018
Datum publicatie: 19-06-2018
Zaaknummer(s): 18-211
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: klacht tegen advocaat wedepartij kennelijk ongegrond. Verweerster had gegronde redenen om de rechtbank te verzoeken om assistentie van de parketpolitie bij de zitting. Niet gebleken dat het verzoek van verweerster op onwaarheden over klager heeft berust.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 13 juni 2018

in de zaak 18-211

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 22 maart 2018 met kenmerk K 17/108, door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster heeft vanaf 2016 opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager in een civiele handelszaak. Het betrof de koop en verkoop van goederen waarbij discussie was over de kwaliteit van door klager geleverde goederen.

1.2    Vanaf enig moment is klager e-mailberichten gaan versturen aan verweerster en enkele van haar relaties met daarin diverse verwijten aan het adres van verweerster. Ook het onderwerp kinderporno kwam hierin voor.

1.3    Op of rond 13 oktober 2016 heeft verweerster aangifte gedaan bij de politie wegens smaad en belediging door klager.

1.4    In de civiele procedure tussen klager en de cliënt van verweerster heeft verweerster op enig moment de rechtbank verzocht een comparitie van partijen te gelasten. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd.

1.5    Bij brief van 24 oktober 2016 heeft verweerster de rechtbank bericht dat klager haar al enige tijd stalkt en dat klager is veroordeeld door de politierechter wegens smaad jegens haar cliënt maar dat klager zich daar niets van aantrekt. Verweerster heeft de rechtbank in die brief gevraagd of de parketpolitie stand-by wil staan bij de comparitie op 29 november 2016.

1.6    Bij brief van 2 oktober 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.7    Bij vonnis van 17 november 2017 heeft de politierechter klager onder meer een contactverbod opgelegd jegens verweerster (en haar cliënt).

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a)    een comparitie heeft aangevraagd en bij brief van 24 oktober 2016 aan de rechtbank heeft gevraagd of de parketpolitie bij de comparitie stand-by wilde staan;

b)    in de brief aan de rechtbank heeft gemeld dat klager haar en haar cliënt stalkt, dat klager is veroordeeld door de politierechter voor smaad en dat klager zich daar niets van aantrekt;

c)    klager onder druk heeft gezet zodat hij zou betalen aan haar cliënt. Ook zijn er onregelmatigheden geweest bij betalingen op derdengeldrekening van verweerster;

d)    een valse aangifte heeft gedaan en deze aangifte samen met een behandelovereenkomst van de psycholoog van haar cliënt in de civiele procedure heeft overgelegd waarmee verweerster klager heeft geprobeerd te intimideren;

e)    haar cliënt behulpzaam is geweest bij het oprichten en liquideren van B.V.’s en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van gelden;

f)    de rechtbank bewust verkeerd heeft voorgelicht over de toevoegingen die verweerster heeft aangevraagd voor haar cliënt;

g)    niet met klager heeft gecommuniceerd en geen antwoord heeft gegeven.

Toelichting

2.2    Het verzoek van verweerster om de parketpolitie bij de comparitie stand-by e laten staan, suggereert ten onrechte dat klager gewelddadig en/of onvoorspelbaar is. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is heeft klager, onder druk, betaald op de derdengeldrekening van verweerster. Een deugdelijk bewijs ten behoeve van de administratie van klager is uitgebleven. Verweerster heeft een kopie van de aangifte tegen klager samen met een behandelingsovereenkomst van de psycholoog van de cliënt van verweerster aan de rechtbank toegestuurd. Dit is irrelevant voor de civiele procedure. Bovendien is de aangifte van verweerster gebaseerd op leugens. Verweerster heeft getracht om klager met deze acties te intimideren. De cliënt van verweerster is volgens recherche onderwerp van een strafrechtelijk onderzoek in een kinderpornozaak. Klager heeft verweerster hier op gewezen. Verweerster heeft twee procedures gevoerd met één toevoeging. Daarnaast heeft verweerster in de conclusie van antwoord van 22 juni 2016 gemeld dat voor haar cliënt een toevoeging is aangevraagd. Dat kan niet waar zijn omdat er vermogen is en de cliënt van verweerster daarom geen recht heeft op een toevoeging. Verweerster heeft de rechtbank voorgelogen.

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. Verweerster betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Daartoe heeft verweerster het volgende gesteld.

Ad klachtonderdeel a en b)

3.2    Het is juist dat verweerster om een comparitie heeft verzocht, welk verzoek door de rechtbank is gehonoreerd. Het stond verweerster - als advocaat van de wedepartij van klager - vrij om een comparitie te vragen en ook om te besluiten, in overleg met haar cliënt, welke producties in het belang van haar cliënt zouden worden overgelegd. Het heeft verweerster eveneens vrijgestaan om te vragen of de parketpolitie bij de comparitie stand-by kon staan. Verweerster heeft in de brief aan de rechtbank geen onwaarheden verkondigd over de persoon en het handelen van klager.

Ad klachtonderdeel c)

3.3    Verweerster betwist klager onder druk te hebben gezet om te betalen aan haar cliënt. Er lag een veroordelend vonnis waar klager aan moest voldoen. Een kantoorgenoot van verweerster heeft klager bericht dat hij geen factuur krijgt voor betalingen die hij op de derdengeldrekening heeft gedaan uit hoofde van een vonnis. De kantoorgenoot heeft daarna ook de nodige e-mails van klager ontvangen. Er zijn geen onregelmatigheden geweest met betrekking tot betalingen op de derdengeldrekening.

Ad klachtonderdeel d)

3.4    Klager draait de zaken om waar hij spreekt over intimideren door en strafzaken tegen verweerster. Het is klager die intimideert, niet verweerster. Verweerster is niets bekend over kinderporno. Klager heeft verweerster sinds 2016 bestookt met bedenkelijke e-mails. Ook heeft klager verweerster bezocht op kantoor en heeft hij e-mails of brieven gestuurd aan relaties van verweerster  waarin hij haar heeft beschuldigd van liegen en bedriegen. Er was reden genoeg voor verweerster om aangifte te doen bij de politie.

Ad klachtonderdeel e)

3.5    Verweerster betwist haar cliënt behulpzaam te zijn geweest bij het oprichten of liquideren van vennootschappen.

Ad klachtonderdeel f)

3.6    Verweerster valt geen verwijt te maken ten aanzien van het aanvragen van toevoegingen. Nadat de eerste toevoeging voor haar cliënt (toen eiser) gedeclareerd was heeft verweerster opnieuw een toevoeging aangevraagd omdat klager een nieuwe procedure tegen de cliënt (toen gedaagde) begon.

Ad klachtonderdeel g)

3.7    Klager wacht op antwoorden van verweerster maar hij weet dat verweerster niet rechtstreeks met klager mag communiceren nu klager door een advocaat wordt bijgestaan.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a en b)

4.2    Vanwege de onderlinge samenhang worden de klachtonderdelen a en b gezamenlijk behandeld.

4.3    Het staat elke advocaat vrij om in het belang van zijn of haar cliënt om een comparitie van partijen te verzoeken. Nu op geen enkele wijze is gesteld of gebleken dat verweerster dit verzoek op oneigenlijke gronden heeft gedaan, valt niet in te zien dat en waarom haar daarvan een verwijt valt te maken. Wat betreft het verzoek van verweerster om de parketpolitie stand-by te laten staan bij brief van 24 oktober 2016, oordeelt de voorzitter als volgt. Klaagster heeft gemotiveerd toegelicht dat klager haar op een voor haar onprettige wijze heeft benaderd en dat verweerster om die reden ook aangifte tegen klager heeft gedaan. Daarbij komt dat klager door de politierechter was veroordeeld wegens smaad en belediging jegens de cliënt van verweerster, hetgeen klager niet heeft betwist. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster aldus gegronde redenen gehad om de rechtbank te verzoeken om assistentie van de parketpolitie bij de zitting. De voorzitter is niet gebleken dat het verzoek van verweerster op onwaarheden over klager heeft berust. Daarnaast valt niet in te zien dat verweerster met dit verzoek aan de rechtbank de belangen van klager als wederpartij onevenredig of onnodig heeft geschaad.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Dat verweerster klager onder druk heeft gezet zodat hij zou betalen aan haar cliënt, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen. Daartoe is onvoldoende gesteld. Klager heeft bovendien onvoldoende weersproken dat er een veroordelend vonnis lag waaraan hij moest voldoen. Het verwijt over vermeende onregelmatigheden bij betalingen door klager op de derdengeldrekening van (het kantoor van) verweerster wordt eveneens gepasseerd. De enkele omstandigheid dat klager geen factuur of ander boekhoudkundig stuk van het (kantoor van) verweerster heeft ontvangen van zijn betaling(en) op eerdergenoemde rekening is onvoldoende om te kunnen zeggen dat verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    Dat verweerster klager heeft geïntimideerd, zoals klager heeft gesteld en verweerster gemotiveerd heeft betwist, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen. Immers, niet gebleken is dat verweerster met haar keuze om bepaalde stukken namens haar cliënt in de procedure te brengen de grenzen van de haar toekomende ruime vrijheid – als advocaat van de wederpartij – heeft overschreden. Het is de keuze van verweerster en haar cliënt geweest om de aangifte en een behandelingsovereenkomst van de psycholoog over te leggen, met welke keuze klager niets van doen heeft. Het is vervolgens aan de rechter om te beoordelen of deze stukken al dan niet inhoudelijk relevant zijn voor de civiele procedure. Van een valse aangifte door verweerster is de voorzitter niet gebleken. Het later door de rechter aan klager opgelegde contactverbod jegens verweerster ondersteunt juist eerder de stelling van verweerster dat klager zich jegens haar intimiderend heeft gedragen.

Ad klachtonderdeel e)

4.6    Dat verweerster betrokken is geweest bij het oprichten en liquideren van B.V.’s en/of onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van gelden, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen. Deze klacht is algemeen gesteld en niet met concrete feiten onderbouwd.

Ad klachtonderdeel f)

4.7    Dan het verwijt dat verweerster tuchtrechtelijk onbehoorlijk heeft gehandeld met het oog op de (aanvraag van) toevoeging(en) voor haar cliënt. Voor zover het verwijt van klager al juist zou zijn, waarvan de voorzitters overigens niets is gebleken, is het niet aan klager om zich hierover te beklagen. Immers, niet valt in te zien welk belang klager bij dit klachtonderdeel heeft. Bovendien staat het een advocaat vrij om een toevoeging voor zijn cliënt aan te vragen. Het is vervolgens aan de Raad voor Rechtsbijstand om deze aanvraag inhoudelijk te beoordelen.  

Ad klachtonderdeel g)

4.8    Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat en waarom zij niet op de berichten van klager heeft gereageerd. Nog los van de omstandigheid dat klager door een advocaat werd bijgestaan en de communicatie van verweerster met klager via deze advocaat behoorde te verlopen (zoals kennelijk ook is geschied), is begrijpelijk dat verweerster niet richting klager heeft gereageerd gezien de toon en de inhoud van de vele berichten die klager heeft gestuurd en de aangifte door verweerster en het latere door de rechter opgelegde contactverbod jegens haar.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 13 juni 2018.

griffier    voorzitter

Verzonden d.d. 13 juni 2018.