ECLI:NL:TADRARL:2018:141 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-463

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:141
Datum uitspraak: 18-06-2018
Datum publicatie: 19-06-2018
Zaaknummer(s): 17-463
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

Van 18 juni 2018

in de zaak 17-463

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline van 23 augustus 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 3 januari 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 15 juni 2017 met kenmerk 17-0005/AS/sd, door de raad ontvangen op 16 juni 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 23 augustus 2017 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 augustus 2017 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 10 september 2017, door de raad ontvangen op 18 september 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is buiten aanwezigheid van partijen behandeld ter zitting van de raad van          5 maart 2018. Klager is zonder en verweerder is met kennisgeving vooraf niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 10 september 2017. De raad heeft tevens kennis genomen van de brief van verweerder van 27 september 2017, door de raad ontvangen op 2 oktober 2017.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen de weergave komt klager op bepaalde onderdelen in verzet op. Het verzet op die onderdelen komt hierna onder 3, bij de bespreking van het verzet, aan de orde.

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk en kort weergegeven, het volgende in:

Ten aanzien van de feiten

a)    klager zat niet in een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject zoals de voorzitter (in 1.1) heeft gesteld;

b)    het door verweerder te geven juridische advies ging verder dan alleen het verhalen van schade vanwege een (te) late beslissing door – kort gezegd – de gemeente (zie 1.2);

c)    de samenvatting door de voorzitter van het verslag van het gesprek van 11 februari 2016 (in 1.10) is beperkt en selectief;

d)    klager kan zich verder niet verenigen met hetgeen de voorzitter in 1.9, 1,11, 1,12, 1.13, 1.14, 1.15  heeft vastgesteld;

Ten aanzien van de klachtomschrijving

e)    de klachtonderdelen a en b kloppen niet. Klager heeft geen klacht ingediend over gewijzigde toevoegingsaanvragen of het stagneren van de zaak na oktober 2015. Klager begrijpt niet waar de voorzitter deze klachtonderdelen op baseert;

Ten aanzien van het verweer

f)    klager kan zich niet met het door de voorzitter beschreven verweer door verweerder verenigen;

Ten aanzien van de beoordeling

g)    volgens klager is de voorzitter tot een oordeel gekomen zonder deugdelijke onderbouwing.

3.2    Het gemotiveerde verweer van verweerder, zoals volgt uit de brief van 27 september 2017, komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad stelt vast dat de klachtonderdelen a en b bij de beoordeling van het verzet buiten beschouwing kunnen blijven nu klager daarover kennelijk niet heeft willen klagen. Enkel de klachtonderdelen c tot en met e maken derhalve nog onderdeel uit van de oorspronkelijke klacht van klager.

4.2    Aan een nieuwe, inhoudelijke beoordeling van de klacht(onderdelen) komt de raad echter niet toe. Volgens de raad heeft de voorzitter immers bij de beoordeling van de klacht van klager de juiste maatstaf toegepast en acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De door klager daartegen aangevoerde verzetgronden kunnen niet slagen.

4.3    Daarbij is van belang dat klager met name klaagt over het (door hem gestelde) ‘feit’ dat verweerder onvoldoende actie heeft ondernomen. Deze klacht is inhoudelijk beoordeeld en voldoende gemotiveerd door de voorzitter in zijn beslissing. Van nieuwe of andere feiten die tot een ander oordeel moeten leiden, is de raad niet gebleken. Datzelfde geldt voor de door klager gestelde ‘onjuiste’ weergave van de feiten en het verweer. Dat klager het met deze visie niet eens is, kan zo zijn, maar naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter op basis van het klachtdossier tot de bewuste vaststelling van de feiten en het verweer van verweerder kunnen komen.

4.4    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark, L.A.M.J. Pütz, H.H. Tan, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2018.

Griffier                                                                      Voorzitter

Verzonden d.d. 18 juni 2018.