ECLI:NL:TADRARL:2018:140 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-860

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:140
Datum uitspraak: 18-06-2018
Datum publicatie: 19-06-2018
Zaaknummer(s): 17-860
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat ongegrond. Niet gebleken dat verweerder niets heeft gedaan en niet heeft gereageerd op berichten en terugbelverzoeken van klaagster. Ook is niet komen vast te staan dat verweerder de zaak zonder overleg met klaagster aan een collega heeft overgedragen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 juni 2018

in de zaak 17-860

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 maart 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 oktober 2017 met kenmerk 17-0085/FH/sd, door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 maart 2018 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In februari 2016 heeft verweerder de echtscheidingszaak van klaagster in behandeling genomen.

2.3    Klaagster is in juli 2016 officieel gescheiden. Begin augustus 2016 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.4    Daarna heeft klaagster verweerder de opdracht gegeven een convenant op te stellen in het kader van de boedelverdeling.

2.5    In november 2016 heeft verweerder voor klaagster in de boedelverdelingskwestie een toevoeging aangevraagd en verkregen.

2.6    Eveneens in november 2016 heeft de kantoorgenote van verweerder, mr. H. (hierna: de kantoorgenote), de verdelingszaak van klaagster van verweerder overgenomen.

2.7    Eind december 2016 heeft klaagster verweerder gevraagd de zaak weer terug te nemen. Verweerder was op dat moment afwezig wegens vakantie.

2.8    Bij brief van 17 maart 2017 heeft verweerder klaagster de keuze gegeven om in te stemmen met het door verweerder aangepaste conceptconvenant of, als deze instemming ontbreekt, op zoek te gaan naar een andere advocaat.

2.9    Klaagster heeft nadien een andere advocaat ingeschakeld.

2.10    Bij brief van 19 maart 2017 heeft klaagster een klacht ingediend over verweerder bij de deken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    niet te reageren op e-mailberichten of terugbelverzoeken;

b)    zonder overleg de zaak over te dragen aan zijn werkneemster;

c)    niets te doen in de zaak van klaagster.

Toelichting

3.2    Ad a) Verweerder was tijdens de echtscheidingszaak slecht bereikbaar. Klaagster heeft verweerder aangesproken op zijn gedrag en gevraagd of zij in de vervolgzaak (verdelingskwestie) wel goed zou worden bijgestaan en tijdig antwoord zou ontvangen. Verweerder beloofde beterschap maar daar kwam weinig van terecht. Klaagster verwijst onder meer naar door haar in de procedure gebrachte WhatsAppberichten.

3.3    Ad b) Zonder overleg met klaagster heeft verweerder haar zaak uit handen gegeven aan zijn kantoorgenote. De kantoorgenote heeft klaagster telefonisch bericht dat zij de zaak ging overnemen. Klaagster heeft hiermee onder voorwaarden ingestemd. De kantoorgenote heeft er een puinhoop van gemaakt waarna klaagster verweerder heeft gevraagd de zaak weer terug te nemen.

3.4    Ad c) Klaagster heeft verweerder gevraagd een toevoeging voor de verdelingszaak aan te vragen maar hij deed niets. Klaagster heeft uiteindelijk zelf de toevoeging aangevraagd en drieënhalve maand later, in november 2016, was het eindelijk geregeld. Klaagster heeft verweerder sinds augustus 2016 herhaaldelijk aangespoord maar alles liep mis. Verweerder heeft beloftes gedaan die hij niet is nagekomen. Verweerder heeft klaagster steeds alles opnieuw laten uitzoeken en beargumenteren. Zolang het convenant niet rond is, loopt klaagster rentekorting mis bij de hypotheekverstrekker. Daarnaast heeft verweerder zich niet ingespannen om een door de ex-partner uit de boedel gestolen geldbedrag terug te vorderen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerder heeft vrijwel steeds op e-mailberichten en terugbelverzoeken van klaagster gereageerd. Verweerder beschikt over twee lijvige dossiers van klaagster met hoofdzakelijk correspondentie met klaagster die het tegendeel bewijzen. In verband met zijn vakantie tot en met de eerste week van januari 2017 en drukte wegens zittingen en processtukken had verweerder die maand geen tijd voor de zaak van klaagster, zoals verweerder ook aan klaagster heeft bericht. Daarna heeft verweerder de zaak voor klaagster opgepakt en in maart 2017 geprobeerd het eerdere conceptconvenant naar de wensen van klaagster aan te passen.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Verweerder betwist dat zijn kantoorgenote zonder overleg met klaagster de verdelingszaak heeft overgenomen. Op de vraag van klaagster of verweerder ook de verdelingszaak wilde doen, heeft verweerder laten weten dat hij daar de komende maanden geen tijd voor zou hebben wegens het waarnemen van de praktijk van zijn kantoorgenote (die door zwangerschapsverlof tot medio november 2016 afwezig zou zijn). Toen de toevoeging medio november 2016 werd afgegeven, was de kantoorgenote terug op kantoor. Verweerder heeft toen zijn kantoorgenote, die vrijwel uitsluitend personen- en familierechtzaken behandelt, gevraagd de zaak van klaagster over te nemen in verband  met de aanstaande vakantie van verweerder in december 2016 en januari 2017. Klaagster is met deze overname akkoord gegaan. Eind december 2016 heeft klaagster laten weten niet tevreden te zijn over het werk van de kantoorgenote en verweerder gevraagd om te zaak terug te nemen, zoals verweerder heeft gedaan.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Verweerder betwist niets te hebben gedaan in de zaak van klaagster. Verweerder heeft de echtscheidingszaak van klaagster begin februari 2016 in behandeling genomen. Volgens klaagster was haar ex-partner bereid een door verweerder op te stellen convenant volgens een verdeling die klaagster had opgegeven te ondertekenen. Het conceptconvenant onderging echter diverse wijzigingen en aanvullingen en werd gevolgd door meerdere concepten. Verweerder heeft zeer veel tijd besteed aan het opstellen van een op de wensen van klaagster afgestemd conceptconvenant. Uiteindelijk bleek de ex-echtgenoot niet bereid tot ondertekening over te gaan. In juni 2016 heeft de ex-echtgenoot laten weten zich niet te kunnen vinden in de door klaagster voorgestane wijze van verdeling waardoor een boedelverdelingsprocedure in de rede lag. Toen klaagster verweerder vroeg om ook deze kwestie voor haar op te pakken heeft verweerder in of rond juli 2016 al te kennen geen tot (te) weinig tijd te hebben vanwege het waarnemen van de praktijk van zijn kantoorgenote wegens zwangerschapsverlof tot medio november 2016. Omdat klaagster toch wilde dat verweerder de zaak zou behandelen heeft verweerder begin november 2016 een toevoeging voor klaagster aangevraagd en daarna heeft de kantoorgenote van verweerder (na akkoord van klaagster) de zaak overgenomen. Na terugkomst van zijn vakantie in januari 2017 heeft verweerder de zaak weer van zijn kantoorgenote teruggenomen maar is hij vanwege drukte door zittingen en termijnen niet aan de zaak van klaagster toegekomen. In maart 2017 heeft verweerder gepoogd het conceptconvenant aan te passen aan de wensen van klaagster. Zij was echter wederom niet tevreden. Verweerder heeft klaagster toen voor de keuze gesteld om het verdelingsvoorstel van verweerder te volgen of om een andere advocaat in te schakelen. Klaagster heeft voor dat laatste gekozen. Verweerder heeft klaagster wel degelijk terugkoppeling gegeven op de vraag van klaagster om een geldbedrag van de ex-partner terug te vorderen, maar deze terugkoppeling beviel klaagster niet.

5    BEOORDELING

5.1    De raad constateert dat het een klacht tegen de eigen advocaat betreft. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. De tuchtrechter houdt daarbij rekening met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan, zoals over procesrisico en kostenrisico. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat (als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht) mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk moet voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal het handelen van verweerder aan deze norm toetsen.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Dat verweerder niet heeft gereageerd op e-mailberichten en terugbelverzoeken van klaagster, heeft de raad niet kunnen vaststellen. Uit de stukken in het klachtdossier volgt weliswaar dat verweerder niet steeds direct op de e-mails en vele appberichten van klaagster heeft gereageerd maar vaststaat dat hij uiteindelijk wel gereageerd heeft. Dat niet alle reacties even tijdig zijn geweest is verklaarbaar door de afwezigheid van verweerder wegens vakantie en drukte wegens zittingen in januari 2017, zoals ook door verweerder aan klaagster is bericht. De door klaagster overgelegde berichten van derden over het vermeend nalatig handelen van verweerder laat de raad buiten beschouwing. Verweerder heeft de juistheid hiervan betwist en naar het oordeel van de raad hebben deze berichten – wat daar verder ook van zij – niets van doen met de onderhavige kwestie en de verhouding tussen klaagster en verweerder. De raad oordeelt klachtonderdeel a ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    De raad heeft niet kunnen vaststellen dat de kantoorgenote van verweerder de zaak van klaagster heeft overgenomen zonder overleg en/of akkoord van klaagster daartoe. Klaagster heeft onder meer ter zitting van de raad erkend te hebben ingestemd met de overname van haar zaak door de kantoorgenote.  Dat klaagster nadien kennelijk niet tevreden was over het werk van de kantoorgenote kan zo zijn, maar dat doet niet af aan haar eerder verleende toestemming. Klachtonderdeel b wordt ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel c)

5.4    Klaagster verwijt verweerder niets te hebben gedaan in haar zaak. Naar de raad begrijpt ziet het verwijt van klaagster enkel op de boedelverdelingskwestie nu klaagster zich niet heeft beklaagd over het door verweerder voor klaagster bereikte resultaat in de echtscheidingszaak. Dat verweerder niets heeft gedaan in de boedelverdelingskwestie is onvoldoende aannemelijk geworden. Het verwijt van klaagster is onvoldoende concreet onderbouwd. Daartoe acht de raad van belang dat verweerder gemotiveerd heeft gesteld diverse concepten van het convenant te hebben opgesteld maar dat klaagster zich met de inhoud daarvan – om haar moverende redenen – steeds niet heeft kunnen verenigen. Daarnaast heeft verweerder klaagster in of rond juli 2016 te kennen gegeven tot de terugkomst van zijn kantoorgenote wegens zwangerschapsverlof medio november 2016 (te) weinig tijd te hebben voor haar verdelingszaak, zoals ook volgt uit het e-mailbericht van verweerder aan klaagster van 29 maart 2017 (zoals dat door klaagster is overgelegd). Feitelijk heeft verweerder pas weer bemoeienis met de zaak gehad na terugkomst van zijn vakantie in januari 2017. Uit het klachtdossier volgt dat verweerder vanaf februari 2017 met klaagster inhoudelijk heeft gecorrespondeerd over het aan te passen conceptconvenant en de daarin te verwerken kosten. Vervolgens is verweerder medio maart 2017 met een aangepast conceptconvenant gekomen. Dit alles overziend kan niet worden geconcludeerd dat verweerder de zaak van klaagster onredelijk lang heeft laten liggen respectievelijk niets heeft gedaan. Van enig onbetamelijk handelen door verweerder is de raad dan ook niet gebleken. Datzelfde geldt voor het verwijt van klaagster dat verweerder bepaalde beloftes niet is nagekomen. Om welke beloftes het zou gaan, is de raad niet helder geworden. De raad oordeelt ook klachtonderdeel c ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark, L.A.M.J. Pütz, H.H. Tan, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2018.

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 18 juni 2018.