ECLI:NL:TADRARL:2018:122 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-335

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:122
Datum uitspraak: 30-05-2018
Datum publicatie: 04-06-2018
Zaaknummer(s): 18-335
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Niet is komen vast te staan dat verweerster ter zitting heeft gelogen door te zeggen dat partijen overeenstemming hadden bereikt over een gezamenlijk te benoemen deskundige in een echtscheidingsprocedure. Uit het bericht van de advocaat van klaagster mocht verweerster afleiden dat er overeenstemming was.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 30 mei 2018

in de zaak 18-335

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de griffier van het Hof van Discipline van 2 mei 2018 met daarbij de beslissing van het Hof van Discipline van 26 april 2018 (met zaaknummer 180096) waarin de behandeling van de klacht van klaagster is doorverwezen naar deze raad. De voorzitter heeft tevens kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 5 april 2018 met kenmerk 4017-144412, door de Raad van Discipline te Amsterdam ontvangen op 6 april 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klaagster en de heer F. zijn op 21 april 1998 onder huwelijkse voorwaarden getrouwd.

1.2    In de huwelijkse voorwaarden is onder meer een finaal verrekenbeding opgenomen met de bepaling dat de afrekening geschiedt naar de waarde van de privévermogens zoals door partijen in onderling overleg wordt overeengekomen. Als partijen niet tot overeenstemming komen, wordt de waarde van de privévermogens door een door partijen te benoemen deskundige vastgesteld.

1.3    Klaagster en de heer F. zijn in maart 2017 gescheiden. Nadien zijn verschillende procedures tussen partijen gevoerd waarbij verweerster voor de heer F. (hierna de ex-echtgenoot) is opgetreden. Klaagster heeft zich in de verdelingsprocedure laten bijstaan door mr. B. Klaagster heeft zich in de echtscheidingsprocedure laten bijstaan door een andere advocaat, mr. L.

1.4    Op enig moment heeft mr. B. namens klaagster met het oog op de verrekening een kort geding aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam waarin onder meer afgifte is gevorderd van jaarrekeningen van een aantal vennootschappen van de ex-echtgenoot.

1.5    Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding op 27 oktober 2017 heeft verweerster namens haar cliënt onder meer bepleit dat partijen al overeenstemming hadden over de deskundige die, als partijen het niet eens zouden worden over de waarde van hun privévermogens, de waarde van de privévermogens zou begroten.

1.6    De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van klaagster bij vonnis van 10 november 2017 afgewezen.

1.7    Bij brief van 30 november 2017 heeft klaagster een klacht over verweerster ingediend bij de deken in Amsterdam.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster tegen beter weten in tegen de voorzieningenrechter heeft gelogen en onwaarheden heeft verkondigd hetgeen tot afwijzing van de vorderingen van klaagster heeft geleid.

Toelichting

2.2    Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerster gezegd dat overeenstemming was bereikt over deskundige X. Verweerster heeft toen aangegeven dat zij dit in een e-mail van 12 mei 2017 schriftelijk heeft bevestigd aan mr. L. Verweerster heeft deze e-mail niet in de procedure gebracht. Mr. L. heeft later aan klaagster bevestigd dat er helemaal geen overeenstemming was bereikt en dat dit ook niet volgt uit de e-mail van 12 mei 2017. Tijdens een latere zitting bij het gerechtshof Amsterdam heeft verweerster gezegd dat in genoemde e-mail niet staat dat overeenstemming is bereikt over de benoeming van X en dat er ook geen overeenstemming is over de benoeming. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis (in rechtsoverweging 4.5) geoordeeld dat ter zitting is gebleken dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de in te schakelen deskundige, terwijl dit dus onjuist is.

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. Verweerster betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Verweerster erkent tijdens de mondelinge behandeling te hebben medegedeeld dat er overeenstemming was over de aan te wijzen deskundige. Verweerster verwijst naar de e-mailberichten vanaf 22 maart 2017 die zij en mr. L. hebben gewisseld. Verweerster heeft deze correspondentie niet in de kortgedingprocedure ingebracht vanwege het vertrouwelijke karakter hiervan. De e-mail van mr. L. aan verweerster van 10 mei 2017 kan niet anders dan worden gelezen dan dat klaagster het eens was met de benoeming van X als deskundige. De mededeling van verweerster aan de voorzieningenrechter was dan ook juist. Mr. L. is ook niet teruggekomen op zijn mail van 10 mei 2017 en het is verweerster ook niet bekend dat klaagster een andere deskundige dan X zou willen benoemen. Tot de benoeming van X als deskundige is het nog niet gekomen omdat partijen nog probeerden via mediation hun geschillen op te lossen zoals ook volgt uit de e-mail van verweerster aan mr. L. van 12 mei 2017. Zelfs als haar mededeling onjuist was, heeft dit geen invloed gehad op de uitkomst van de procedure.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2    Gelet op de e-mailwisseling tussen verweerster en mr. L. in de periode van 22 maart 2017 tot medio mei 2017 is niet komen vast te staan verweerster heeft gelogen over het bestaan van overeenstemming over de eventueel te benoemen deskundige. Verweerster heeft op 19 april 2017 voorgesteld om X als deskundige te benoemen. Uit de e-mail van 10 mei 2017 van mr. L. volgt dat hij zich tot deskundige X zal wenden als niet uiterlijk op 17 mei 2017 een schikkingsvoorstel van de wederpartij wordt ontvangen. Uit dit bericht mocht verweerster afleiden dat met klaagster overeenstemming was bereikt over de benoeming van X als deskundige, mocht dit nodig zijn. Dat mr. L. het voorstel van verweerster niet namens klaagster heeft aanvaard, zoals klaagster heeft gesteld, regardeert verweerster niet en wordt gepasseerd. Indien dit al juist zou zijn dan is dit iets tussen klaagster en mr. L. Verweerster staat daar buiten.

4.3    Dat verweerster in haar latere e-mail aan mr. L. van 12 mei 2017 spreekt over X “of een andere deskundige” maakt het oordeel van de voorzitter niet anders. Uit die e-mail volgt immers dat partijen de dag daarvoor zijn gestart met mediation met het doel om de gehele echtscheiding (inclusief boedelscheiding) via mediation af te doen en dat het onder meer daarom niet de bedoeling is om op dat moment deskundige X of een andere deskundige in te schakelen (of een schikkingsvoorstel te doen). Voorop blijft staan dat uit niets volgt dat klaagster zich met de eventuele toekomstige benoeming van X als deskundige niet heeft kunnen verenigen. Nogmaals, gelet op de beschikbare correspondentie is de voorzitter niet gebleken van enig handelen in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

4.4    Zelfs als de overeenstemming over de benoeming van X als deskundige er (nog) niet zou zijn (geweest) dan geldt dat niet kan worden gezegd dat verweerster bewust onwaarheden heeft verkondigd en daardoor de voorzieningenrechter heeft misleid. Daarvoor is meer nodig dan hier aan de klacht ten grondslag wordt gelegd.

4.5    De voorzitter oordeelt de klacht kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 30 mei 2018.

griffier                                                                           voorzitter

Verzonden d.d. 30 mei 2018.