ECLI:NL:TADRARL:2018:120 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-788

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:120
Datum uitspraak: 04-06-2018
Datum publicatie: 04-06-2018
Zaaknummer(s): 17-788
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet: ongegrond. Van valsheid in geschrifte is niet gebleken.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 4 juni 2018

in de zaak 17-788

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 december 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 juli 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 28 september 2017 met kenmerk 17-0260/MV/sd, door de raad ontvangen op 29 september 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 18 december 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) bepaald dat de klacht niet-ontvankelijk is ingevolge artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, welke beslissing op 18 december 2017 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 4 januari 2018, door de raad ontvangen op 5 januari 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 maart 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 4 januari 2018.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    klager is het niet eens met het beslissing van de voorzitter in verband met valsheid in geschrifte.

3.2    Klager heeft zijn verzet als volgt toegelicht. Er is sprake van onbekrachtigde en dus vervalste documenten van de rechtbank en het gerechtshof op basis waarvan de kinderen van klager uit huis zijn geplaatst. Op deze documenten staat niet dat zij ‘in naam der koningin’ zijn uitgesproken en ontbreekt de stempel ‘voor grosse griffier’. Nu het om ongeldige documenten gaat is onbegrijpelijk dat verweerster de onwettige uithuisplaatsing van de kinderen van klager heeft laten doorgaan.

3.3    Het gemotiveerde verweer van verweerster ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht. Dat klager pas in 2017 via internet heeft ontdekt dat de beschikkingen van de rechtbank en het gerechtshof uit 2008 ‘vervalst’ of ‘onbekrachtigd’ zijn, zoals klager onder meer ter zitting van de raad heeft toegelicht, maakt de beslissing van de voorzitter ten aanzien van de verjaring van de klacht niet anders. Voorop blijft staan dat de bewuste beschikkingen dateren uit 2008 en dat die niet aangepast of gewijzigd zijn, zodat klager deze klacht al eerder had kunnen en moeten indienen. Overigens is de raad niet gebleken dat sprake is (geweest) van ongeldige en/of vervalste beschikkingen. Een grosse van een uitspraak wordt immers enkel gegeven als de uitspraak geëxecuteerd moet worden en daarvan is in dit geval geen sprake.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark, L.A.M.J. Pütz, H.H. Tan, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2018.

griffier                                                                           voorzitter

Verzonden d.d. 4 juni 2018.