ECLI:NL:TADRAMS:2018:97 Raad van Discipline Amsterdam 17-1030/A/A/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2018:97 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-04-2018 |
Datum publicatie: | 14-05-2018 |
Zaaknummer(s): | 17-1030/A/A/D |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken |
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar. Verweerder heeft zich, zonder de cursus te hebben bijgewoond, na afloop van de cursus toch tot de tafel waarop de presentielijst lag gewend teneinde deze te ondertekenen. Vervolgens heeft verweerder hierover tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Hiermee heeft verweerder gehandeld in strijd met de kernwaarde integriteit. Dat verweerder tegen de stafmedewerkster van de deken in strijd met de waarheid heeft verklaard is niet komen vast te staan. Dekenbezwaar deels gegrond en deels ongegrond. Berisping. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 april 2018
in de zaak 17-1030/A/A/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
de heer mr. P.N. van Regteren Altena
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 14 december 2017 met kenmerk 4017-119952, door de raad ontvangen op 15 december 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 13 maart 2018 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van zijn stafmedewerkster mevrouw mr. Y. Heslinga, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de onder 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van stuk 1 van de bij die brief gevoegde inventarislijst;
- de brief met bijlagen van de deken aan de raad van 9 maart 2017.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Op 16 november 2017 vond in het Apollohotel de cursus “Vergoeding personenschade in het strafproces” plaats. Verweerder heeft zich voor deze cursus ingeschreven en voor aanvang van de cursus om 12:45 uur heeft verweerder zijn handtekening op de presentielijst gezet. Kort daarna is verweerder weggegaan.
2.2 Omstreeks 15:50 uur heeft verweerder zich bij de tafel met daarop de presentielijst gemeld. Mevrouw P, stafmedewerkster bij het Amsterdamse bureau van de Orde van Advocaten, heeft toen aangegeven dat verweerder de gehele cursus afwezig was geweest. Verweerder deelde mevrouw P daarop mee dat hij wegens gezondheidsredenen de cursus niet had kunnen volgen.
2.3 Bij brief van 23 november 2017 heeft de deken zijn voornemen om een dekenbezwaar in te dienen kenbaar gemaakt en verweerder in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Bij brief van 7 maart 2018 heeft verweerder gereageerd.
3 BEZWAAR
3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat hij aan het einde van de cursus een handtekening heeft willen plaatsen met als doel studiepunten te verkrijgen voor de gehele cursus, en ook tegen mevrouw P, stafmedewerkster van de deken, in strijd met de waarheid heeft verklaard.
3.2 Ter toelichting op het dekenbezwaar voert de deken aan dat zowel mevrouw P als mevrouw H, beiden stafmedewerkster bij het Amsterdamse bureau van de Orde van Advocaten, hebben geconstateerd dat verweerder direct na het plaatsen van zijn handtekening (voor aanvang van de cursus) is weggegaan, waarna verweerder niet eerder is teruggekeerd dan na afloop van de cursus om 15:45 uur maar desondanks de presentielijst wilde tekenen. Daarbij heeft verweerder tegenover mevrouw P verklaard dat hij in het begin aanwezig was geweest, terwijl dat niet zo was. Er is aldus sprake van een ernstige overtreding van de normen ter zake de beroepsbeoefening, in het bijzonder die ter zake de verplichte Permanente Opleiding. De overtredingen raken voorts de kernwaarden van de advocatuur, in het bijzonder de kernwaarden deskundigheid en integriteit, aldus de deken.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert naar aanleiding van het dekenbezwaar aan dat hij diabetespatiënt is en de dag van de cursus nog niets had gegeten. Nadat hij zich aan het begin van de cursus naar de tafel van de cursusleider ter ondertekening van de presentielijst had begeven, voelde hij zich niet goed wegens een verlaging van zijn bloedsuikerspiegel. Vervolgens is verweerder naar beneden gegaan voor het nuttigen van een ontbijt. Zitten was voor verweerder haast onmogelijk vanwege pijnklachten, waardoor hij zich genoodzaakt zag om beneden in de lobby van het Apollohotel te verblijven. Hierdoor lukte het verweerder niet de cursus bij te wonen. Verweerder betwist voorts dat hij tegen mevrouw P zou hebben gezegd dat hij het begin van de cursus had bijgewoond.
4.2 Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat hij kort na het tekenen van de presentielijst (voor aanvang van de cursus) naar zijn kantoor in Diemen is gegaan en pas na afloop van de cursus naar het Apollohotel is teruggekeerd. Daarbij stelt verweerder dat hij voldoende gestraft is, omdat hij niet meer werd toegelaten bij de cursussen georganiseerd door de Amsterdamse Orde van Advocaten en daardoor duurdere cursussen heeft moeten volgen.
5 BEOORDELING
5.1 De raad overweegt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 4.3 en artikel 4.4 van de Verordening op de Advocatuur dient de advocaat jaarlijks aantoonbaar zijn professionele kennis en kunde op voor zijn praktijk relevante rechtsgebieden te onderhouden en ontwikkelen en in dat kader elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten te behalen. Het bewijs van de gevolgde cursussen pleegt te worden geleverd door overlegging van cursuscertificaten, die worden verkregen nadat de presentielijst bij aanvang en na afloop van de betreffende cursus is getekend. Daarbij is evident dat de presentielijst alleen mag worden getekend als de cursus daadwerkelijk is bijgewoond, en dus niet als dat – om wat voor reden dan ook – niet is gebeurd. Dat verweerder, ondanks dat hij erkent de cursus niet te hebben bijgewoond, zich na afloop van de cursus toch tot de tafel waarop de presentielijst lag heeft gewend teneinde deze te ondertekenen acht de raad een ernstige schending van de kernwaarde integriteit. In zoverre is het dekenbezwaar aldus gegrond. De raad acht het voorts opmerkelijk dat verweerder in zijn brief van 7 maart 2018 aan de deken heeft aangegeven dat hij tijdens de cursus beneden in de lobby van het Apollohotel zou hebben verbleven, terwijl verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij tijdens de cursus op zijn kantoor in Diemen is geweest. Aldus heeft verweerder tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de locatie waar hij zich tijdens de cursus bevond. Dat verweerder tegen mevrouw P in strijd met de waarheid heeft verklaard is evenwel, gelet op het verweer van verweerder, niet komen vast te staan. In zoverre is het dekenbezwaar aldus ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op het voorgaande is het bezwaar deels gegrond. Verweerder heeft zich, zonder de cursus te hebben bijgewoond, na afloop van de cursus toch tot de tafel waarop de presentielijst lag gewend teneinde deze te ondertekenen. Vervolgens heeft verweerder hierover tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Hiermee heeft verweerder gehandeld in strijd met de kernwaarde integriteit. Daarbij heeft verweerder geen begin van inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen. In het licht van het voorgaande acht de raad het opleggen van de maatregel van berisping passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 De raad ziet aanleiding om verweerder, gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.1 bepaald.
Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. K. Straathof en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2018.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2018 verzonden.