ECLI:NL:TADRAMS:2018:60 Raad van Discipline Amsterdam 17-556/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:60
Datum uitspraak: 13-03-2018
Datum publicatie: 06-04-2018
Zaaknummer(s): 17-556/A/A
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 13 maart 2018

in de zaak 17-556/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 september 2017 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 11 januari 2017 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 25 juli 2017 met kenmerk 4017-0025, door de raad ontvangen op 27 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 8 september 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 september 2017 is verzonden aan klaagster.

1.4 Bij brief van 6 oktober 2017, door de raad ontvangen op 9 oktober 2017, heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2018 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klaagster van 6 oktober 2017.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 De voorzitter heeft ten aanzien van klachtonderdeel a) ten onrechte geoordeeld dat onduidelijk is gebleven welke irrelevante vragen verweerder aan klaagster heeft gesteld; de irrelevante vragen waren persoonlijke vragen die niks met de klacht van klaagster over mr. S van doen hadden, zoals de vraag naar het bestaan van een familieverband tussen klaagster en haar gemachtigde. Overigens wisten zowel verweerder als mr. S al vanaf het eerste gesprek met klaagster dat klaagster een familieband had met haar gemachtigde.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt dat verweerder klaagster onjuist heeft geïnformeerd over de door mr. S ontvangen toevoegingsgelden. Mr. S heeft niet € 800,-, maar € 1.400,- van de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen.

3.3 De voorzitter heeft bij de beoordeling van klachtonderdeel c) niet gemotiveerd waarom het bestaan van een familieband tussen klaagster en haar gemachtigde relevant was.

3.4 Wat de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdeel d) betreft betreurt klaagster het dat de voorzitter het overbrengen van het dreigement van mr. S door verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar acht. Mr. S heeft uiteindelijk geen aangifte gedaan en het was dus puur een dreigement om klaagster af te laten zien van het indienen van een klacht over mr. S.

3.5 Voor het overige komen de gronden van het verzet neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar, leden, bijgestaan door mr. C. Wiggers als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2018.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 maart 2018 verzonden.