ECLI:NL:TADRAMS:2018:59 Raad van Discipline Amsterdam 17-555/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:59
Datum uitspraak: 13-03-2018
Datum publicatie: 06-04-2018
Zaaknummer(s): 17-555/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 13 maart 2018

in de zaak 17-555/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 oktober 2017 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 11 januari 2017 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 25 juli 2017 met kenmerk 4017-0024, door de raad ontvangen op 27 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 9 oktober 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 9 oktober 2017 is verzonden aan klaagster.

1.4 Bij brief van 8 november 2017, door de raad ontvangen op 8 november 2017, heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2018 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klaagster van 8 november 2017.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 Onduidelijk is op basis waarvan de voorzitter bij de beoordeling van klachtonderdeel a) tot de conclusie is gekomen dat de vertrouwensbasis tussen klaagster en verweerder was komen te vervallen. Verweerder heeft immers zelf verklaard nooit (rechtstreeks) met klaagster te hebben gecommuniceerd.

3.2 Ten aanzien van de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdeel b) geldt dat verweerder dit klachtonderdeel zelf heeft geconcretiseerd, in een e-mail van 21 oktober 2013.

3.3 Klaagster is het niet eens met de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdeel c). Volgens de richtlijnen moet er voor het vertalen een tolk worden ingeschakeld.

3.4 Verweerder was wettelijk verplicht om te controleren of zijn cliënte wel wils- en handelingsbekwaam was. Volgens de voorzitter heeft verweerder klaagster gevraagd naar een verklaring van de huisarts, maar heeft hij deze verklaring niet gekregen. Desondanks heeft hij zijn werkzaamheden voortgezet. Kennelijk verstaat de voorzitter het controleren van “iets” als het vragen naar “iets”. Dat is onjuist.

3.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e) geldt dat een cliënt zich dient te identificeren aan de hand van zijn identiteitsbewijs/paspoort en niet aan de hand van een kopie van de voorkant van zijn identiteitsbewijs/paspoort. Klaagster is het dan ook niet eens met het oordeel van de voorzitter dat verweerder heeft voldaan aan zijn verplichting om de identiteit van zijn cliënte te controleren.

3.6 Ten aanzien van de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdeel f) geldt dat klaagster haar dochter nimmer heeft gemachtigd om voor haar op te treden.

3.7 Klaagster heeft wel een rechtens te respecteren belang bij klachtonderdeel g).

3.8 Klaagster heeft genoegzaam aangetoond dat verweerder onbekwaam is.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2018.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 maart 2018 verzonden.