ECLI:NL:TADRAMS:2018:53 Raad van Discipline Amsterdam 17-580/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:53
Datum uitspraak: 19-03-2018
Datum publicatie: 06-04-2018
Zaaknummer(s): 17-580/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat ongegrond. Dat verweerder zijn werk als strafrechtadvocaat niet naar behoren zou hebben gedaan is de raad niet gebleken. Ook overige klachtonderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 19 maart 2018

in de zaak 17-580/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 1 november 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 3 augustus 2017 met kenmerk 4016-0774, door de raad ontvangen op 4 augustus 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 februari 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.2 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 34, alsmede de door klager nagezonden brief met bijlagen van 20 januari 2018.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager vanaf begin maart 2016 bijgestaan bij de behandeling van een strafzaak. In september 2016 heeft verweerder op verzoek van klager de zaak overgedragen aan een andere advocaat. Enkele stukken die niet bij het overgedragen dossier zaten zijn later alsnog aan de nieuwe advocaat overhandigd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder zijn werk als strafrechtadvocaat niet naar behoren heeft gedaan;

b) verweerder zijn belofte om klager bij te staan bij het indienen van een tuchtklacht tegen zijn psychiater en bij het bewerkstelligen van een hereniging van klager en zijn dochter niet is nagekomen;

c) verweerder stukken voor verweerder heeft achtergehouden en deze niet heeft overgedragen aan de opvolgende advocaat;

d) verweerder geen schriftelijke opdrachtbevestiging heeft overhandigd noch de beëindiging van zijn werkzaamheden heeft bevestigd.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Klager stelt dat verweerder zijn werk als strafrechtadvocaat niet naar behoren heeft gedaan omdat hij i) geen tijd voor klager gemaakt heeft en een keer niet is komen opdagen in de p.i. terwijl verweerder dit wel had toegezegd, ii) hem onheus heeft bejegend, onder meer door te bellen tijdens een bezoek, iii) klager ten onrechte niet op de hoogte heeft gehouden van het oproepen van getuigen en iv) tijdens de zitting stellingen heeft geponeerd zonder deze te motiveren.

4.2 Ten aanzien van i) en ii) is komen vast te staan dat tussen partijen niet ter discussie staat dat verweerder klager in elk geval vijf keer in de p.i. heeft bezocht in de zes maanden dat verweerder klager heeft bijgestaan. Verweerder heeft over dit klachtonderdeel verklaard dat hij inderdaad twee keer op het laatste moment wegens andere werkverplichtingen niet in staat is geweest om klager te bezoeken, en dat hij een keer tijdens een bezoek een telefoongesprekje heeft moeten voeren. De raad is van oordeel dat het in een advocatenpraktijk kan voorkomen dat gemaakte afspraken soms (op het laatste moment) afgezegd moeten worden of dat er een keer een telefoongesprek niet kan wachten. Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, is niet de indruk ontstaan dat verweerder zijn cliënt verwaarloosd heeft dan wel op andere wijze onheus bejegend heeft. Het hiervoor beschreven handelen van verweerder jegens klager is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.3 Klachtonderdelen iii) en iv) zien op de kwaliteit van de juridische bijstand. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij in de strafzaak alles heeft gedaan wat hij kon om klager zo goed mogelijk te verdedigen, waarbij alle beschikbare informatie en relevante juridische bronnen zijn gebruikt. De raad merkt op dat het verweer van verweerder recht tegenover het standpunt van klager staat. Doordat onderhavige tuchtrechtelijke procedure niet bedoeld is en niet ingericht is om in zo’n geval vast te stellen welke partij het juiste standpunt heeft ingenomen, kan de raad slechts beoordelen of verweerder onder de maat en tegen de gerechtvaardigde belangen van klager in, heeft gehandeld. De raad heeft dat niet kunnen vaststellen.

4.4 Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.5 Verweerder heeft in de tuchtprocedure een opdrachtbevestiging van 4 maart 2016 overgelegd en gemotiveerd toegelicht dat hij deze brief persoonlijk aan klager heeft overhandigd bij het eerste bezoek in de p.i. Klager stelt echter dat hij deze opdrachtbevestiging nooit gekregen heeft. De raad heeft in het dossier geen aanwijzingen gevonden dat de opdrachtbevestiging niet zou zijn overhandigd dan wel dat deze zou zijn geantedateerd. De raad heeft dan ook geen reden om eraan te twijfelen dat deze opdrachtbevestiging aan klager is overhandigd.

4.6 Voor wat betreft de beëindiging van de samenwerking, geldt het volgende. Het dossier is overgedragen aan een andere advocaat. Klager verwijt verweerder dat hij de beëindiging van zijn werkzaamheden niet schriftelijk heeft bevestigd. De raad oordeelt hierover als volgt. Klager heeft niet ontkend dat er is gesproken over beëindiging van de dienstverlening. Er heeft hier dus ook geen onduidelijkheid over bestaan: het dossier is overgedragen aan de door klager aangewezen advocaat. In dit licht is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder deze gang van zaken niet ook nog schriftelijk aan klager heeft bevestigd.

4.7 De raad verklaart klachtonderdeel d) derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.8 Klager verwijt verweerder dat hij ondanks toezeggingen daartoe, geen omgangsregeling met zijn dochter heeft geregeld en geen tuchtklacht tegen zijn voormalig psychiater heeft ingediend. Voor zover klager in dit klachtonderdeel tevens bedoeld heeft te klagen over het feit dat verweerder geen melding heeft gemaakt van het door klager vermoede misbruik van de dochter van klager, zoals ter zitting naar voren is gebracht, valt die klacht ook onder dit klachtonderdeel.

4.9 Klager heeft de klacht niet onderbouwd met stukken. Verweerder stelt dat hij meteen aan klager duidelijk heeft gemaakt dat hij in niet-strafzaken niets voor hem kon betekenen. Hij verwijst in dit kader naar zijn opdrachtbevestiging van 3 maart 2016, waarin expliciet is opgenomen dat indien de cliënt juridische zaken heeft die niet onder het strafrecht vallen, verweerder de cliënt daarin niet zelf zal adviseren en bijstaan. In de brief wordt de cliënt in dat kader doorverwezen naar het juridisch loket.

4.10 De raad overweegt dat het aannemelijk is dat verweerder klager niet heeft toegezegd hem te zullen bijstaan in zaken die geen strafzaken betreffen. Het behoort immers niet tot de taken en de expertise van een strafrechtadvocaat om dergelijke (juridische) stappen te nemen.

4.11 Gezien het voorgaande verklaart de raad klachtonderdeel b) ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.12 Klachtonderdeel c) ziet onder meer op de klacht dat verweerder in de strafzaak stukken zou hebben achtergehouden die in het voordeel van klager hadden kunnen werken. Verweerder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Klager heeft niet toegelicht om welke stukken het zou gaan. De raad heeft evenmin uit het dossier kunnen vaststellen dat verweerder stukken zou hebben achtergehouden. Nu de verklaringen van klager en verweerder op dit punt tegenover elkaar staan kan de raad er geen oordeel over uitspreken. Dat betekent niet dat aan de verklaring van verweerder meer waarde wordt gehecht dan aan de verklaring van klager, het betekent alleen dat niet is komen vast te staan wat er precies is gebeurd.

4.13 Voor wat betreft het verwijt dat verweerder niet direct het hele dossier aan de opvolgende advocaat heeft overgedragen, heeft verweerder toegelicht dat hij het gehele schaduwdossier van de rechtbank direct aan de nieuwe advocaat van klager heeft overgedragen. De stukken met betrekking tot de toevoeging en enkele persoonlijke brieven van klager heeft verweerder aanvankelijk behouden. De toevoeging is niet direct overgedragen omdat verweerder nog op bericht van de Raad voor Rechtsbijstand wachtte. De persoonlijke brieven waren per ongeluk niet bijgevoegd omdat de secretaresse van verweerder dacht dat deze niet bij het dossier hoorden. Dit is later op eerste verzoek van klager alsnog hersteld. Met verweerder meent de raad dat het niet direct overdragen van deze brieven de zaak van klager op geen enkele wijze heeft kunnen schaden.

4.14 In het licht van het voorgaande is klachtonderdeel c) eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. G. Kaaij, A.S. Kamphuis, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2018.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 19 maart 2018 verzonden.