ECLI:NL:TADRAMS:2018:34 Raad van Discipline Amsterdam 17-627/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:34
Datum uitspraak: 30-01-2018
Datum publicatie: 16-02-2018
Zaaknummer(s): 17-627/A/NH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Deels gegrond verzet. Klachtonderdeel a) alsnog ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 30 januari 2018

in de zaak 17-627/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 oktober 2017 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 23 januari 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 17 augustus 2017 met kenmerk td/md/17-067, door de raad ontvangen op 18 augustus 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 13 oktober 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) klager deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht en de klacht voor het overige kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 oktober 2017 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 2 november 2017, door de raad ontvangen op 10 november 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 januari 2018 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klager van 2 november 2017. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van klager aan de raad van 14 december 2017, door de raad ontvangen op 21 december 2017, en van de brief van klager aan de raad van 2 januari 2018, door de raad ontvangen op 4 januari 2018.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 Er is sprake van bijzondere omstandigheden waardoor een (eventuele) termijnoverschrijding verschoonbaar is. De gevolgen van het handelen van verweerder zijn klager pas na zijn verzoek aan Genpact NL B.V. bekend geworden.

3.2 De beslissing van de voorzitter is in strijd met artikel 6 EVRM, nu klager desgevraagd niet in de gelegenheid is gesteld kennis te nemen van onder meer de machtiging van Genpact NL B.V. aan verweerder waaruit blijkt dat zij hem gemachtigd heeft om via de deurwaarder proceskosten en nakosten van klager te incasseren.

3.3 De beslissing van de voorzitter mist rechtskracht omdat deze niet in het openbaar is uitgesproken.

3.4 De beslissing van de voorzitter is tot stand gekomen in strijd met het motiveringsbeginsel doordat de voorzitter niet is ingegaan op alle door klager gemaakte verwijten en aangevoerde argumenten, feiten en omstandigheden.

3.5 De beslissing van de voorzitter is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

3.6 Voor het overige komen de gronden van het verzet neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

4 BEOORDELING

Openbaar uitspreken voorzittersbeslissing

4.1 Klager heeft als meest verstrekkende verzetgrond aangevoerd dat de beslissing van de voorzitter rechtskracht ontbeert nu deze niet in het openbaar is uitgesproken.

4.2 De raad overweegt als volgt. Onderaan de beslissing van de voorzitter staat vermeld dat deze in het openbaar is uitgesproken. Daarmee wordt de beslissing geacht in het openbaar te zijn uitgesproken. Voorlezing van de beslissing (geheel of gedeeltelijk) wordt in de huidige praktijk niet verlangd. Voor openbaarheid is, naast de vermelding in de beslissing, voldoende dat de beslissing openbaar was vanaf een bepaalde, aan partijen tevoren bekend gemaakte dag, aldus dat deze ter griffie in geschreven vorm aanwezig was en zowel partijen als elke andere belanghebbende inzage en afschrift ervan konden verkrijgen (HR 22 november 1996, NJ 1997/205). Aan deze maatstaf voldoet de beslissing van de voorzitter nu, zo blijkt uit het dossier, de datum van een eventuele voorzittersbeslissing vooraf aan klager bekend is gemaakt en de beslissing ook op die dag aan klager is toegezonden. De beslissing is aldus niet nietig.

Opvragen stukken

4.3 Klager heeft de raad bij brief van 14 december 2017 verzocht om een aantal nader in de brief genoemde stukken, waaronder een machtiging van Genpact NL B.V. aan verweerder waaruit blijkt dat Genpact NL B.V. verweerder opdracht heeft gegeven om de proceskosten en nakosten via de deurwaarder bij klager te incasseren, bij verweerder op te vragen en klager van deze stukken kennis te laten nemen. De raad ziet echter geen aanleiding voor het opvragen van de door klager genoemde stukken, nu deze stukken niet van belang zijn voor de beoordeling van het door klager ingestelde verzet. De raad overweegt hierbij nog dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat de opdracht tot incasso van de proceskosten besloten ligt in de opdracht om de zaak te behandelen. Van een aparte opdracht tot incasso van de proceskosten is dus kennelijk geen sprake. De raad heeft geen aanleiding aan de juistheid van de mededelingen van verweerder te twijfelen.

Inhoudelijk

4.4 Allereerst dient de raad te beoordelen of het verzet gegrond is.

4.5 Ten aanzien van de klachtomschrijving in de beslissing van de voorzitter heeft klager aangevoerd dat deze aanpassing behoeft, nu hij de deken ook heeft meegedeeld dat Genpact NL B.V. kenbaar heeft gemaakt dat zij nooit klagers werkgever is geweest, dat zij nooit enige arbeidsovereenkomst met klager heeft opgezegd en dat zij verweerder nooit gemachtigd heeft om de deurwaarder opdracht te geven ambtshandelingen namens haar te laten verrichten.

4.6 De raad overweegt als volgt. Bij de omschrijving van de klacht dient (de voorzitter van) de raad uit te gaan van de klachtbrief zoals door de klager bij de deken is ingediend. De voorzitter heeft dat in dit geval ook gedaan en heeft alle in de door klager bij de deken ingediende klachtbrief (zie hiervoor, 1.1) beschreven klachtonderdelen zakelijk weergegeven en bij zijn beoordeling betrokken.

4.7 Ten aanzien van de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdeel a) overweegt de raad dat uit het klachtdossier blijkt dat mr. W de zaak op 1 oktober 2015 aan verweerder heeft overgedragen en verweerder niet eerder inhoudelijk bij de zaak betrokken is geweest. Klachtonderdeel a) jegens verweerder heeft derhalve betrekking op de periode na 1 oktober 2015. Klager heeft de klacht over verweerder op 23 januari 2017 bij de deken ingediend, zodat, anders dan de voorzitter heeft overwogen, de in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet genoemde termijn ten tijde van het indienen van de klacht nog niet was verstreken. Klager is derhalve wel ontvankelijk in klachtonderdeel a). Het verzet is in zoverre dan ook gegrond. Dit betekent echter niet dat klachtonderdeel a) ook gegrond is. Klager heeft naar het oordeel van de raad namelijk onvoldoende onderbouwd dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of had kunnen weten dat deze onjuist waren. De raad overweegt hierbij dat ook het hof in het (inmiddels onherroepelijk geworden) arrest van 13 mei 2014 er vanuit is gegaan dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen klager en Genpact NL B.V. (voorheen genaamd Sixto B.V. en Accounting Plaza B.V.). Dat verweerder zich op datzelfde standpunt heeft gesteld is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

4.8 Wat de beoordeling door de voorzitter van de overige klachtonderdelen betreft is de raad van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klager terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht voor zover die is gericht tegen het kantoor van verweerder en de overige klachtonderdelen terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Anders dan klager heeft aangevoerd is de beslissing van de voorzitter naar behoren gemotiveerd, zodat geen sprake is van strijd met het motiveringsbeginsel. Dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden is niet gebleken.

4.9 Klager heeft ook nog aangevoerd dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat hij ongelijk wordt behandeld ten opzichte van de groep klagers wier klachten over advocaten gegrond worden verklaard. De raad is echter van oordeel dat er geen sprake is van gelijke gevallen, zodat er ook geen strijd kan zijn met het gelijkheidsbeginsel. Ook is er geen sprake van strijd met artikel 6 EVRM. De voorzitter en de raad hebben zich bij hun beslissing gebaseerd op de stukken die zich in het dossier bevinden en waarover partijen zich hebben kunnen uitlaten. Van schending van een fair trial (hoor en wederhoor) is geen sprake.

4.10 De conclusie is dat het verzet ten aanzien van de overige klachtonderdelen ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

 - verklaart het verzet, met uitzondering voor zover gericht tegen klachtonderdeel a), ongegrond;

 - verklaart het verzet tegen klachtonderdeel a) gegrond;

 - verklaart klachtonderdeel a) ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 januari 2018 verzonden.