ECLI:NL:TADRAMS:2018:33 Raad van Discipline Amsterdam 17-793/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:33
Datum uitspraak: 30-01-2018
Datum publicatie: 16-02-2018
Zaaknummer(s): 17-793/A/NH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 30 januari 2018

in de zaak 17-793/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 november 2017 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 20 oktober 2016, aangevuld bij brieven van 9 november 2016, 2 december 2016, 22 december 2016, 20 januari 2017, 9 maart 2017, 23 maart 2017 en 18 april 2017, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 21 september 2017 met kenmerk td/md/16-404, door de raad ontvangen op 22 september 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 3 november 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, welke beslissing op 3 november 2017 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 29 november 2017, door de raad per fax ontvangen op 29 november 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 januari 2018 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klager van 29 november 2017. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van klager aan de raad van 15 december 2017, door de raad ontvangen op 22 december 2017, de brief met bijlage van klager aan de raad van 18 december 2017, door de raad ontvangen op 21 december 2017, en van de brief van klager van 2 januari 2018, door de raad ontvangen op 4 januari 2018.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor zover klager daartegen in verzet opkomt wordt daarop hierna, in 4.2, ingegaan.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 De aan verweerder verweten gedragingen betreffen niet dezelfde verwijten als waarover in de voorzittersbeslissingen van 6 oktober 2014 en 4 september 2015 is geoordeeld, temeer nu de nieuwe tuchtrechtelijk relevante feiten en/of gedragingen klager pas na zijn verzoek aan Genpact NL B.V. van 16 september 2016 bekend zijn geworden, waardoor het voor klager onmogelijk was om deze verwijten in de eerdere tuchtprocedures mee te nemen.

3.2 De beslissing van de voorzitter is in strijd met artikel 6 EVRM, nu klager desgevraagd niet in de gelegenheid is gesteld kennis te nemen van onder meer de machtiging van Genpact NL B.V. aan verweerder waaruit blijkt dat zij hem gemachtigd heeft om via de deurwaarder proceskosten en nakosten van klager te incasseren.

3.3 De beslissing van de voorzitter ontbeert rechtskracht omdat deze niet in het openbaar is uitgesproken.

3.4 De beslissing van de voorzitter is tot stand gekomen in strijd met het motiveringsbeginsel doordat de voorzitter niet is ingegaan op de nieuwe tuchtrechtelijk relevante feiten en/of omstandigheden, waaronder met name de reactie van Genpact NL B.V. op het verzoek van klager van 16 september 2016.

3.5 De beslissing van de voorzitter is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

3.6 Voor het overige komen de gronden van het verzet neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

4 BEOORDELING

Openbaar uitspreken voorzittersbeslissing

4.1 Klager heeft als meest verstrekkende verzetgrond aangevoerd dat de beslissing van de voorzitter rechtskracht ontbeert nu deze niet in het openbaar is uitgesproken.

4.2 De raad overweegt als volgt. Onderaan de beslissing van de voorzitter staat vermeld dat deze in het openbaar is uitgesproken. Daarmee wordt de beslissing geacht in het openbaar te zijn uitgesproken. Voorlezing van de beslissing (geheel of gedeeltelijk) wordt in de huidige praktijk niet verlangd. Voor openbaarheid is, naast de vermelding in de beslissing, voldoende dat de beslissing openbaar was vanaf een bepaalde, aan partijen tevoren bekend gemaakte dag, aldus dat deze ter griffie in geschreven vorm aanwezig was en zowel partijen als elke andere belanghebbende inzage en afschrift ervan konden verkrijgen (HR 22 november 1996, NJ 1997/205). Aan deze maatstaf voldoet de beslissing van de voorzitter nu, zo blijkt uit het dossier, de datum van een eventuele voorzittersbeslissing vooraf aan klager bekend is gemaakt en de beslissing ook op die dag aan klager is toegezonden. De beslissing is aldus niet nietig.

Opvragen stukken

4.3 Klager heeft de raad bij brief van 15 december 2017 verzocht om een aantal nader in de brief genoemde stukken, waaronder een machtiging van Genpact NL B.V. aan verweerder waaruit blijkt dat Genpact NL B.V. verweerder opdracht heeft gegeven om de proceskosten en nakosten via de deurwaarder bij klager te incasseren, bij verweerder op te vragen en klager van deze stukken kennis te laten nemen. De raad ziet echter geen aanleiding voor het opvragen van de door klager genoemde stukken, nu deze stukken niet van belang zijn voor de beoordeling van het door klager ingestelde verzet. De raad overweegt hierbij nog dat een advocaat in beginsel op zijn woord wordt geloofd en dat er voor de raad geen aanleiding is om van dat uitgangspunt af te wijken. 

Inhoudelijk

4.4 Ten aanzien van de klachtomschrijving in de beslissing van de voorzitter heeft klager aangevoerd dat deze aanpassing behoeft, nu hij de deken ook heeft meegedeeld dat Genpact NL B.V. na zijn verzoek van 16 september 2016 kenbaar heeft gemaakt dat zij nooit klagers werkgever is geweest en dat Genpact NL B.V. verweerder nooit gemachtigd heeft om de deurwaarder opdracht te geven ambtshandelingen namens Genpact NL B.V. te laten verrichten.

4.5 De raad overweegt als volgt. Bij de omschrijving van de klacht dient (de voorzitter van) de raad uit te gaan van de klachtbrief zoals door de klager bij de deken is ingediend. De voorzitter heeft dat in dit geval ook gedaan en heeft alle in de door klager bij de deken ingediende klachtbrieven (zie hiervoor, 1.1) beschreven klachtonderdelen zakelijk weergegeven en bij zijn beoordeling betrokken.

4.6 De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klager terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. De raad overweegt hierbij dat klager weliswaar heeft gesteld dat er sprake is van een nieuw feit – namelijk de reactie van Genpact NL B.V. op een brief van klager van 16 september 2016 – maar klager heeft de reactie van Genpact NL B.V. niet aan de raad overgelegd, zodat de voorzitter hier terecht aan voorbij is gegaan. De beslissing van de voorzitter is voorts naar behoren gemotiveerd, zodat geen sprake is van strijd met het motiveringsbeginsel. Dat de voorzitter het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden is evenmin gebleken. Evenmin is gebleken dat hij zich op stukken heeft gebaseerd waar partijen zich niet over hebben kunnen uitlaten. Van schending van artikel 6 EVRM is dus geen sprake.

4.7 Klager heeft ook nog aangevoerd dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat hij ongelijk wordt behandeld ten opzichte van de groep klagers wier klachten over advocaten gegrond worden verklaard. De raad is echter van oordeel dat er geen sprake is van gelijke gevallen, zodat er ook geen strijd kan zijn met het gelijkheidsbeginsel.

4.8 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 januari 2018 verzonden.