ECLI:NL:TADRAMS:2018:192 Raad van Discipline Amsterdam 18-647/A/A/D

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:192
Datum uitspraak: 14-09-2018
Datum publicatie: 25-09-2018
Zaaknummer(s): 18-647/A/A/D
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verzoek ex artikel 60b Advocatenwet. Financiële situatie van kantoor van verweerder is uitermate zorgwekkend. Niet valt te verwachten dat verweerder op korte termijn in staat zal zijn om zijn liquiditeitspositie te verbeteren en schulden af te lossen. Dit staat aan een goede praktijkuitoefening in de weg. Verzoek om verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen toegewezen. Benoeming waarnemer bij wege van voorziening.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 14 september 2018

in de zaak 18-647/A/AD

naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

de heer mr. E.J. Henrichs

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 augustus 2018 met kenmerk 2018-687712, door de raad ontvangen op 16 augustus 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet ingediend tegen verweerder. 

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad van 31 augustus 2018 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van zijn stafmedewerkster, en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van het onder 1.1 bedoelde verzoek van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 15 van de bij dat verzoek gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennis genomen van de brief van de gemachtigde van verweerder aan de raad van 17 augustus 2018, de e-mails (met bijlagen) van de deken aan de raad van 27 en 29 augustus 2018, en de e-mails (met bijlagen) van de gemachtigde van verweerder aan de raad van 30 augustus 2018.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Naar aanleiding van een ontvangen signaal heeft de deken op 14 mei 2018 een kantoorbezoek gebracht aan het kantoor van verweerder. Hierbij waren namens de deken zijn stafmedewerkster en een medewerker van de Unit Financieel Toezicht Advocatuur, de heer B, aanwezig.

2.2 Op 15 mei 2018 heeft de heer B van de Unit Financieel Toezicht Advocatuur een brief gestuurd aan de deken, met onder meer de volgende inhoud:

“Tijdens het kantoorbezoek van [kantoor verweerder] dat op 14 mei jl. heeft plaatsgevonden heeft u mij verzocht de van [verweerder] tijdens dit kantoorbezoek ontvangen conceptjaarrekening van het jaar 2017 te analyseren.

(…)

Het verantwoorde eigen vermogen per 31 december 2017 bedraagt € 74.785 negatief. Ultimo 2016 bedroeg het verantwoorde eigen vermogen € 8.207 negatief.

De liquiditeitspositie is eveneens negatief. De liquide middelen plus vorderingen bedragen in totaal € 22.031. De kortlopende schulden bedragen € 82.905. De liquiditeitspositie bedraagt ultimo 2017 € 60.874 negatief (ultimo 2016 € 2.294 positief).

(…)

Conclusie:

De belangrijkste conclusie op basis van de ontvangen gegevens is dat de financiële positie van [kantoor verweerder] per 31 december 2017 risicovol is omdat:

• het eigen vermogen substantieel negatief is;

• de liquiditeitspositie substantieel negatief is.

Bovendien is het resultaat van de jaren 2017 en 2016 beperkt positief.

Het af te dragen belastingbedrag ultimo 2017 is hoog in relatie tot de omzet en de kosten. Dit geldt zowel voor de omzetbelasting als de loonheffing.

(…)

Aanbevelingen:

Uit de analyse zijn financiële risico’s naar voren gekomen. Ik geef u in overweging inzage te vragen in de volgende gegevens:

(…)

Deze aanbevelingen zijn tijdens het kantoorbezoek van 14 mei jl. al met [verweerder] besproken. Afgesproken is dat [verweerder] de vorengenoemde aanbevelingen zal opvolgen en dat [accountant verweerder] hierbij betrokken wordt.”

2.3 Op 22 mei 2018 heeft de deken een brief gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Zoals besproken tijdens het kantoorbezoek (…) treft u de analyse van de concept-jaarrekening 2017 en de aanbevelingen van [de heer B] aan.

Ik verzoek u dit bericht (van 15 mei 2018) aan [accountant verweerder] te overhandigen en hen met name te wijzen op de aanbevelingen.

Over die aanbevelingen spraken wij in ieder geval af dat de definitieve jaarrekening over het jaar 2017 uiterlijk 30 juni 2018 zal worden aangeleverd. Verder zal een tussentijdse balans (met toelichting) per 31 mei 2018 en een winst- en verliesrekening (met toelichting) over de eerste vijf maanden van 2018 uiterlijk 30 juni 2018 worden aangeleverd. Vervolgens zal, voor het eerst per 30 september 2018 op kwartaalbasis worden gerapporteerd (balans met toelichting en winst- en verliesrekening met toelichting) binnen één maand na afloop van het kalenderkwartaal.

Ik verzoek u mij uiterlijk vrijdag 25 mei a.s. met een enkel woord te bevestigen dat bovenstaande weergave van de gemaakte afspraken juist is.”

2.4 Op 29 mei 2018 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de deken, met onder meer de volgende inhoud:

“De gemaakte afspraken zijn juist weergegeven. Ik zal de verzochte stukken zo spoedig mogelijk aan u doen toekomen.”

2.5 Op 6 juli 2018 en 4 augustus 2018 heeft verweerder nadere financiële stukken aan de deken toegezonden.

2.6 Op 26 juli 2018 en 7 augustus 2018 hebben besprekingen plaatsgevonden tussen de deken en verweerder. Hierbij waren namens de deken zijn stafmedewerkster en de heer B aanwezig. Namens verweerder was hierbij zijn administrateur/accountant aanwezig.

2.7 Bij brief 15 augustus 2018 heeft de deken het onderhavige verzoek ingediend bij de raad. 

2.8 Op 29 augustus 2018 heeft de heer M van de Raad voor Rechtsbijstand een e-mail gestuurd aan de deken, met onder meer de volgende inhoud:

“Wij spraken elkaar naar aanleiding van het verzoek van [verweerder] om de declaraties van [kantoor verweerder] met voorrang te behandelen. Om een beeld te krijgen of dit mogelijk is, heeft de afdeling Kwaliteit van de Raad eind vorige week een quickscan gedaan van de openstaande declaraties.

(…)

Inmiddels heeft een beoordelaar van de Raad naar 19 van de genoemde declaraties gekeken. Zijn oordeel is dat in de helft van de beoordeelde dossiers geen beslissing over de betaling kan worden genomen, omdat onvoldoende gegevens aanwezig zijn.

Naast de quickscan van de afdeling Kwaliteit is door de sectie Vreemdelingenzaken van de Raad te Arnhem een tweede kleine steekproef genomen over een aantal zaken. Hieruit volgt ook dat veel zaken als adviezen van 6 uur of meer worden gedeclareerd. De vraag is of dit terecht is, omdat diverse zaken kennelijk ongegrond zijn verklaard omdat de advocaat te gevraagde informatie niet (tijdig) heeft overgelegd. De voorzichtige indruk van deze willekeurige steekproef is dat het erop lijkt dat de zaken niet helemaal op orde zijn. Slordigheden in de administratie en vage zaken waarmee snel inkomen gegenereerd kan worden.

Een en ander leidt ertoe dat ons inziens de declaraties van [verweerder] niet snel en met voorrang kunnen worden uitbetaald. Ze moeten zorgvuldig worden beoordeeld. In verband met de hoeveelheid advieszaken van 6 uur of meer en verstrekte toevoegingen aan mogelijke familieleden stelt de Raad voorst voor om een gecombineerd onderzoek van de Raad en de Orde te brengen aan het kantoor [verweerder], om deze zaken in te zien en een gezamenlijk oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de declaratie en de kwaliteit van de geleverde diensten.”

3 VERZOEK EX ARTIKEL 60B ADVOCATENWET

3.1 De deken verzoekt op grond van artikel 60b Advocatenwet verweerder voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk te schorsen, en bij wege van voorziening een waarnemer te benoemen, aangezien hij geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen.

3.2 De deken heeft zijn verzoek als volgt toegelicht:

Uit het kantoorbezoek van 14 mei 2018, de daarna door verweerder toegezonden financiële stukken en de besprekingen van 26 juli 2018 en 7 augustus 2018 is gebleken dat niet alleen sprake is van een nijpend liquiditeitsprobleem, maar ook dat verweerder materieel in staat van faillissement verkeert. Zo was naar de vier advocaten in loondienst op 7 augustus 2018 een betalingsachterstand ontstaan van ruim € 20.000 ter zake van vakantiegeld en salaris. Daarnaast is sprake van een steeds verder oplopende schuld aan de belastingdienst ter zake van omzetbelasting, loonbelasting, sociale premies en inkomstenbelasting (op 7 augustus 2018 in totaal ca. € 180.000). Ook is er een achterstand in de betaling van andere zakelijke crediteuren van ca. € 17.000. Tot slot is er per 31 mei 2018 sprake van een negatief eigen vermogen van ruim € 97.000. Aangezien de te verwachten inkomsten, hoofdzakelijk bestaande uit uitbetaling van toevoegingsvergoedingen door de Raad voor Rechtsbijstand, de komende 4 tot 6 weken niet meer dan € 16.000 zullen bedragen is er onvoldoende liquiditeit om te schulden te voldoen. Op langere termijn bestaat geen of onvoldoende uitzicht op een winstgevende praktijkvoering, waardoor verwacht wordt dat  de schulden alleen maar verder zullen toenemen.

3.3 Bij e-mail van de deken aan de raad van 27 augustus 2018 heeft de deken mr. R.J. Portegies voorgedragen als te benoemen waarnemer. Ter zitting heeft de deken opgemerkt dat de orde de kosten van deze waarnemer zal dragen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat de belangen van cliënten niet in het geding zijn. Er zijn wel crediteuren die betaald moeten worden, maar het is niet zo dat er wordt gedreigd met een faillissementsrekest. Als de spoedschorsing wordt toegewezen zal dat het faillissement van verweerder inluiden. De raad is niet het forum dat kan beoordelen of het faillissement van verweerder moet worden uitgesproken. De gestelde slechte financiële situatie zonder dat er daarnaast of als gevolg daarvan sprake is van schending van de zorgplicht jegens cliënten, is onvoldoende aanleiding om verweerder nu met onmiddellijke ingang te schorsen. Er zijn financiële zorgen en de liquiditeit staat behoorlijk onder druk, maar de situatie is niet zo erg als door de deken geschetst. Ter onderbouwing van dit standpunt legt verweerder een rapport van de heer Bego van SolidFinanceGroup over. Hieruit volgt dat het eigen vermogen niet negatief is. Het probleem is de liquiditeit. De liquiditeitsproblemen zijn ontstaan door een dure verbouwing van een pand, tegenslag in het personeelsbestand door een langdurig zieke, het niet toevoegingswaardig meer achten van bepaalde vreemdelingenzaken (wat per 1 september 2018 weer is teruggedraaid), en achterstallig declareren. Deze risico’s zijn niet structureel en ook niet zichzelf herhalend. Er is wel een schuld aan de fiscus van circa € 160.000 tot € 170.000. Op basis van het rapport van de heer Bego van SolidFinanceGroup kan evenwel geconcludeerd worden dat er aflossingscapaciteit is en er dus sprake is van perspectief, aldus steeds verweerder.

4.2 Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek zou moeten worden afgewezen, en subsidiair dat er een tijdelijke voorziening zou moeten gelden zoals waarneming door kantoorgenoten. Meer subsidiair verzoekt verweerder de raad om hem nog wat tijd te gunnen voordat de schorsing ingaat. 

5 BEOORDELING

5.1 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat dat de financiële situatie van het kantoor van verweerder uitermate zorgwekkend is. De kritiek van de Deken op het rapport van de heer Bego van Solid Finance Group wordt door de raad onderschreven. De niet rooskleurige cijfers over de eerste vijf maanden van 2018 vormen geen enkele voedingsbodem voor de in het rapport uitgesproken verwachte omzetstijging en toenemende liquiditeit. Mede gelet op het e-mailbericht van de heer M van de Raad voor Rechtsbijstand aan de deken van 29 augustus 2018 (zie hiervoor onder punt 2.8) valt niet te verwachten dat verweerder op korte termijn in staat zal zijn om zijn liquiditeitspositie te verbeteren en schulden af te lossen. De door verweerder aangekondigde maatregelen ter verbetering van de liquiditeit (de verkoop van een auto, het innen van vorderingen) zijn niet zo reëel en niet zodanig van omvang, dat de raad verwacht dat met deze maatregelen de liquiditeitsproblemen van de onderneming volledig kunnen worden opgelost, laat staan dat de liquiditeit van de onderneming daarmee voor de lange termijn zal verbeteren. Naar het oordeel van de raad staat een en ander aan een goede praktijkoefening in de weg. Dat de inhoudelijke kwaliteiten van verweerder niet in het geding zijn en dat de schuldeisers van de onderneming op dit moment niet dreigen met een faillissementsrekest kan aan het voorgaande niet afdoen.

5.2 Gelet op het bovenstaande komt de raad tot het oordeel dat verweerder er geen blijk van geeft zijn praktijk thans behoorlijk te kunnen uitoefenen, en er ook geen aanleiding is te veronderstellen dat dat op korte termijn wel het geval zal zijn. Verweerder heeft de raad er niet van kunnen overtuigen dat een kort uitstel zoals verzocht enig soelaas kan bieden. De raad zal het verzoek van de deken op de voet van artikel 60b Advocatenwet om verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen dan ook toewijzen.

5.3 Het verzoek om mr. R.J. Portegies, advocaat te Amsterdam, als waarnemer te benoemen, is niet bestreden en zal ook worden toegewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder ex artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk;

- bepaalt bij wege van voorziening dat verweerder verplicht is mr. R.J. Portegies, advocaat te Amsterdam, toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd, teneinde in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen te nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, en waarbij de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder kunnen worden gebracht bij andere advocaten of rechtsbijstandsverleners en mr. R.J. Portegies gemachtigd is alle voorzieningen te treffen die hij nodig acht, zo nodig in overleg met de deken, met het oog op de behartiging van de belangen van de cliënten van verweerder, één en ander voor een periode van maximaal zes maanden na dagtekening van deze beslissing. Indien deze periode niet volstaat, kan mr. R.J. Portegies na overleg met de deken bij de raad een verlengingsverzoek van die termijn verzoeken.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. S. van Andel, G. Kaaij, L.H. Rammeloo en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 september 2018 verzonden.