ECLI:NL:TADRAMS:2018:164 Raad van Discipline Amsterdam 18-478/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:164
Datum uitspraak: 30-07-2018
Datum publicatie: 06-08-2018
Zaaknummer(s): 18-478/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat partner van klager kennelijk ongegrond. Er was geen sprake van een lening van klager aan verweerder, maar van een garantstelling.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  30 juli 2018

in de zaak 18-478/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 18 juni 2018 met kenmerk 4017-0099, door de raad ontvangen op 19 juni 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 De partner van klager staat onder curatele. Verweerder heeft de partner van klager in 2016 (op betalende basis) rechtsbijstand verleend in verband met de opzegging van de huurovereenkomst door de curator van de woning die zij huurde. De partner van klager wilde deze huuropzegging terugdraaien. Verweerder heeft de opdracht op 13 oktober 2016 aan de partner van klager bevestigd.

1.2 Bij e-mail 21 oktober 2016 heeft verweerder klager onder meer het volgende bericht:

“De curator zal mijn verzoek, om de kosten van het kort geding namens [de partner van klager] te betalen, zeer waarschijnlijk afwijzen (ik zal dat natuurlijk wel vragen).

(…)

Het risico dat (…) mijn uren niet worden vergoed is aanzienlijk. (…)

Om deze redenen zie ik mij hoe dan ook genoodzaakt van u te verlangen dat u zich garant stelt voor alle kosten van het kort geding, zowel mijn honorarium, het griffierecht als de eventuele proceskostenveroordeling.

(…)

U heeft mij vandaag bevestigd, dat u de kosten van de procedure (…) wilt betalen. Ik heb u de declaratie meegegeven voor de tot op heden aan de zaak bestede tijd, van € 3.047,46. U heeft mij toegezegd deze nog vandaag te zullen voldoen.

Dat is de enige wijze waarop ik het kortgeding (…) kan doorzetten. Mijn kantoor kan niet het risico lopen dat de kosten voor de verrichte werkzaamheden niet worden betaald.

Ik verwacht nog een aanvullend bedrag van ca € 2.000 in deze zaak te zullen declareren. U heeft toegezegd ook dat te zullen betalen.”

1.3 Op 21 oktober en 8 november 2016 heeft klager in totaal een bedrag van € 5.182,99 aan verweerder voldaan.

1.4 Bij brief van 27 oktober 2016 heeft verweerder de curator verzocht om toestemming om de kosten voor de aan de partner van klager verleende rechtsbijstand ten laste te laten komen van haar vermogen. De curator heeft dat geweigerd.

1.5 Nadat het kort geding had plaatsgevonden heeft klager verweerder meerdere keren verzocht het door klager aan verweerder betaalde bedrag terug te betalen. Verweerder heeft dat geweigerd.

1.6 Bij brief van 24 januari 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij ten onrechte een bedrag onder zich houdt dat klager aan hem heeft geleend en niet reageert op verzoeken van klager om het bedrag aan klager terug te betalen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft klager bij het eerste gesprek gewezen op de mogelijkheid dat de door verweerder voor de behandeling van de zaak te declareren uren en kosten niet door de curator uit het vermogen van de partner van klager worden betaald, en dat verweerder voor dat geval van klager verlangt dat hij zich voor de betaling van die kosten garant stelt. Op 21 oktober 2016 heeft verweerder dit nogmaals met klager besproken. Bij e-mail van dezelfde dag heeft verweerder een en ander aan klager uiteengezet en hem gevraagd dit aan hem te bevestigen, hetgeen klager heeft gedaan, waarbij de garantstelling door klager zelf is gemaximeerd tot een bedrag van € 5.000. Er is dus geen sprake van een lening, maar van een garantstelling. Verweerder heeft de curator verzocht om zijn declaraties uit het vermogen van de partner van klager te voldoen, maar de curator heeft hierop negatief gereageerd. De declaraties vallen derhalve onder de garantstelling van klager. Verweerder heeft de door klager betaalde bedragen daarom niet aan klager terugbetaald. Wel heeft verweerder klager toegezegd dat hij bereid is om een incassoprocedure tegen de curator te starten, teneinde zijn declaraties alsnog door haar betaald te krijgen, aldus nog steeds verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft klager bij e-mail van 21 oktober 2016 (zie 1.2) verzocht zich garant te stellen voor alle kosten van het kort geding dat hij voor de partner van klager aanhangig had gemaakt. Daarbij heeft verweerder tevens aan klager bevestigd dat deze (in het geval de curator betaling daarvan zou weigeren) bereid was om de kosten van de rechtsbijstand aan zijn partner te betalen. Verweerder heeft klager in dat kader een declaratie gestuurd voor de tot op dat moment in de zaak bestede tijd. In elk geval uit de betaling door klager van die declaratie (en van de tweede declaratie) mocht verweerder begrijpen dat klager hiermee akkoord was. Anders dan klager stelt is er dus geen sprake van een lening, maar van een garantstelling voor het geval de curator de kosten van verweerder niet uit het vermogen van de partner van klager wilde voldoen. Vast staat dat de curator heeft geweigerd de kosten van de door verweerder verleende rechtsbijstand uit het vermogen van de partner van klager te voldoen. In het licht hiervan valt het verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij de door klager aan hem betaalde bedragen (nog) niet heeft terugbetaald. De voorzitter overweegt hierbij ten overvloede dat de vraag of de kosten van rechtsbijstand door de curator moeten worden voldaan uit het vermogen van de partner van klager en of verweerder aan klager enig bedrag verschuldigd is, niet ter beoordeling is door de tuchtrechter.

4.2 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend  voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 30 juli 2018.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 juli 2018 verzonden.