ECLI:NL:TADRAMS:2018:124 Raad van Discipline Amsterdam 17-551/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:124
Datum uitspraak: 04-06-2018
Datum publicatie: 14-06-2018
Zaaknummer(s): 17-551/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 4 juni 2018

in de zaken 17-550/A/A en 17-551/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 augustus 2017 op de klacht van:

klager

over:

1.

2.

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven van 18 respectievelijk 24 april 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder 1 respectievelijk verweerder 2.

1.2 Bij brief aan de raad van 20 juli 2017 met kenmerk 4017-0262 en 4017-0275, door de raad ontvangen op 21 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 24 augustus 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, welke beslissing op 24 augustus 2017 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 6 september 2017, door de raad ontvangen op 8 september 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 april 2018 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 6 september 2017.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, kort en zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 De termijn voor het indienen van een klacht was, anders dan de voorzitter heeft overwogen, ten tijde van het indienen van de klacht nog niet verstreken en voor zover dat wel het geval was geldt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.

3.2 De door de voorzitter gebezigde term ‘bijzondere omstandigheden’ is nergens gedefinieerd, zodat ieder verzoek om toepassing van deze regel moet worden gehonoreerd.

3.3 Klager heeft, anders dan de voorzitter heeft overwogen, wel een rechtstreeks belang bij de klacht.

4 BEOORDELING

4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klager te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klager terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. De raad overweegt hierbij nog dat het op de weg van klager ligt om te onderbouwen dat er sprake is van (zeer) bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Hetgeen klager terzake heeft aangevoerd zijn geen bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld. De raad overweegt verder dat de termijn van drie jaar voor het indienen van een klacht in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet staat en derhalve (ook) voor klager kenbaar was.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. L.H. Rammeloo en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2018.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 juni 2018 verzonden.