ECLI:NL:TAHVD:2017:82 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160252

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:82
Datum uitspraak: 08-05-2017
Datum publicatie: 12-05-2017
Zaaknummer(s): 160252
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De raad heeft – kort samengevat – geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerder ten aanzien van de in hoger beroep aan de orde zijnde klachtonderdelen ten opzichte van klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De grieven die in het beroepschrift naar voren zijn gebracht en het onderzoek ter zitting, waarbij om een toelichting is gevraagd op de grieven ten aanzien van de afzonderlijke klachtonderdelen, hebben niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden dan ook verworpen en de beslissing van de raad wordt bekrachtigd.

Beslissing                                   

van 8 mei 2017

in de zaak 160252

    naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 30 augustus 2016, gewezen onder nummer 16-466, aan partijen toegezonden op 30 augustus 2016, waarbij van de klacht van klaagster tegen verweerder klachtonderdelen c) en g) gegrond zijn verklaard en klachtonderdelen a), b), d), e), f), h) en i) ongegrond zijn verklaard. Verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd, met de veroordeling van verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 en de proceskosten van € 25,00 aan klaagster en van de kosten van de behandeling van de zaak van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2016:192. 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 29 september 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 17 maart 2017, waar klaagster, vergezeld van de heer B en namens verweerder mr. W zijn verschenen. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) één van de drie zaken die hij heeft overgenomen van mr. D niet heeft behandeld;

b) zich tijdens de zitting bij de rechtbank Amsterdam heeft laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot zonder klaagster hiervan van tevoren op de hoogte te stellen;

c) (…)

d) geen enkele opdracht van klaagster heeft uitgevoerd;

e) het dossier van klaagster niet heeft bestudeerd en niet tot de kern van de zaak is doorgedrongen;

f) niet tijdig heeft gereageerd op terugbelverzoeken en e-mails van klaagster;

g) (…);

h) onvoldoende inspanningen heeft geleverd;

i) de zaken heeft gesaboteerd.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft – kort samengevat – geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerder ten aanzien van de in hoger beroep aan de orde zijnde klachtonderdelen ten opzichte van klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.2    De grieven die in het beroepschrift naar voren zijn gebracht en het onderzoek ter zitting, waarbij om een toelichting is gevraagd op de grieven ten aanzien van de afzonderlijke klachtonderdelen, hebben niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden dan ook verworpen en de beslissing van de raad wordt bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 30 augustus 2016, onder nummer 16-466.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J.C. van Oven, C.A.M.J. Raymakers, A.A.H. Zegers en M.L. Weerkamp, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei  2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 8 mei 2017.