ECLI:NL:TAHVD:2017:52 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160237

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:52
Datum uitspraak: 20-03-2017
Datum publicatie: 24-03-2017
Zaaknummer(s): 160237
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek aanwijzing advocaat ex artikel 13 Advocatenwet voor het instellen van cassatieberoep. Beklag is ongegrond wegens gebrek aan belang van klager nu de Hoge Raad hem niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn cassatieberoep. Het beroep het Unierecht en het EVRM wordt verworpen, nu de weigering van de cassatieadvocaat om cassatie aan te tekenen wegens een negatief advies niet een schending van enige gedragsbepaling oplevert.

Beslissing

van 20 maart 2017

in de zaak 160237

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 23 augustus 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 6 september 2016 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 9 september 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-     de brief van de deken van 19 oktober 2016;

-    de brief van klager van 26 oktober 2016;

-    de brief van klager van 24 november 2016;

-    de brief van klager van 9 december 2016;

-    de brief van klager van 17 januari 2017;

-    de brief van de deken van 19 januari 2017;

-    het e-mailbericht van klager van 29 januari 2017;

-    het e-mailbericht van de deken van 31 januari 2017;

-          de brief  van klager met bijlagen van 3 februari 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 februari 2017, waar klager en de deken zijn verschenen. Klager en de deken hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan:

3.2    Klager heeft bij brief van 3 juli 2015 de deken verzocht om toewijzing van een advocaat omdat hij cassatie wenste in te stellen tegen een arrest van het Gerechtshof van 14 april 2015.  De deken heeft dit verzoek bij brief van 6 juli 2015 afgewezen. Klager heeft in die afwijzing berust.

3.3    Bij brief van 20 augustus 2016 heeft klager de deken wederom verzocht om toewijzing van een advocaat  om cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof in te stellen nadat klager zelf een dagvaarding bij de Hoge Raad had aangebracht  en hem de gelegenheid was geboden tot een herstelexploot tot uiterlijk 26 augustus 2016.

3.4    De deken heeft bij beslissing van 23 augustus 2016 dit verzoek afgewezen. De deken heeft daartoe onder meer overwogen dat de cassatie advocaat mr. V aan klager op 2 juli 2015 een negatief cassatie advies heeft uitgebracht. Dit oordeel heeft mr. V gehandhaafd door klager op 16 augustus 2016 te kennen te geven dat hij (nog steeds) niet bereid was cassatie aan te tekenen. Van een advocaat die geen gronden aanwezig acht om met enige kans op succes cassatie aan te tekenen, mag niet worden verlangd cassatie in te stellen, zo stelde de deken.

3.5    Nu klager ruim een jaar heeft gewacht alvorens (opnieuw) een verzoek tot aanwijzing in te dienen heeft, was er naar het oordeel van de deken onvoldoende tijd voor second opinion,  hetgeen aan het eigen optreden van klager is te wijten.

3.6    In zijn klaagschrift beroept klager zich op het Unierecht en voorts is klager van oordeel dat sprake is van schending van de fundamentele rechten van het EVRM.

3.7    Klager  verzoekt het hof aan hem een redelijk bedrag aan schadevergoeding toe te kennen.

3.8    De Hoge Raad heeft klager in zijn arrest van 9 december 2016 niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep, nu klager niet tijdig een herstelexploot heeft uitgebracht en ingediend bij de Hoge Raad.

4    BEOORDELING

4.1    Nu niet gebleken is dat klager thans nog de mogelijkheid heeft tot het aantekenen van cassatie  is zijn beklag ongegrond wegens gebrek aan belang. Omdat klager ruim een jaar heeft gewacht met zijn verzoek aan de deken was er voor de deken geen mogelijkheid om binnen de paar dagen die nog beschikbaar waren een advocaat aan te wijzen voor een hernieuwd cassatie advies/ second opinion. Die vertraging blijft voor rekening van klager.

4.2    Het beroep op Unierecht en het EVRM treft evenmin doel. Klager heeft van een cassatie advocaat een negatief advies ontvangen. Dan kan van die advocaat niet gevraagd worden toch cassatie aan te tekenen. Een zodanig gemotiveerde weigering levert niet op schending van enige verdragsbepaling.

4.3    Het hof heeft in het kader van een procedure op grond van artikel 13 Advocatenwet niet de bevoegdheid tot toekenning van schadevergoeding.

4.4    Het hof merkt nog op dat de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam in zijn brief gedateerd 13 december 2011 – bedoeld is 2016 - op goede gronden klager voor zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft verwezen naar de deken. De zaak waarvoor klager bijstand van een advocaat wenst, dient immers in Den Haag (zie artikel 13 lid 1 Advocatenwet).

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 23 augustus 2016 ongegrond en wijst af het verzoek om schadevergoeding.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, J.S.W. Holtrop, J. Italianer en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 20 maart 2017.