ECLI:NL:TAHVD:2017:48 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160333W

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:48
Datum uitspraak: 20-03-2017
Datum publicatie: 23-03-2017
Zaaknummer(s): 160333W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verzoek tot wraking van het gehele hof door verzoeker acht het hof niet-ontvankelijk, omdat wraking van het gehele Hof van Discipline niet mogelijk is. Het hof verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1998 en de uitspraken van het hof van 7 maart 2016 (HvD, 150058 en 150061). Over het verzoek tot wraking van de kamer die op 6 maart 2017 zitting had, overweegt het hof dat van bezwaren tegen een of meerdere leden van de kamer die enige steun zou kunnen bieden voor een veronderstelde afwezigheid van onpartijdigheid niet is gebleken. Het hof is dan ook van oordeel dat de indiening van de beide wrakingsverzoeken geen ander doel dient dan verstoring van de procesgang en derhalve moet worden beschouwd als misbruik van het recht op wraking, zodat er ook geen grond is om een nieuwe wrakingskamer voor de beoordeling van zijn verzoek tot wraking van de kamer van 6 maart 2017 samen te stellen. Het hof acht verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de kamer die zitting had op 6 maart 2017 en bepaalt tevens dat een volgend verzoek tot wraking - op grond van art. 56 lid 6 Aw. juncto art. 515 lid 4 Sv. - niet in behandeling zal worden genomen.

Beslissing                                   

van 20 maart 2017

in de zaak 160333-W

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoeker

tegen:

het Hof van Discipline

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Verzoeker heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 13 december 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 27 december 2016 heeft verzoeker zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

1.2    Verzoeker heeft in zijn brief van 25 januari 2017 alle leden van het hof gewraakt, waaronder de behandelend kamer van de bodemzaak.

1.3    Het hof heeft het wrakingverzoek behandeld ter openbare zitting van 6 maart 2017, waar verzoeker is verschenen. Verzoeker heeft gepleit aan de hand van een (aanvullende) pleitnota. Verzoeker heeft ter zitting de  voltallige kamer  nogmaals gewraakt.

1.4    Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben en op het verhandelde ter zitting.

2    BEOORDELING

2.1    Het verzoek tot wraking van het gehele hof door verzoeker gedaan bij brief van 25 januari 2017 acht het hof niet-ontvankelijk, omdat wraking van het gehele Hof van Discipline niet mogelijk is. Het hof verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1998 en de uitspraken van het hof van 7 maart 2016 (HvD, 150058 en 150061).

2.2    Over het verzoek tot wraking van de kamer die op 6 maart 2017 zitting had, overweegt het hof als volgt.

2.3    In zijn aanvullende pleitnota verwijst verzoeker voor de gronden van zijn verzoek tot wraking van de leden van de behandelende kamer in algemene bewoordingen naar “eerder ingebrachte documenten en publicaties op zijn website […]”.

2.4    Het hof leest in het grote aantal overgelegde stukken dat verzoeker, naar zijn oordeel, veel onrecht is aangedaan en dat hij geen vertrouwen heeft in het justitieel apparaat in Nederland. Bezwaren tegen een of meerdere leden van de kamer die enige steun zou kunnen bieden voor een veronderstelde afwezigheid van onpartijdigheid zijn daar echter niet in te lezen.

2.5    Het hof is dan ook van oordeel dat de indiening van de beide wrakingsverzoeken  geen ander doel dient dan verstoring van de procesgang en derhalve moet worden beschouwd als misbruik van het recht op wraking, zodat er ook geen grond is om een nieuwe wrakingskamer voor de beoordeling van zijn verzoek tot wraking van de kamer van 6 maart 2017 samen te stellen.

2.6    Het hof acht verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de kamer die zitting had op 6 maart 2017 en bepaalt tevens dat een volgend verzoek tot wraking - op grond van art. 56 lid 6 Aw. juncto art. 515 lid 4 Sv. - niet in behandeling zal worden genomen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van 25 januari 2017, gericht tegen alle leden van het Hof van Discipline en in zijn verzoek tot wraking van 6 maart 2017 van mrs. J.C. van Dijk, A.D. Kiers-Becking, G.J. Visser, H.J. de Groot en N.H. van Everdingen;

bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.D. Kiers-Becking, G.J. Visser, H.J. de Groot, N.H. van Everdingen, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 20 maart 2017.