ECLI:NL:TAHVD:2017:45 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160285

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:45
Datum uitspraak: 10-03-2017
Datum publicatie: 23-03-2017
Zaaknummer(s): 160285
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft allereerst aangevoerd dat de raad niet heeft geoordeeld ten aanzien van de klacht dat verweerster het vonnis d.d. 3 december 2015 zonder voorafgaande aankondiging heeft laten betekenen. Deze grief slaagt, maar kan niet leiden tot een ander oordeel. Verweerster heeft ter zitting namelijk nader gemotiveerd waarom zij, gezien de specifieke omstandigheden van het geval, welbewust een betalingsverzoek achterwege heeft gelaten en zonder voorafgaande aankondiging is overgegaan tot betekening van het vonnis. Klager heeft deze omstandigheden vervolgens niet weersproken. Het hof is van oordeel dat te dien aanzien niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de zijde van verweerster. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond. Ten aanzien van de overige grieven heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad. Volgt bekrachtiging van de beslissing van de raad.

Beslissing                               

van 10 maart 2017

in de zaak 160285

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 7 november 2016, gewezen onder nummer 16-372 en aan partijen toegezonden op 7 november 2016, waarbij de klachtonderdelen a en b ongegrond zijn verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2016:281. 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 november 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 februari 2017, waar verweerster is verschenen. Klager is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij het vonnis zonder voorafgaande aankondiging heeft laten betekenen, waarbij gedreigd is met beslagmaatregelen en een betalingstermijn van twee dagen is genoemd, terwijl in het vonnis een termijn van 14 dagen is bepaald. (…);

b)    (…).

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING 

5.1    De raad heeft geoordeeld dat van een onjuiste instructie aan de deurwaarder niet is gebleken, waarbij de raad ten overvloede heeft opgemerkt dat verweerster de door de deurwaarder bij klager geïncasseerde exploitkosten aan klager heeft terugbetaald. De raad heeft zodoende de klacht ongegrond verklaard.

5.2    Klager heeft allereerst aangevoerd dat de raad niet heeft geoordeeld ten aanzien van de klacht dat verweerster het vonnis d.d. 3 december 2015 zonder voorafgaande aankondiging heeft laten betekenen.

    Deze grief slaagt, maar kan niet leiden tot een ander oordeel. Verweerster heeft ter zitting namelijk nader gemotiveerd waarom zij, gezien de specifieke omstandigheden van het geval, welbewust een betalingsverzoek achterwege heeft gelaten en zonder voorafgaande aankondiging is overgegaan tot betekening van het vonnis. Klager heeft deze omstandigheden vervolgens niet weersproken. Het hof is van oordeel dat te dien aanzien niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de zijde van verweerster. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

5.3    Ten aanzien van de overige grieven heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad. Het hof verenigt zich dan ook met de beslissing van de raad en de overige grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen.

5.4    Met inachtneming van het in r.o. 5.2 en 5.3 geoordeelde wordt de beslissing van de raad bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt - voor zover aan het hof voorgelegd - de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 november 2016, gewezen onder nummer 16-372.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, M.L.J.C. van Emden-Geenen, E.M. Soerjatin, D.J.B. de Wolff, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 10 maart 2017.