ECLI:NL:TAHVD:2017:31 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160286

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:31
Datum uitspraak: 13-01-2017
Datum publicatie: 21-02-2017
Zaaknummer(s): 160286
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoeker heeft onder meer alle leden van het hof gewraakt op de grond dat het hof artikel 17 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) naast zich neerlegt. Ten aanzien van een ander wrakingsverzoek van verzoeker heeft het hof bij beslissing van 7 maart 2016 geoordeeld dat wraking van een college in geheel niet mogelijk is, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 18 december 1998, NJ 1999, 271. Deze beslissing kan bij verzoeker bekend worden verondersteld. Het hof is van oordeel dat verzoeker, door niettemin in de onderhavige zaak wederom een verzoek tot wraking van het gehele hof zonder deugdelijke grondslag in te dienen, misbruik maakt van procesrecht. Volgt niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn wrakingsverzoek.

Beslissing

van 13 januari 2017

in de zaak 160286

    naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoeker

tegen:

het Hof van Discipline

1    DE PROCEDURE

1.1    Bij beslissing van 31 oktober 2016 heeft de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad), gewezen onder nummer 16-330, aan partijen toegezonden op 31 oktober 2016, verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking en het verzet van verzoeker tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van 1 mei 2016, waarbij de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht van verzoeker tegen mr. O kennelijk ongegrond heeft verklaard, ongegrond verklaard. De voorzittersbeslissing d.d. 1 mei 2016 is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2016:76 en de beslissing d.d. 31 oktober 2016 als ECLI:NL:TADRSHE:2016:167. 

1.2    Tegen deze beslissing van de raad is verzoeker op 23 november 2016 in hoger beroep gekomen bij het Hof van Discipline (verder: het hof). De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 13 januari 2017 door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, en mrs. L. Ritzema, G.W.S. de Groot, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, V. Wolting.

1.3    Verzoeker heeft in zijn appelmemorie tevens naast de rechtsstaat alle leden van het hof gewraakt, waaronder de behandelend kamer van de bodemzaak.

1.4    Het hof heeft dit wrakingsverzoek, voorafgaand aan de behandeling van de bodemzaak, behandeld op 13 januari 2017, waar verzoeker is verschenen. Verzoeker heeft gepleit aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Na afloop van het pleidooi heeft de voorzitter verzoeker meegedeeld dat het hof zich terugtrok in de raadkamer om te bezien of op het wrakingsverzoek onmiddellijk uitspraak kon worden gedaan. Verzoeker heeft het hof meegedeeld daarop niet te zullen wachten en heeft de zittingzaal verlaten en is daarin niet terug gekeerd.

1.5    Het hof heeft na beraad uitspraak gedaan en die uitspraak in het openbaar uitgesproken. Bij zijn beslissing heeft het hof acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben en op het verhandelde ter zitting.

2    BEOORDELING

2.1    Verzoeker heeft ten aanzien van het wrakingsverzoek - kort samengevat - gesteld het gehele hof te wraken op de grond dat het hof artikel 17 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) naast zich neerlegt.

2.2    Het hof acht verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. Het is niet de eerste keer dat verzoeker het hele hof wraakt. Eerder deed hij dat in de zaak met zaaknummers 150058 en 150061. In die zaak heeft het hof bij beslissing van 7 maart 2016 geoordeeld dat wraking van een college in geheel niet mogelijk is, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 18 december 1998, NJ 1999, 271. Deze beslissing kan bij verzoeker bekend worden verondersteld. Het hof is van oordeel dat verzoeker, door niettemin in de onderhavige zaak wederom een verzoek tot wraking van het gehele hof zonder deugdelijke grondslag in te dienen, misbruik maakt van procesrecht.

2.3    Het hof zal op grond van artikel 56 lid 6 Advocatenwet juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering om die reden bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;

-    bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. L. Ritzema, G.W.S. de Groot, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 17 februari 2017.