ECLI:NL:TAHVD:2017:29 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160246

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:29
Datum uitspraak: 13-02-2017
Datum publicatie: 14-02-2017
Zaaknummer(s): 160246
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft na het verstrijken van de beroepstermijn beroep ingesteld. Het beroep van klager op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding slaagt niet. De omstandigheid dat klager direct na het ontvangen van de uitspraak per gewone post – na het verstrijken van de beroepstermijn – beroep heeft ingesteld, maakt dit niet anders. Volgt niet-ontvankelijkverklaring.

Beslissing                                   

van 13 februari 2017

in de zaak 160246

    naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 4 juli 2016, gewezen onder nummer 16-251 aan partijen toegezonden op 4 juli 2016, waarbij van de klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel a niet-ontvankelijk is verklaard en de klachtonderdelen b, c, d en e niet-ontvankelijk zijn verklaard voor zover die betrekking hebben op de procedure bij de rechtbank en voor het overige ongegrond.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2016:144.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 25 augustus 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder van 10 oktober 2016.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 december 2016, waar klager, vergezeld van mr. Z, en verweerder zijn verschenen. Klager heeft voorafgaande aan de zitting pleitaantekeningen overgelegd.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) een onjuiste overeenkomst aan de rechtbank heeft overhandigd, althans de juiste overeenkomst (van 18 december 1991) en enkele foto’s heeft achtergehouden en niet aan de rechtbank heeft gezonden ondanks verzoeken daartoe van klager, alsmede een incompleet en chaotisch dossier aan de rechtbank heeft overhandigd, waardoor klager de zaak heeft verloren;

b) de rechter ter zitting verkeerde stukken heeft getoond, althans in eerste aanleg een niet ter zake doende en niet ondertekende in de Engelse taal gestelde overeenkomst en in appel een niet ter zake doende tentoonstellings-overeenkomst in het geding heeft gebracht en voorts ter zitting heeft verklaard dat die overeenkomsten de enige overeenkomsten waren waarop klager zijn vordering baseerde, waardoor klager de zaak heeft verloren;

c)   klager niet naar behoren heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak;

d) andere stukken aan klager heeft verzonden dan aan de rechtbank of het gerechtshof;

e) stukken slechts deels of helemaal niet heeft verzonden aan zijn beroeps-aansprakelijkheidsverzekeraar en de rechtbank.

4    BEOORDELING

4.1    De beslissing van de raad, gedateerd 4 juli 2016, is op 4 juli 2016 aangetekend aan partijen verzonden, hetgeen betekent dat klager op grond van artikel 56 lid 1 Advocatenwet gedurende 30 dagen na 4 juli 2016 hoger beroep kon instellen van de beslissing van de raad. De beroepstermijn eindigde zodoende op woensdag 3 augustus 2016. Het beroep van verweerder is evenwel op 25 augustus 2016 door de griffie van het hof ontvangen.

4.2    Dit brengt met zich dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beroep, tenzij het hof tot het oordeel komt dat het beroep van klager op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding gegrond is.

4.3    Klager heeft te dien aanzien het volgende aangevoerd.

Klager heeft het afhaalbericht van de per aangetekende post verzonden uitspraak niet ontvangen, waarbij hij opmerkt dat vaker poststukken uit zijn postbus verdwijnen. Eind augustus 2016 heeft klager de raad verzocht om toezending van de uitspraak, waarna de raad de uitspraak per gewone post aan hem heeft verstuurd. Hierop heeft klager vrijwel direct hoger beroep ingesteld. 

4.4    Deze omstandigheden doen de termijnoverschrijding van klager evenwel niet verschoonbaar zijn.

Door de voorzitter van de raad is ter zitting van 23 mei 2016 aan klager medegedeeld dat op 4 juli 2016 uitspraak zou worden gedaan. Klager heeft niet bestreden dat de uitspraak op 4 juli 2016 aangetekend aan hem is verzonden. Hij stelt dat het afhaalbericht in het ongerede is geraakt. Deze omstandigheid en de daaruit voortvloeiende consequentie dat hij de aangetekend verzonden uitspraak niet heeft ontvangen, ligt naar het oordeel van het hof evenwel binnen de invloedssfeer van klager, hierbij in aanmerking nemende dat klager ter zitting heeft erkend ermee bekend te zijn dat af en toe poststukken uit zijn postbus verdwijnen. Toen hij de uitspraak niet ontving, had het op zijn weg gelegen om bij de raad daarnaar te informeren, zeker in deze specifieke situatie waarbij hij op de hoogte was van de uitspraakdatum en het verdwijnen van poststukken uit zijn postbus. Dit informeren heeft hij uiteindelijk pas gedaan na het verstrijken van de beroepstermijn. Het feit dat het beroep te laat is ingesteld, dient derhalve voor rekening van klager te blijven. De omstandigheid dat klager direct na het ontvangen van de uitspraak per gewone post – na het verstrijken van de beroepstermijn – beroep heeft ingesteld, maakt dit niet anders.

4.5    Klager heeft zijn beroep dus te laat ingediend en wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 4 juli 2016 gewezen onder nummer 16-251.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. M.M.H.P. Houben, H.J. de Groot, M.L.J.C. van Emden-Geenen, R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 13 februari 2017.