ECLI:NL:TAHVD:2017:23 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160226

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:23
Datum uitspraak: 13-02-2017
Datum publicatie: 14-02-2017
Zaaknummer(s): 160226
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat in diverse straf- en civiele zaken. Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad dat de klacht deels ongegrond, deels niet-ontvankelijk (vanwege te late indiening daarvan) is.  

Beslissing

van 13 februari 2017

in de zaak 160226

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 juli 2016, gewezen onder nummer 16-297/A/A, aan partijen toegezonden op 18 juli 2016, waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard in de klachtonderdelen g), h) en i) en de klacht voor het overige ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2016:160.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 augustus 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 december 2016, waar klager vergezeld van mr. W en verweerster zijn verschenen. Klager heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van door hem overgelegde stukken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a)    geen verweer heeft willen schrijven tegen de ontruiming van klager;

b)    na de ontruiming geen aangifte namens klager heeft willen doen van ontvreemding van de telefoon van klager;

c)    de ontruimingszaak heeft aangenomen terwijl zij geen specialist is;

d)    een “klokkenluiderszaak” tegen de woningbouwvereniging over grootschalig achterstallig onderhoud niet heeft willen behandelen;

e)    heeft geweigerd om het TBS-dossier toe te sturen althans om het op te vragen bij justitie;

f)    heeft geweigerd een verzoek tot heropening van de TBS-zaak in te dienen.

g)    heeft geweigerd om een civiele procedure aan te spannen om het ertoe te leiden dat de wet zou worden aangepast in de zin dat ook vrijgesproken terbeschikkinggestelde verdachten onmiddellijk zouden kunnen terugkeren in de maatschappij;

h)    heeft geweigerd schadevergoeding te vorderen voor de periode waarin klager is teruggeplaatst geweest in de TBS-kliniek;

i)    in de strafzaak uit 2010 niet alle getuigen heeft gehoord die klager gehoord wilde hebben en de wel gehoorde getuigen niet heeft gehoord op de door klager gewenste wijze;

j)    onvoldoende heeft geprobeerd de voorlopige hechtenis te laten schorsen;

k)    de officier van justitie niet heeft verzocht om, ter voorkoming van weer een pro forma zitting, nieuwe rapportages van de psychiater en de psycholoog maar klager mails heeft laten opstellen die verweerster doorstuurde naar de officier;

l)    in de strafzaak uit 2015 niet alle getuigen heeft laten horen die klager gehoord wilde hebben en aan de wel gehoorde getuigen niet alle door klager vooraf opgegeven vragen heeft willen stellen;

m)    zich alleen heeft bekommerd om de opbrengsten uit de toevoegingen;

n)    collect-call gesprekken van klager niet heeft geaccepteerd en heeft gezegd dat hij maar geld aan zijn familie moest vragen;

o)    te weinig heeft gedaan om de onschuld van klager boven tafel te krijgen;

p)    zich manipulerend en intimiderend heeft gedragen;

q)    heeft geweigerd in te gaan op klagers verzoek om de media te benaderen.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.   

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 18 juli 2016, gewezen onder nummer 16-297/A/A.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.W.S. de Groot, A.B.A.P.M. Ficq en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 13 februari 2017.