ECLI:NL:TAHVD:2017:216 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170145

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:216
Datum uitspraak: 10-11-2017
Datum publicatie: 20-11-2017
Zaaknummer(s): 170145
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Hetgeen de raad heeft overwogen omtrent de proceskosten-vergoeding is niet (geheel) juist; de procesvergoeding komt niet zonder meer aan de cliënten toe, maar aan de Raad voor Rechtsbijstand en eventueel pro resto aan de advocaat. Dat brengt echter niet mee dat de beslissing van de raad niet in stand kan blijven. Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De overige grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. Volgt bekrachtiging van de uitspraak van de raad.

Beslissing                               

van 10 november 2017

in de zaak 170145

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 april 2017, onder nummer 16-1059/A/A, aan partijen toegezonden op 18 april 2017, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder in alle onderdelen ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:86.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 mei 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de brief van verweerder van 29 augustus 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 september 2017, waar klaagster en verweerder zijn verschenen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    een uitspraak van de rechtbank niet naar klaagster heeft doorgestuurd, waardoor zij haar cliënten niet tijdig heeft kunnen informeren over mogelijke rechtsmiddelen;

b)    zonder instemming van klaagster de wederpartij namens haar heeft verzocht de proceskostenveroordeling op de derdengeldenrekening van het kantoor over te maken en niet uit eigener beweging de proceskosten heeft doorgestort naar klaagster;

c)    hiermee artikel 13 Grondwet, artikel 325 Wetboek van Strafrecht en Gedragsregel 1 heeft geschonden;

d)    valse klachten tegen klaagster heeft ingediend.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.    

5    BEOORDELING  

5.1    Grief 4 slaagt. Hetgeen de raad heeft overwogen omtrent de proceskosten-vergoeding is niet (geheel) juist; de procesvergoeding komt niet zonder meer aan de cliënten toe, maar aan de Raad voor Rechtsbijstand en eventueel pro resto aan de advocaat. Dat brengt echter niet mee dat de beslissing van de raad niet in stand kan blijven. 

5.2    Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De overige grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad wordt derhalve bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 18 april 2017, onder nummer 16-1059/A/A.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, G..W.S. de Groot, G.J.L.F. Schakenraad en J.H.J.M. Mertens-Steeghs, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2017.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 10 november 2017.