ECLI:NL:TAHVD:2017:156 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170058

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:156
Datum uitspraak: 10-07-2017
Datum publicatie: 13-07-2017
Zaaknummer(s): 170058
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat, ondermeer dat hij de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd en klager onvoldoende heeft gewezen op de betekenis en strekking van het begrip 'finale kwijting', is ook in hoger beroep ongegrond. Bekrachtiging.

Beslissing

van 10 juli 2017

in de zaak 170058

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 30 januari 2017, onder nummer 16 738/DB/ZWB, aan partijen toegezonden op 30 januari 2017, waarbij de klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:21.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 februari 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    het schrijven van klager aan het hof van 23 maart 2017;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    het schrijven van klager aan het hof van 24 mei 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 juni 2017, waar klager vergezeld van zijn dochter en verweerster zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

1.    de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd;

2.    klager onvoldoende heeft gewezen op de betekenis en strekking van het begrip “finale kwijting”;

3.    geen loonvordering heeft ingesteld;

4.    ondanks haar toezegging daartoe, na de zitting geen gesprek meer met klager heeft gevoerd.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.   

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 30 januari 2017, onder nummer 16-738/DB/ZWB.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, H. van Loo, J.A. Schaap en E.M. Soerjatin, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2017.

griffier    voorzitter   

De beslissing is verzonden op 10 juli 2017.