ECLI:NL:TAHVD:2017:145 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170042

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:145
Datum uitspraak: 10-07-2017
Datum publicatie: 11-07-2017
Zaaknummer(s): 170042
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging van de uitspraak van de raad. Nu het door klaagster ingestelde hoger beroep geen doel heeft getroffen en zij, anders dan verweerder, niet op zitting is verschenen om een nadere toelichting te geven, ziet het hof in dit geval aanleiding in hoger beroep een proceskostenveroordeling achterwege te laten.

Beslissing                               

van 10 juli 2017

in de zaak 170042

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 16 januari 2017, gewezen onder nummer 16-823 aan partijen toegezonden op 16 januari 2017, waarbij ten aanzien van een klacht van klaagster tegen verweerder de klachtonderdelen a en b ongegrond zijn verklaard en klachtonderdeel c gegrond is verklaard en verweerder de maatregel van berisping is opgelegd. Verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,00 en de proceskosten van € 25,00 aan klaagster en van de kosten van de behandeling van de zaak van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2017:3.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 februari 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 juni 2017, waar alleen verweerder is verschenen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder een beroepsfout heeft gemaakt door cassatieberoep in te stellen terwijl hij niet als cassatieadvocaat staat ingeschreven. Klaagster noch haar gemachtigd waren op de hoogte van het feit dat verweerder niet bij de Hoge Raad staat ingeschreven;

b) verweerder er niet in geslaagd is binnen de door de Hoge Raad verleende termijn dit gebrek te herstellen;

c)  (…).

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het hof overweegt als volgt. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad. Het hof verenigt zich dan ook met de beslissing van de raad en de grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen.

5.2    De beslissing van de raad zal daarom worden bekrachtigd.

5.3    Nu het door klaagster ingestelde hoger beroep geen doel heeft getroffen en zij, anders dan verweerder, niet op zitting is verschenen om een nadere toelichting te geven, ziet het hof in dit geval aanleiding in hoger beroep een proceskostenveroordeling achterwege te laten.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt - voor zover aan het hof voorgelegd - de beslissing van de Raad in het ressort Den Haag van 16 januari 2017, gewezen onder nummer 16-823.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, C.A.M.J. Raymakers, M.L. Weerkamp en G.R.J. de Groot, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2017.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 10 juli 2017.