ECLI:NL:TADRSHE:2017:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-048 DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:94
Datum uitspraak: 15-05-2017
Datum publicatie: 18-05-2017
Zaaknummer(s): 17-048 DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Verweerder heeft zich, na de mondelinge behandeling van een kort geding, nadat vonnis is gevraagd, zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter gewend en daarbij confraternele correspondentie overgelegd en gesproken over schikkingsonderhandelingen. Handelen van verweerder is in strijd gedragsregels 12, 13 en 15 en daardoor heeft verweerder eveneens het vertrouwen in de advocatuur beschaamd. Klacht op alle onderdelen gegrond. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 15 mei 2017

in de zaak 17-048/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 15 september 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 13 januari 2017 met kenmerk K16-154 (voorheen AB16-107), door de raad ontvangen op 16 januari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 maart 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder .

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager is advocaat van X. Verweerder is advocaat van Y. In een boedelverdelingsprocedure hebben X en Y ten overstaan van de rechter een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij overeengekomen is dat een bepaalde onroerende zaak, gelegen in Spanje, aan X wordt toegedeeld.

2.2      Aangezien partijen geen overeenstemming konden bereiken over de wijze waarop uitvoering moest worden gegeven aan hetgeen in de vaststellingsovereenkomst is bepaald, heeft klager namens zijn cliënt de cliënte van verweerder in kort geding gedagvaard. Het kort geding is op 5 september 2016 ten overstaan van de voorzieningenrechter bij de rechtbank Limburg behandeld. Aan het eind van de zitting is het onderzoek gesloten en hebben partijen afgesproken dat de voorzieningenrechter vonnis zou wijzen, tenzij klager binnen één week nadien de voorzieningenrechter zou berichten dat het niet meer nodig was om vonnis te wijzen.

2.3      Op 14 september 2016 stuurt klager namens zijn cliënt een brief aan de voorzieningenrechter en vraagt deze om vonnis te wijzen. Verweerder stuurt vervolgens, eveneens op 14 september 2016, een uitvoerige brief aan de voorzieningenrechter waarin nader in wordt gegaan op een op 12 september 2016 namens de cliënte van verweerder gedaan schikkingsvoorstel en waarin verweerder nog een nadere toelichting op de standpunten van zijn cliënte geeft. Verweerder verzoekt de voorzieningenrechter om bij vonnis de vorderingen af te wijzen, danwel rekening te houden met hetgeen in zijn brief wordt opgemerkt.

2.4      Klager is het hier niet mee eens en schrijft verweerder op 14 september 2016 dat het bericht aan de voorzieningenrechter in strijd met de gedragsregels is. Klager sommeert verweerder om het e-mailbericht onmiddellijk terug te trekken. Klager stuurt vrijwel gelijktijdig een fax aan de voorzieningenrechter waarin hij vraagt om het bericht van verweerder buiten beschouwing te laten. De rechtbank laat partijen eveneens op 14 september 2016 weten dat de behandeling van de zaak op 5 september jl. is gesloten en dat hetgeen daarna in het kader van het debat tussen partijen is toegevoegd, medegedeeld of gewisseld, geen deel uitmaakt van de procedure.

2.5      Klager wendt zich vervolgens bij brief van 15 september 2016 met de onderhavige klacht tot de deken.

3          KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    hij zich tot de rechter heeft gewend na sluiting van het onderzoek ter zitting;

2.    hij zich heeft uitgelaten over schikkingsonderhandelingen;

3.    hij zonder toestemming van klager confraternele correspondentie heeft overgelegd;

4.    hij, door aldus te handelen, het vertrouwen in de advocatuur heeft beschaamd.

4          VERWEER

4.1      Verweerder erkent dat hij de betreffende brief zonder toestemming van klager aan de Voorzieningenrechter heeft gezonden. Verweerder is echter van mening dat door hem hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld, aangezien verweerder enkel opkwam voor de belangen van zijn cliënte. Verweerder geeft aan dat tussen partijen reeds jarenlang wordt geprocedeerd en dat deze klacht het sluitstuk van die procedures is. Verweerder had een voorstel gedaan voor een regeling, waarop door klager niet werd gereageerd. Verweerder kon derhalve niet anders dan de Voorzieningenrechter hierover informeren en vond in het belang van zijn cliënt het sturen van de betreffende brief noodzakelijk.

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1      Klager verwijt verweerder dat hij gedragsregel 15 heeft overtreden door zich na sluiting van het onderzoek ter zitting tot de rechter te wenden. Verweerder erkent dat hij zich na sluiting van het onderzoek ter zitting nog tot de rechter heeft gewend, maar stelt zich op het standpunt dat deze overtreding van gedragsregel 15 verschoonbaar is, omdat het belang van zijn cliënte dat zou vorderen. Gedragsregel 15 lid 2 bepaalt dat nadat om een uitspraak is gevraagd, het de advocaat niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Dit leidt geen uitzondering wanneer de advocaat van mening is dat het belang van zijn cliënte vordert dat hij zich toch tot de rechtbank wendt. Verweerder heeft derhalve, zoals overigens door hem ook wordt erkend, gedragsregel 15 lid 2 overtreden.

5.2      De raad overweegt dat het argument van verweerder, dat hij de rechter iets moest laten weten om te voorkomen dat de rechter de indruk zou hebben dat verweerder de hele week stil zou hebben gezeten en dat het van belang was om het standpunt van zijn cliënte nog nader toe te lichten, in dit verband niet opgaat. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding hebben beide partijen ruimschoots de gelegenheid gehad om hun standpunten toe te lichten. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de behandeling gesloten en de zaak voor vonnis gezet. Afgesproken was dat binnen 14 dagen vonnis zou worden gewezen tenzij klager de voorzieningenrechter zou laten weten dat dat niet meer nodig was. Het feit dat klager vonnis heeft gevraagd, betekent dus niet dat het verweerder nog was toegestaan om zich tot de rechter te wenden. Door dat toch te doen heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel 1 is gegrond.

Klachtonderdeel 2

5.3      In de brief die verweerder aan de voorzieningenrechter heeft gezonden, laat hij zich uit over schikkingsonderhandelingen. In de betreffende brief wordt door verweerder namelijk een voorstel beschreven dat hij namens zijn cliënte aan de cliënt van klager heeft gedaan. Daarmee handelt verweerder eveneens in strijd met gedragsregel 13. Die bepaalt namelijk dat de advocaat over tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen niets aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen mag mededelen, zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij.

5.4      Het staat vast dat verweerder geen toestemming van klager heeft gevraagd of verkregen voordat hij de rechter heeft geïnformeerd over de tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen. Ook in dit geval is geen sprake van een verschoonbare overtreding omdat het belang van de cliënte van verweerder dat zou vorderen. Verweerder had simpelweg geen mededelingen over de schikkingsonderhandelingen aan de voorzieningenrechter mogen doen. Zeker niet zonder toestemming van klager. Ook het tweede klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.5      Klager verwijt verweerder dat hij, door zijn brief aan de voorzieningenrechter, zonder toestemming van klager confraternele correspondentie heeft overgelegd. Verweerder heeft zich tot de voorzieningenrechter gewend en heeft de voorzieningenrechter een kopie van zijn brief aan klager doen toekomen. Dat is confraternele correspondentie, waarop gedragsregel 12 van toepassing is. Die regel bepaalt dat op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere in rechte geen beroep mag worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij.

5.6      Verweerder heeft geen overleg met klager gevoerd over het overleggen van confraternele correspondentie. Het stond verweerder derhalve niet vrij om confraternele correspondentie aan de voorzieningenrechter toe te zenden. Dat het belang van zijn cliënte dit bepaaldelijk vordert, wat overigens in het geheel niet vaststaat, mag wellicht nog zo zijn, maar dat betekent niet dat verweerder geen toestemming van klager had moeten vragen. Verweerder had eerst toestemming van klager moeten vragen, voordat hij zijn brief aan de rechtbank heeft kunnen sturen. Door dat niet te doen, handelt verweerder ook in strijd met gedragsregel 12 lid 1. Ook het derde klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 4

5.7      Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder, door in strijd te handelen met gedragsregels 12 lid 1, 13 en 15 lid 2, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad en dus ook gedragsregel 1 heeft overtreden. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij het daarmee oneens is omdat hij niet te pas en te onpas de gedragsregels met voeten treedt, maar enkel in dit zeer uitzonderlijke geval heeft gemeend in overtreding van de hiervoor genoemde gedragsregels te moeten handelen.

5.8      De raad is van oordeel dat verweerder inderdaad het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad door te handelen op de wijze zoals hij heeft gedaan. Verweerder heeft niet nagedacht bij het verzenden van zijn brief aan de voorzieningenrechter en heeft daarmee meerdere gedragsregels overtreden. Ook ter zitting wordt door verweerder nauwelijks inzicht getoond in de overtreding van de hiervoor genoemde gedragsregels. Verweerder erkent weliswaar dat hij in strijd met de gedragsregels heeft gehandeld, maar blijft volharden in zijn standpunt dat dit verschoonbaar zou zijn omdat het belang van zijn cliënte dat vorderde. Van verschoonbaarheid is echter geen sprake. Met name in geval van gedragsregel 15 kan geen sprake zijn van een verschoonbare overtreding, aangezien gedragsregel 15 een verbod bevat. Datzelfde geldt voor overtreding van gedragsregels 12 en 13. In die situatie had verweerder eerst toestemming van klager moeten vragen. In het geval van gedragsregel 12 had verweerder, indien klager geen toestemming wilde geven, nog overleg met de deken kunnen voeren. Dat heeft verweerder echter allemaal niet gedaan. Verweerder heeft er in plaats daarvan voor gekozen om de voorzieningenrechter een uitvoerig schrijven toe te zenden waarin de standpunten van zijn cliënte nog maar eens werden uiteengezet. Daarmee heeft verweerder het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Ook het vierde klachtonderdeel is derhalve gegrond.

6          MAATREGEL

6.1      Gelet op de aard en de ernst van de hiervoor besproken overtredingen, alsmede gelet op het gebrek aan inzicht in zijn handelen , wordt aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht op alle onderdelen gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van berisping;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van reiskosten die de klagende partij heeft moeten maken, vastgesteld op € 50,00, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, W.H.N.C. van Beek , leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 16 mei 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl