ECLI:NL:TADRSHE:2017:66 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-140/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:66
Datum uitspraak: 27-03-2017
Datum publicatie: 29-03-2017
Zaaknummer(s): 17-140/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft steeds het standpunt van haar cliënt gemotiveerd ter kennis v.d. rechtbank en het gerechtshof gebracht. Rechtbank en Hof zijn alles overwegende tot teleurstellende beslissingen gekomen. Dat valt de advocaat niet te verwijten. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 27 maart 2017

in de zaak 17-140/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 20 februari 2017 met kenmerk 48/16/133K, door de raad ontvangen op 21 februari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      De minderjarige zoon van klaagster, verder te noemen D,  is in april 2011 onder toezicht geplaatst van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. D is met ingang van 21 maart 2013 met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Sindsdien woont D in een voorziening voor pleegzorg en vanaf 25 april 2015 in een perspectief biedend pleeggezin. De rechtbank heeft bij beslissing van 23 juli 2015 de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing en een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 27 juli 2016.

1.2      Klaagster heeft zich op 14 augustus 2015 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in de kwestie betreffende uithuisplaatsing van en de omgang met D. Verweerster heeft bij brief dd. 19 augustus 2015  het gesprek van 14 augustus 2015 bevestigd, waaronder de afspraak dat een kantoorgenote van verweerster, verder te noemen mr. X,  bij terugkeer van haar vakantie de zaak op zich zou nemen. Voor de kosten van rechtsbijstand is bij de raad voor Rechtsbijstand een toevoeging aangevraagd.

1.3      De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 24 september 2015 een verzoekschrift beëindiging gezag bij de rechtbank ingediend. Mr. X  heeft namens klaagster hiertegen verweer gevoerd. De rechtbank heeft bij beslissing van 26 januari 2016 het gezag beëindigd. Mr. X heeft tegen deze beslissing namens klaagster hoger beroep ingesteld.

1.4      Op 5 juli 2016 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden. Verweerster heeft klaagster tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan.  

1.5      Klaagster heeft per email van 15 juli 2016 beklaagd over het optreden van verweerster en mr. X.

1.6      Het gerechtshof heef bij beschikking van 25 augustus 2016 de beschikking van de rechtbank van 26 januari 2016 bekrachtigd.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. Verweerster heeft niets gedaan met de positieve uitspraak van de rechtbank van 23 juli 2015, waardoor klaagster D. kwijtraakt.

3             VERWEER

3.1      Klaagster heeft zich op 14 augustus 2015 tot verweerster gewend in verband met de omgangsregeling met D., niet om D. overgeplaatst te krijgen naar een andere voorziening. Verweerster heeft het gesprek bevestigd in haar brief dd. 19 augustus 2015, waaronder de afspraak dat mr. X de zaak in behandeling zou nemen. Hiertegen heeft klaagster niet geprotesteerd.

3.2      Verweerster heeft klaagster geadviseerd om medewerking te verlenen aan gezagsbeslissingen, zodat de weigering niet langer grond zou opleveren voor de beëindiging van het gezag van klaagster.

3.3      Hoewel de rechter zich op bepaalde punten positief heeft uitgelaten over de ontwikkeling die klaagster had doorgemaakt, was dat blijkens de uitspraken telkens onvoldoende reden om D terug thuis te plaatsen. Namens klaagster is geprobeerd al het mogelijk aan te voeren om beëindiging van het gezag te voorkomen. Beëindiging van de ondertoezichtstelling dan wel de uithuisplaatsing was op dat moment niet aan de orde, aangezien het contact tussen klaagster en D op dat moment zeer gering was. Om die reden stemde klaagster in met de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing voor de duur van een jaar.

3.4      Verweerster en mr. X hebben al het mogelijke aangevoerd om het gezag over D voor klaagster te behouden. Dat is helaas niet gelukt. Het is begrijpelijk dat de resultaten van de gevoerde procedures voor klaagster teleurstellend waren, maar dat is niet aan verweerster of mr. X te wijten.

4             BEOORDELING

4.1      De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, maar houdt bij zijn beoordeling rekening met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waarvoor hij kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.2      Verweerster heeft de zaak van klaagster in behandeling genomen. In de zaak van klaagster zijn ook werkzaamheden door mr. X uitgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2016 is klaagster door verweerster bijgestaan. Klaagster heeft op 15 juli 2016 bij de deken een klacht tegen verweerster en mr. X ingediend. Klaagster heeft bij brief van 10 januari 2017 om haar moverende redenen enkel om doorzending van de klacht tegen verweerster verzocht. De voorzitter zal de klacht dan ook enkel beoordelen voorzover deze betrekking heeft op het handelen van  verweerster.

4.3      Uit de gedingstukken maakt de voorzitter op dat de kinderrechter bij beslissing van 23 juli 2015 heeft vastgesteld dat klaagster hard had gewerkt om aan de door Bureau Jeugdzorg gestelde voorwaarden te voldoen. De kinderrechter heeft klaagster een compliment gegeven omdat zij aan de praktische voorwaarden had voldaan. De Kinderrechter heeft daarnaast echter ook vastgesteld dat er voorwaarden op het emotionele vlak waren gesteld, waaraan klaagster niet had voldaan (het volgen van een GGZ-behandeling voor haar eigen problematiek). Op grond hiervan is de Kinderrechter tot het oordeel gekomen dat het klaagster niet altijd lukte om te handelen in het belang van D. Op grond daarvan en omdat het naar het oordeel van de Kinderrechter zeer schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van D om zijn plaatsing in het pleeggezin te beëindigen, heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van D verlengd.

4.4      Hierna werd door de Raad voor de Kinderbescherming bij de rechtbank een verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van klaagster over D ingediend. In het verweerschrift van 16 december 2015 is namens klaagster uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd tegen voormeld verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft bij beslissing dd. 26 januari 2016 geoordeeld dat klaagster weliswaar aan de praktische voorwaarden had voldaan, maar dat er onvoldoende verandermogelijkheden waren gebleken qua opvoedingsvisie, houding en gedrag van klaagster. De rechtbank is ingegaan op het namens klaagster aangevoerde verweer, maar is tot het oordeel gekomen dat het klaagster aan pedagogische vaardigheden ontbrak en niet te verwachten dat deze binnen een voor D redelijk te achten termijn op een aanvaardbaar niveau zouden komen, op grond waarvan de rechtbank het ouderlijk gezag van klaagster over D heeft beëindigd. Namens klaagster is tegen voormelde beslissing van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Uit rechtsoverweging 3.5 van de beslissing van het gerechtshof blijkt dat verweerster ter zitting van het gerechtshof het beroepschrift nader heeft toegelicht en aangevuld. Het gerechtshof is ook ingegaan op de namens klaagster aangevoerde beroepsgronden, maar is, evenals de rechtbank, tot het oordeel gekomen, dat klaagster weliswaar stappen in de goede richting had gezet, maar dat het haar nog niet was gelukt om ten volle te voldoen aan de randvoorwaarden om D een voorspelbare, veilige en stabiele opvoedingssituatie te kunnen bieden, reden waarom het gerechtshof de beslissing van de rechtbank heeft bekrachtigd.

4.5      Op grond van de aan de raad overgelegde stukken komt de voorzitter tot het oordeel dat niet gebleken is dat verweerster de belangen van klaagster onvoldoende zorgvuldig heeft behandeld. De voorzitter begrijpt dat de beslissingen tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van D en de beëindiging van het ouderlijk gezag van klaagster over D voor klaagster moeilijk te aanvaarden zijn. Verweerster heeft echter steeds het standpunt van klaagster gemotiveerd ter kennis van de rechtbank en het gerechtshof  gebracht, maar de rechtbank en het gerechtshof zijn alles overwegende tot voor klaagster teleurstellende beslissingen gekomen. Dat betekent echter niet dat verweerster daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

4.6      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 27 maart 2017

Griffier                                                                        Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 27 maart 2017

verzonden aan:

- klaagster

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl