ECLI:NL:TADRSHE:2017:65 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-190/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:65
Datum uitspraak: 23-03-2017
Datum publicatie: 29-03-2017
Zaaknummer(s): 17-190/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweten handelen niet met feiten concreet gemaakt noch nader onderbouwd. Op de klacht mbt het niet ter beschikking stellen van het dossier heeft de tuchtrechter reeds eerder beslist. Klacht ged. kennelijk ongegrond, ged. kennelijk niet-ontv.  

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 23 maart 2017

in de zaak 17-190/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

                                               tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 2 maart 2017 met kenmerk 48/16/118K, door de raad ontvangen op 3 maart 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Verweerder heeft klaagster in de periode van 11 oktober 2012 – 1 mei 2014 in diverse kwesties bijgestaan waaronder  een echtscheidingsprocedure. Gedurende de echtscheidingsprocedure heeft klaagster zich gewend tot mr. X met het verzoek de zaak van verweerder over te nemen.

1.2      Klaagster heeft zich er eerder over beklaagd dat verweerder weigerde het complete dossier ter beschikking van klaagster te stellen, terwijl klaagster de factuur van verweerder integraal had voldaan. De klacht (bij de raad bekend onder referentienummer 15-424/DB/OB) is bij onherroepelijke beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 21 oktober 2015 kennelijk ongegrond verklaard.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de belangen van klaagster niet naar behoren heeft behartigd

Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht:

2.2       Verweerder heeft geen enkel resultaat weten te behalen in de volgende kwesties:

-       uithuiszetting van de vrouw;

-       medische urgentieverklaring;

-       daklozenopvang;

-       verwerven van een woning;

-       stopzetting van de omgang met de dochter;

-       ondertoezichtstelling van de dochter;

-       echtscheidingsprocedure en nevenvoorzieningen;

-       hoofdverblijfplaats van de dochter;

-       optreden van de Raad voor de Kinderbescherming;

-       optreden van Jeugdzorg;

-       zorgmelding van de politie;

-       zorgmelding van de huisarts;

-       kwestie van de Officier van Justitie;

-       alimentatie voor klaagster;

-       diverse klachtprocedures

2.3       Verweerder heeft in de echtscheidingsprocedure voor klaagster onzorgvuldig gehandeld doordat hij de zaak van klaagster onvoldoende heeft onderzocht, in onvoldoende mate heeft bestudeerd, de eigen rapportages van klaagster niet heeft willen gebruiken, de zaak onvoldoende met klaagster heeft (voor)besproken, de zaak niet (adequaat) heeft afgehandeld, geen plan van aanpak heeft gemaakt, blijk heeft gegeven van ontoereikende juridische kennis, zich onprofessioneel heeft gedragen door zich met de belangenbehartiging van de wederpartij bezig te houden, het vertrouwen van klaagster heeft geschonden, niet heeft voorkomen dat de goede naam van klaagster is geschonden, na afloop geen uitleg heeft geven over de gevolgen van de kwesties, de kwesties niet definitief heeft afgesloten, geen opdrachtbevestiging heeft verzonden, geen aanvullende toevoegingen heeft aangevraagd, de declaratie eenzijdig heeft gehalveerd, heeft geweigerd om een kopie van het zaakdossier aan klaagster beschikbaar te stellen.

3             VERWEER

3.1      Klaagster onderbouwt haar klachten niet met concrete feiten, zodat verweerder zich moeilijk kan verweren tegen haar stellingen dat in alle kwesties het door haar beoogde resultaat blijkbaar niet is bereikt door verweerder.

3.2      Verweerder betwist dat hij zich heeft ingelaten met  de belangenbehartiging van klaagsters ex-echtgenoot. Klaagster verwijt verweerder ten onrechte dat hij confraterneel/collegiaal overleg heeft gepleegd met de advocaat van haar ex-echtgenoot.

3.3      Uit de door verweerder al eerder overgelegde urenspecificaties blijkt dat verweerder klaagster altijd op de hoogte heeft gehouden over alle ontwikkelingen in de zaak. Het verwijt dat alle bemoeiingen van verweerder zonder resultaat zijn gebleven is onterecht.

3.4      De ex-echtgenoot van klaagster is veroordeeld tot het betalen van alimentatie en klaagster heeft in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden een zodanig vermogen overgehouden dat de Raad voor Rechtsbijstand op basis van resultaat de eerder verstrekte toevoeging na afloop van de procedure heeft ingetrokken.

3.5      Verweerder heeft niet nalatig gehandeld en geen beroepsfouten gemaakt.

3.6      Het betreft klachten die al eerder door de raad van discipline zijn beoordeeld en ongegrond verklaard.

4             BEOORDELING

4.1      Het is vaste jurisprudentie van de tuchtrechter dat een klacht, als daarover een beslissing is gegeven, niet voor een tweede keer aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. De advocaat over wie geklaagd is moet er na het einde van de klachtzaak op kunnen vertrouwen dat de klacht tegen hem daarmee definitief afgewikkeld is, behoudens nieuwe feiten.

4.2      Voor zover de klacht betrekking heeft op het niet verstrekken van het klachtdossier aan klaagster zal de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaren aangezien op deze klacht bij beslissing van 21 oktober 2015 van de plaatsvervangend voorzitter van de raad onherroepelijk is beslist.

4.3      Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.4      Klaagster heeft uitvoerig naar voren gebracht dat en waarom zij van mening is dat verweerder haar belangen onzorgvuldig heeft behartigd, terwijl dit door verweerder wordt betwist. In gevallen als deze, waarin de lezingen van partijen omtrent het handelen of nalaten van de advocaat uiteenlopen en waarin zonder bewijslevering - die overigens niet is aangeboden - niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen de juiste is, kan de klacht in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof zou verdienen dan het woord van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor de kwalificatie van het handelen of nalaten van verweerder als tuchtrechtelijk verwijtbaar eerst dient te worden vastgesteld dat het verweten handelen of nalaten feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat is in deze zaak niet mogelijk gelet op de aard van enerzijds de klachtprocedure die zich niet goed leent tot bewijslevering en van anderzijds het door klaagster aan verweerder verweten handelen c.q. nalaten dat zij niet met feiten concreet heeft gemaakt noch nader heeft onderbouwd.

4.5      Voor zover de klacht betrekking heeft op de declaratie overweegt de voorzitter dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten. Bovendien is het declaratiegeschil door de civiele rechter beslecht en is klaagster veroordeeld tot betaling aan verweerder. Nu van excessief declareren niet is gebleken kan ook dit onderdeel van de klacht niet tot gegrondheid leiden.

4.6      Nu klaagster ook overigens haar klachten niet met concrete feiten heeft onderbouwd noch enig bewijs daarvan aan de raad heeft overgelegd, zal de voorzitter de klacht op grond van het voorgaande, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, voor zover deze betrekking heeft op het niet verstrekken van het klachtdossier kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, voor zover deze betrekking heeft op het niet verstrekken van het klachtdossier kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op  23 maart 2017.

Griffier                                                                                    Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2017

verzonden aan:

- klaagster

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl