ECLI:NL:TADRSHE:2017:63 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-956/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:63
Datum uitspraak: 21-03-2017
Datum publicatie: 22-03-2017
Zaaknummer(s): 16-956/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft, zonder overleg met zijn cliënte en zonder zijn cliënte daarover te informeren, een regeling met de wederpartij getroffen dat hij de vordering van zijn cliënte zou betalen en dat de wederpartij de procedure zou intrekken. Advocaat heeft vordering betaald, maar de wederpartij heeft de procedure niet ingetrokken. Verweerder heeft niets gedaan om de zaak op te lossen toen zijn cliënte met een veroordelend vonnis werd geconfronteerd Klacht gegrond berisping , kostenveroordeling    

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  20 maart 2017

in de zaak 16-956/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 19 november 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 17 oktober 2016 met kenmerk K15-144 , door de raad ontvangen op 18 oktober 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2017 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder is hoewel behoorlijk opgeroepen, ter zitting niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 17 oktober 2016, met bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klaagster heeft zich in oktober 2014 tot verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan in een geschil met E. E. had klaagster bij brief van 2 september 2014 bericht wegens een openstaande vordering van € 357,00 over te zullen gaan tot ontbinding van de leveringsovereenkomst, welke ontbinding door klaagster kon worden voorkomen door betaling van de openstaande vordering van € 357,- en een waarborgsom van € 600,00. Bij brief van 6 oktober 2014 heeft de netbeheerder klaagster bericht van E. te hebben vernomen dat de leveringsovereenkomst voor gas per 7 oktober 2014 door E. was beëindigd. De netbeheerder heeft klaagster erop gewezen dat zij een nieuwe overeenkomst met een energieleverancier diende te sluiten, bij gebreke waarvan zij per 21 oktober 2015 van energie zou worden afgesloten. 

2.2      Verweerder heeft klaagster bij brief van 14 oktober 2014 geadviseerd een overeenkomst met een nieuwe leverancier te sluiten om hoge kosten van heraansluiting te voorkomen. E. heeft per email van 17 oktober 2014 desgevraagd een overzicht van alle betalingen van klaagster vanaf de jaarrekening 2013 aan verweerder toegezonden.  Verweerder heeft E. in reactie hierop per email van 27 oktober 2014 gesommeerd om over te gaan tot heraansluiting aangezien er geen sprake was van een betalingsachterstand.

2.3      De Raad voor Rechtsbijstand heeft  klaagster voor de kosten van rechtsbijstand bij beslissing van 4 november 2014 een toevoeging verleend met oplegging van een eigen bijdrage van € 669,00. Klaagster heeft de eigen bijdrage aan verweerder op 18 december 2014 voldaan.

2.4      E. heeft op 5 december 2014 een vordering op klaagster ad € 84,37, betreffende het voorschot over oktober 2014, gecedeerd aan X, die  deze vordering vervolgens ter incasso uit handen heeft gegeven aan G. Klaagster is bij brieven van 10 december 2014, 12 januari 2015, 20 januari 2015, 5 februari 2015,16 februari 2015  en 24 februari 2015 door G. gesommeerd over te gaan tot betaling van voormelde vordering van X, vanaf januari 2015, vermeerderd met incassokosten. Verweerder heeft de vordering betwist bij brieven aan G. van 12 januari 2015, 19 februari 2015 en 3 maart 2015, onder toezending van en verwijzing naar zijn email van 27 oktober 2014 aan E.

2.5      Verweerder heeft klaagster bij brief van 19 mei 2015 bericht er van uit te gaan dat E. niet meer op de zaak zou terugkomen. Hij kondigde aan tot sluiting van het dossier te zullen overgaan. Op 26 mei 2015 heeft een telefoongesprek tussen klaagster en verweerder over een mogelijke vordering tot schadevergoeding jegens E. plaatsgevonden. Klaagster heeft verweerder bij brief van 29 juni 2015 verzocht de door haar ten gevolge van de onterechte beëindiging van de leveringsovereenkomst geleden schade op E. te verhalen.

2.6      Op 11 augustus 2015 is klaagster door X  gedagvaard om op 26 augustus 2015 voor de Kantonrechter te verschijnen. X vorderde betaling van de door E. aan X gecedeerde vordering ad € 84,37, vermeerderd met kosten. Verweerder heeft voor zijn rechtsbijstand in de procedure tussen X en klaagster een toevoeging aangevraagd en zich op 13 augustus 2015 namens klaagster in de procedure gesteld.  Verweerder heeft de toevoegingsaanvraag op 28 september 2015 ingetrokken. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de toevoegingsaanvraag in de zaak tussen klaagster en X vervolgens buiten beschouwing gelaten.

2.7      Verweerder heeft op 25 september 2015 een bedrag ad € 376,68 aan G. betaald. Bij de overschrijving heeft verweerder het volgende vermeld: “Cfm. telefonische afspraak met mevr.(….). U vraagt royement van de procedure.” Verweerder heeft bij brief van 28 september 2015 het volgende aan G. geschreven:

Ter bevestiging van het telefoongesprek met mevrouw (….) op vrijdag 25 september jl. bevestig ik dat de volledige vordering ad € 376,68 op dezelfde dag is voldaan. Ik sprak met mevrouw (….) af dat u vervolgens de Kantonrechter bericht dat de vordering wordt ingetrokken.

Ik zie graag een kopie van uw brief aan de Kantonrechter tegemoet.”

2.8     Verweerder heeft in de procedure tegen X geen verweer namens klaagster gevoerd. X heeft de procedure tegen klaagster niet ingetrokken. De Kantonrechter heeft de vordering van X bij vonnis van 7 oktober 2015 toegewezen, welk vonnis op 22 oktober 2015 aan klaagster is betekend.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder in de procedure bij de kantonrechter geen verweer heeft gevoerd, noch een vordering in reconventie heeft ingesteld, terwijl hij had toegezegd dit wel te zullen doen;

2.    verweerder klaagster niet op de hoogte heeft gehouden van het verloop van de procedure;

3.    verweerder in dezelfde zaak twee toevoegingen heeft aangevraagd

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft de facturen van E. en de betalingen van klaagster aan E. bekeken en kwam met klaagster tot de conclusie dat er geen sprake was van achterstallige betalingen. Verweerder heeft hierover in de periode oktober 2014 – maart 2015 veelvuldig contact gehad met E./G. Na maart 2015 werd door E./G. niet meer gereageerd. Klaagster had inmiddels een andere energieleverancier. Verweerder heeft het dossier daarom in mei 2015 gesloten.

4.2      Verweerder trof op 13 augustus 2015 de dagvaarding van 11 augustus 2015 in zijn brievenbus aan. Uit de dagvaarding bleek dat klaagster niet door E. was gedagvaard maar door X aan wie de vordering door E. was gecedeerd. Omdat er sprake was van een andere eisende partij heeft verweerder een nieuwe toevoeging aangevraagd. Verweerder heeft de toevoegingsaanvraag in de procedure tegen X op 28 september 2015 ingetrokken, omdat na telefonisch contact met de Raad voor Rechtsbijstand duidelijk was dat in deze procedure geen toevoeging zou worden verleend wegens het geringe belang en het instellen van een vordering in reconventie in deze procedure niet mogelijk was, omdat E. hierin geen partij was. Verweerder heeft de Raad voor Rechtsbijstand bericht een aparte toevoeging te zullen aanvragen voor de tegen Essent in te stellen procedure. Klaagster heeft omtrent haar vordering tegen E. echter geen contact meer opgenomen met verweerder.

4.3      Verweerder stond in de procedure van klaagster tegen X voor een lastige keuze. Hij diende ofwel klaagster te adviseren de vordering te betalen, terwijl deze ongegrond was, of hij moest op betalende basis voor klaagster verweer voeren. De kosten zouden dan in geen verhouding tot de baten staan. Verweerder heeft uit compassie met klaagster de gehele vordering aan G. voldaan en met X afgesproken dat de procedure zou worden ingetrokken.

4.4      De procedure is in strijd met de gemaakte afspraak voortgezet. Verweerder is hierover niet geïnformeerd.

4.5      Verweerder heeft klaagster niet geïnformeerd over het buiten behandeling stellen van de toevoeging, noch van het feit dat hij een afspraak met de wederpartij had gemaakt en daarom geen verweer heeft gevoerd. De communicatie is niet goed verlopen, maar dat geldt voor beide partijen.

5          BEOORDELING

5.1      Vast staat dat verweerder de zaak van klaagster in augustus 2015 weer heeft opgepakt en een tweede toevoeging heeft aangevraagd. Voorts staat vast dat verweerder in de procedure bij de kantonrechter geen verweer heeft gevoerd, noch een vordering in reconventie heeft ingesteld. Verweerder heeft ter verweer naar voren gebracht dat hij geen verweer heeft gevoerd, omdat hij met X een regeling had getroffen , hieruit bestaande dat X de vordering namens klaagster zou betalen en X de vordering zou intrekken.

5.2      Hoewel het verweerder valt na te geven dat hij de zaak voor klaagster heeft willen oplossen door de vordering van X zelf te betalen, laat dit onverlet dat van verweerder verwacht had mogen worden zich van de intrekking van de procedure door X te vergewissen, bij uitblijven waarvan hij alsnog verweer had dienen te voeren en de rechtbank over de getroffen en door de wederpartij niet nagekomen regeling had behoren te informeren, om daarmee veroordeling van klaagster te voorkomen, zulks met het verzoek X in de proceskosten aan de zijde van klaagster te veroordelen. Het valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen dat het door nalatig handelen zijnerzijds tot een veroordelend vonnis jegens klaagster is gekomen.

5.3      Ook nadat verweerder bekend is geworden met het vonnis van de rechtbank van 7 oktober 2015 heeft verweerder jegens X geen actie ondernomen. Van verweerder had verwacht mogen worden dat hij klaagster, die met een veroordelend vonnis werd geconfronteerd, ter zake zou hebben bijgestaan. Verweerster heeft evenwel niets gedaan om de zaak voor klaagster op te lossen, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

5.4      Voorts valt het verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen dat hij zonder overleg met klaagster een regeling met de wederpartij heeft getroffen. Hoewel de raad uitgaat van de goede bedoeling van verweerder bij de totstandkoming van die regeling, is het een advocaat niet geoorloofd om zonder overleg met zijn cliënt een regeling te treffen en af te zien van het voeren van verweer. Een advocaat dient de aanpak van de zaak steeds in en na overleg met zijn cliënt te bepalen. Klaagster heeft ter zitting van de raad te kennen gegeven dat zij niet zou hebben gewild dat verweerder de vordering voor haar zou betalen, aangezien de vordering op onjuiste gronden was gebaseerd en derhalve diende te worden afgewezen.

5.5      Verweerder heeft voorts nagelaten klaagster te informeren over de getroffen regeling en het feit dat hij dientengevolge van het voeren van verweer zou afzien. Hiervan valt verweerder eveneens een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.6      Klachtonderdeel 1 en 2 zijn op grond van het bovenstaande gegrond.

5.7      In het derde klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij in dezelfde zaak een tweede toevoeging heeft aangevraagd. Nu de Raad voor Rechtsbijstand de tweede aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, heeft verweerster bij dit onderdeel van de klacht geen belang en zal de raad het derde onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

6          MAATREGEL

6.1      Verweerder wordt verweten dat hij zonder overleg met klaagster  en zonder haar daarover te informeren de aanpak van de zaak heeft bepaald. Toen klaagster geconfronteerd werd met een vonnis waarbij zij tot betaling van een vordering aan de wederpartij is veroordeeld. heeft verweerder niets ondernomen om de zaak voor klaagster op te lossen. Dit valt verweerder ernstig aan te rekenen.

6.2      Verweerder is ook ter zitting van de raad niet verschenen en heeft aldus geen verantwoording over zijn nalatig handelen afgelegd.

6.3      De raad is gelet op alle omstandigheden van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar] vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,00 aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder] overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdelen 1 en 2  gegrond;

-        verklaart  klachtonderdeel 3 niet-ontvankelijk;

-        legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,00 aan klaagster;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50,00 aan klaagster;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus beslist door mr.  J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. J.J.M. Goumans en L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2017

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2017

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van het niet-ontvankelijk verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

         klaagster

-            verweerder

         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant  

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl