ECLI:NL:TADRSHE:2017:61 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-975/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:61
Datum uitspraak: 20-03-2017
Datum publicatie: 27-03-2017
Zaaknummer(s): 16-975/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het staat een advocaat vrij om na herhaalde sommatie, bij uitblijven van betaling  in opdracht van de cliënt over te gaan tot het treffen van de reeds aangekondigde rechtsmaatregelen. Het enkele feit dat de advocaat  niet meer heeft gereageerd op een door de advocaat van de wederpartij buiten de aangekondigde betalingstermijn verzonden brief maakt niet dat rauwelijks tot dagvaarding is overgegaan. klacht ongegrond  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 20 maart 2017

in de zaak 16-975/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 2 juni 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 24 oktober 2016 met kenmerk K16-069 , door de raad ontvangen op 24 oktober 2016 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2017 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 24 oktober 2016, met bijlagen;

-       de brief van verweerster van 1 november 2016.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager is met de heer X verwikkeld een geschil inzake een huurkwestie. De heer X wordt hierin door verweerster bijgestaan.

2.2      Verweerster heeft bij brief van 3 februari 2016 aan klager namens X betaling van achterstallige huurpenningen en betaling van de afrekening energiekosten 2014 gevorderd. Daarnaast heeft verweerster namens X aanspraak gemaakt op vergoeding van contractueel overeengekomen rente, buitengerechtelijke incassokosten en de contractueel overeengekomen boete ter hoogte van € 25,00 per dag. Verweerster heeft klager gesommeerd voor 17 februari 2016 tot betaling van het gevorderde bedrag over te gaan, bij gebreke waarvan nadere rechtsmaatregelen werden aangekondigd.

2.3      Klager heeft per e-mail van 3 februari 2016 om nadere informatie aangaande de door verweerster namens X gestelde vorderingen verzocht. Klager heeft  de vorderingen van X voorts betwist.

2.4      Verweerster heeft bij brief van 13 april 2016 de vorderingen nader toegelicht en klager nog eenmaal gesommeerd  om uiterlijk op 15 april 2016 het gevorderde bedrag te voldoen. Verweerster kondigde voorts aan alsdan zonder nadere aankondiging rechtsmaatregelen te zullen treffen.

2.5      De advocaat van klager heeft bij brief van 10 mei 2016 aan verweerster de vordering van X gedeeltelijk betwist en verzocht om de vordering van X jegens klager corrigeren.  

2.6      Verweerster heeft namens X bij dagvaarding van 2 juni 2016 een procedure bij de kantonrechter jegens klager aanhangig gemaakt.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster klager rauwelijks, althans voorbarig,  heeft gedagvaard (gedragsregel 3);

2.    verweerster door een procedure bij de kantonrechter aanhangig te maken, klager onnodig op kosten heeft gejaagd (gedragsregel 23).

4          VERWEER

4.1      Verweerster komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van X te behartigen. Klager heeft geruime tijd niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van een huurovereenkomst. Klager is hierop in 2014 en 2015 bij herhaling door X aangesproken. Begin 2016 heeft X aan verweerster de opdracht verstrekt om tot incasso van de vordering op klager over te gaan.

4.2      Verweerster heeft klager bij brieven van 3 februari en 13 april 2016 gesommeerd tot betaling van de vorderingen van X over te gaan. Een (deel)betaling bleef echter uit. Pas bij brief van 10 mei 2016 is door de gemachtigde van klager verweer gevoerd tegen de vorderingen. De brief van 10 mei 2016 van de advocaat van klager was voor X geen aanleiding om de (tot tweemaal toe) aangezegde rechtsmaatregelen te staken. Het stond X vrij om deze keuze te maken.

4.3      Na een verloop van vier maanden en twee schriftelijke aanzeggingen dat namens X nadere rechtsmaatregelen getroffen zouden worden indien tijdige betaling van de vorderingen van X zouden uitblijven, is er geen sprake van rauwelijkse of voorbarige dagvaarding.

4.4      Voor een procedure bij de kantonrechter geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging en klager is ook geen griffierecht verschuldigd. Klager kon een proceskostenveroordeling voorkomen door de vorderingen van X te voldoen, waardoor de procedure nog kon worden ingetrokken.

5          BEOORDELING

5.1      Klager verwijt verweerster hem, door niet op de  brief van zijn advocaat van 10 mei 2016 te reageren, rauwelijks althans voorbarig te hebben gedagvaard, aangezien er nog een oplossing in der minne mogelijk was. De raad volgt klager hierin niet.

5.2      Ingevolge het bepaalde in gedragsregel 3 dient een advocaat zich voor ogen te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces. Dit betekent echter niet dat het een advocaat niet is toegestaan een procedure aanhangig te maken, indien een vordering door de wederpartij slechts gedeeltelijk wordt betwist. Van een behoorlijke handelend advocaat mag worden verwacht dat hij de wederpartij van zijn cliënt niet rauwelijks dagvaardt, maar dat hij deze vooraf informeert en in de gelegenheid stelt om vrijwillig aan de vordering van zijn cliënt te voldoen, dan wel een regeling in der minne te treffen. Verweerster heeft hieraan ruimschoots voldaan middels haar brieven van 3 februari en 13 april 2016. Verweerster heeft klager geïnformeerd over de hoogte van de vordering en deze desgevraagd nader toegelicht. Het stond haar vrij om, toen betaling uitbleef, in opdracht van haar cliënt over te gaan tot het treffen van de reeds aangekondigde rechtsmaatregelen. Het enkele feit dat zij niet meer heeft gereageerd op de brief van 10 mei 2016 maakt niet dat zij rauwelijks tot dagvaarding is overgegaan. Het eerste onderdeel van de klacht is ongegrond

5.3      Nu klachtonderdeel 2 voortvloeit uit klachtonderdeel 1, welk onderdeel naar het oordeel van de raad ongegrond is, is ook onderdeel 2 van de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond;

Aldus beslist door mr.  J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. J.J.M. Goumans en L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2017

Griffier                                                            Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

mededelingen van de griffier ter informatie:

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerster

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl