ECLI:NL:TADRSHE:2017:56 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-188/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:56
Datum uitspraak: 14-03-2017
Datum publicatie: 20-03-2017
Zaaknummer(s): 17-188/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Als advocaat optreedt voor een vereniging komt geen advocaat-cliënt relatie met individuele leden van die vereniging tot stand. Geen tegenstrijdig belang bij optreden tegen een individueel lid. Individueel lid komt geen klachtrecht toe over optreden van de advocaat voor de vereniging. Klach gedeeltelijk ongegrond, ged. kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van   14   maart 2017

in de zaak 17-188/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 28 februari 2017 met kenmerk K16-122, door de raad ontvangen op 2 maart 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Mevrouw X, eigenaresse van een van de appartementen van serviceflat M, verder te noemen M,  heeft bij dagvaarding van 1 april 2016  een procedure bij de rechtbank, sector kanton, aanhangig gemaakt tegen de VvE van M, verder te noemen de VvE. De VvE was gedagvaard om op 20 april 2016 ter zitting te verschijnen onder aanzegging dat de VvE alsdan verweer kon voeren dan wel voorafgaand aan de zitting om uitstel kon verzoeken. Het bestuur van de VvE heeft verweerder ingeschakeld en hem verzocht voor het voeren van verweer uitstel aan te vragen. Verweerder heeft namens de VvE bij brief van 6 april 2016 aan de rechtbank om uitstel voor het voeren van verweer verzocht.

1.2      Het bestuur van de VvE heeft ingevolge het bepaalde in de akte van splitsing tijdens de algemene ledenvergadering van 26 april 2016 voor het voeren van verweer toestemming aan de vergadering van de VvE  verzocht. Tijdens de Algemene vergadering op 26 april 2016 is aan het bestuur van de VvE geen toestemming voor het voeren van verweer verleend.

1.3      Verweerder heeft namens de VvE bij brief van 13 mei 2016 aan de rechtbank om een tweede uitstel voor het voeren van verweer verzocht

1.4      Verweerder heeft bij brief dd. 1 juni 2016 aan de rechtbank bericht zich als advocaat van de VvE te onttrekken. Hij berichtte voorts dat door de VvE zelf verweer zou worden gevoerd.

1.5      Verweerder heeft klaagster op 4 oktober 2016 namens VvE in rechte gedagvaard en gevorderd klaagster te veroordelen tot betaling van de achterstallige door klaagster aan VvE verschuldigde servicebijdragen ten bedrage van in totaal € 3.307,58, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder in strijd met gedragsregel 7 eerst voor klaagster heeft gehandeld en later tegen klaagster;

2.    verweerder werkzaamheden heeft verricht voor de Vereniging van Eigenaren, verder VvE, terwijl de vergadering van de VvE had besloten dat het bestuur geen verweer mocht voeren;

3.    verweerder klaagster heeft gedagvaard op basis van een vermoeden.

3             VERWEER

3.1       Verweerder treedt op voor de VvE en niet voor individuele leden. Een rechtspersoon kan zich door een advocaat laten bijstaan, ongeacht het standpunt van een individueel lid. Er is nooit sprake geweest van een advocaat-cliënt-relatie tussen klaagster en verweerder. Het stond en staat verweerder daarom vrij om tegen klaagster op te treden.

3.2       Omdat de datum waarop de VvE zich in de procedure tegen X diende te stellen was gelegen voor de datum van de ALV van de VvE heeft verweerder zich op verzoek van het bestuur van de VvE in de procedure gesteld en om uitstel voor het voeren van verweer gevraagd.  Verweerder heeft zich in voormelde procedure enkel en alleen als advocaat gesteld. Verweerder heeft in deze procedure, in afwachting van de toestemming van de vergadering van de VvE voor het voeren van verweer en het daarvoor inschakelen van een advocaat, geen inhoudelijke werkzaamheden verricht.

3.3       Het bestuur van de VvE heeft op 26 april 2016 geen toestemming van de vergadering gekregen om in voormelde procedure verweer te voeren. Omdat op grond van artikel 5:130 BW tot 26 mei 2016 voor ieder lid nog de mogelijkheid van vernietiging van het besluit van de VvE van 26 april bestond, heeft verweerder op 13 mei 2016 de rechtbank om een tweede en laatste uitstel van vier weken voor het indienen van de conclusie van antwoord verzocht.  Toen vast stond dat van voormelde mogelijkheid geen gebruik was gemaakt, heeft verweerder zich op 1 juni 2016 als advocaat in de procedure onttrokken. Verweerder had ook in de opdrachtbevestiging vermeld dat voor het voeren van verweer toestemming van de VvE vereist was, bij gebreke waarvan hij zich als advocaat zou terugtrekken. Verweerder heeft dienovereenkomstig gehandeld. Verweerder heeft geen inhoudelijke werkzaamheden verricht en derhalve geen factuur aan de VvE toegezonden.

3.4       Klaagster heeft geen belang bij het tweede onderdeel van de klacht, aangezien zij persoonlijk niet bij de procedure tussen X en de VvE betrokken was.

3.5       Niet verweerder maar de VvE heeft klaagster gedagvaard. Klaagster is niet op basis van een vermoeden gedagvaard, maar wegens een achterstand in haar betalingsverplichtingen jegens de VvE. De VvE is in haar dagvaarding vooruitgelopen op een eventueel verweer en heeft dit verweer vervolgens weerlegd. Het opnemen van een vermoedelijk verweer en het weerleggen daarvan is een verplichting.

3.6       Verweerder heeft geen enkele gedragsregel overtreden.

4             BEOORDELING

4.1      Klaagster stelt zich op het standpunt dat verweerder gedragsregel 7 heeft overtreden door eerst voor en later tegen klaagster op te treden. De VvE is een rechtspersoon, die zich als zodanig door een advocaat kan laten bijstaan, ongeacht -mogelijk afwijkende- standpunten van individuele leden. Verweerder is opgetreden namens de rechtspersoon VvE. Dat klaagster lid is van de VvE betekent, anders dan klaagster lijkt te veronderstellen, niet dat klaagster is aan te merken als cliënte van verweerder. Tussen klaagster en verweerder is dan ook geen advocaat-cliënt relatie tot stand gekomen, zodat van schending van gedragsregel 7 geen sprake kan zijn. De voorzitter zal het eerste onderdeel van de klacht daarom met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

4.2      Klaagster klaagt voorts over het optreden van verweerder als advocaat van de rechtspersoon VvE. Wat er ook moge zijn van de stelling van klaagster dat verweerder in strijd met het besluit van de vergadering van de VvE verweer heeft gevoerd in de procedure tegen X, ter zake komt klaagster geen klachtrecht toe. Niet klaagster maar de rechtspersoon VvE was immers partij en derhalve belanghebbende in de procedure tegen X. Aangezien het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang getroffen is of kan worden, zal de voorzitter het tweede onderdeel van de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

4.3      Uit de dagvaarding van 4 oktober 2016 volgt dat klaagster door de VvE is gedagvaard wegens een achterstand in de betaling van de door klaagster aan de VvE verschuldigde servicebijdragen. De voorzitter volgt klaagster dan ook niet in haar stelling dat zij is gedagvaard op basis van een vermoeden. Het door verweerder namens de VvE weergegeven vermoeden heeft betrekking op een vermoedelijk door klaagster te voeren verweer, welk verweer vervolgens door verweerder namens de VvE is weerlegd.

4.4      Verweerder trad op als advocaat van de VvE. Hij hoefde daarbij in beginsel slechts rekening te houden met de belangen van zijn cliënte. Voor zover klaagster zich niet kon verenigen met het door verweerder namens de VvE verwoorde standpunt, lag het op de weg van klaagster dit in haar verweer naar voren te brengen. Niet gebleken is dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klaagster de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad. Verweerder valt ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. De voorzitter zal het derde onderdeel van de klacht daarom met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter :

verklaart met toepassing van artikel 46j Advocatenwet de onderdelen 1 en 3 van de klacht kennelijk ongegrond en onderdeel 2 van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op   14 maart 2017.

Griffier                                                                        Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 16 maart 2017

verzonden aan:

- klaagster

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl