ECLI:NL:TADRSHE:2017:55 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-199/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:55
Datum uitspraak: 14-03-2017
Datum publicatie: 22-03-2017
Zaaknummer(s): 17-199/DB/LI
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen overleden advocaat niet in behandeling genomen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  14 maart 2017

in de zaak 17-199/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 8 maart 2017 met kenmerk K17-030, door de raad ontvangen op 9 maart 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een incassozaak. Tussen klaagster en verweerder is een geschil ontstaan over de door verweerder voor door hem verrichte werkzaamheden aan klaagster verzonden factuur van 8 juli 2014. De factuur is onbetaald gebleven. Verweerder is op 6 april 2016 overleden. 

1.2      Op 4 juli 2016 heeft een telefonisch onderhoud plaatsgevonden tussen het kantoor van verweerder en de echtgenote van de directeur van klaagster. De heer X, erfgenaam van verweerder, verder te noemen X, heeft bij brief van 14 juli 2016 een creditnota betreffende de factuur van 8 juli 2014 (wegens een vergissing in die factuur) en een nieuwe factuur dd. 11 juli 2016 voor door verweerder voor klaagster verrichte werkzaamheden  aan klaagster gezonden.  

1.3      De gemachtigde van klaagster heeft zich per email van 27 juli 2016 gericht tot het bureau van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg met het verzoek de door hem overgelegde stukken te bestuderen en hem te adviseren inzake een declaratiekwestie met (het voormalig kantoor althans de erven van) verweerder.

1.4      Op 22 september 2016 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen de deken, de heer X en diens gemachtigde, verder te noemen mr. R.

1.5      De bemiddeling heeft niet tot resultaat geleid, waarna de deken bij brief van 23 november 2016 aan mr. R heeft verzocht om namens (de erven van) verweerder een schriftelijk verweerschrift in te dienen.  Mr. R. heeft per e-mail van 13 januari 2017 de reactie van de heer X aan de deken gezonden. De deken heeft bij brief van  31 januari 2017 zijn standpunt aan partijen gezonden. De gemachtigde van klaagster heeft bij brief dd. 9 februari 2017 desgevraagd bericht doorzending van de klacht naar de raad van discipline te wensen.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder aan klaagster voor door hem verrichte werkzaamheden een declaratie heeft gezonden, terwijl de werkzaamheden zouden worden verricht op basis van no cure no pay.

3             BEOORDELING

3.1      De voorzitter stelt vast dat klaagster zich per email van 27 juli 2016 tot (het bureau van) de deken heeft gewend met een bemiddelingsverzoek inzake een declaratiekwestie betreffende  door verweerder voor klaagster verrichte werkzaamheden. Vast staat dat verweerder is overleden voordat klaagster zich met haar bemiddelingsverzoek tot (het bureau van) de deken heeft gewend.

3.2      Voor zover de email van 27 juli 2016 met bijlage, welke immers een verzoek tot bemiddeling bij de afhandeling van een civielrechtelijke kwestie betreft, al als een klachtschrijven dient te worden aangemerkt, geldt dat een klacht tegen een overleden advocaat niet in behandeling kan worden genomen. Ingevolge het bepaalde in artikel 47a lid 5 Advocatenwet wordt de behandeling van een klacht bij overlijden van een advocaat gestaakt. Dit brengt met zich mee dat een klacht tegen een advocaat na diens overlijden niet meer in behandeling wordt genomen.

3.3      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht buiten behandeling stellen.

BESLISSING

De voorzitter:

stelt de klacht buiten behandeling.

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 14   maart 2017.

Griffier                                                Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 16 maart 2017

verzonden aan:

- klager

- de gemachtigde van de erven van verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg