ECLI:NL:TADRSHE:2017:44 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-942/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:44
Datum uitspraak: 13-03-2017
Datum publicatie: 15-03-2017
Zaaknummer(s): 16-942/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Periode van vier maanden, sinds de verlening van de toevoeging, voor het geven van een advies, is wel lang, maar, mede gelet op het feit dat niet is gebleken dat in die periode een fatale termijn is verstreken of dat klager daarvan anderzijds nadeel heeft ondervonden, niet zo lang dat de advocaat hiervan tuchtrechtelijk een verwijt moet worden gemaakt. Klacht ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 13 maart 2017

in de zaak 16-942/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 20 oktober 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 3 november 2015 de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

1.3      Bij brief aan de raad van 11 oktober 2106 met kenmerk 48/15/129K , door de raad ontvangen op 13 oktober 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.4      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 januari 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 11 oktober 2016, met bijlagen;

-       de brief van klager van 29 december 2016.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager is inzake een huurgeschil op 25 maart 2014 door het Juridisch Loket doorverwezen naar verweerder. Op 11 april 2014 heeft een intakegesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Het geschil had betrekking op door klager, ten gevolge van een in 2007 aan de woning van zijn buren uitgevoerde verbouwing, geleden schade. Afgesproken werd dat verweerder alvorens zijn werkzaamheden aan te vangen eerst een toevoeging zou aanvragen. Bij beslissing van 15 mei 2014 is door de Raad voor Rechtsbijstand aan klager een toevoeging verstrekt.

2.2      Klager heeft bij brief van 22 mei 2014 een afschrift van de beslissing van 15 mei 2014 van de Raad voor Rechtsbijstand, waarbij de toevoeging werd verleend, aan verweerder toegestuurd. Klager heeft verweerder bij brieven dd. 21 augustus en 12 september 2014 verzocht om hem te informeren over de zaak.

2.3      Verweerder heeft klager bij brief van 11 september 2014 bericht dat hij na bestudering van de stukken tot de conclusie was gekomen dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevatte om de door klager geleden schade te kunnen substantiëren/onderbouwen. Verweerder heeft klager bericht, voor zover er geen uitvoering was gegeven aan de tijdens de procedure bij de kantonrechter gemaakte afspraken, dit aspect bij de buren aan de orde te willen stellen. Verweerder heeft klager geadviseerd de zaak voor het overige te laten rusten en geen verdere actie te ondernemen.

2.4      Klager heeft bij brief van 25 september 2014 geantwoord niet in te kunnen stemmen met het advies van verweerder.

2.5      Klager heeft bij brief van 18 oktober 2014, door de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen op 21 oktober 2014, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand van 15 mei 2014. De Raad voor Rechtsbijstand heeft het bezwaar van klager bij beslissing van 24 november 2014 niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het niet binnen de wettelijke bezwaartermijn was ingediend.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder onvoldoende voortvarendheid heeft betracht bij de behandeling van het dossier van klager doordat hij:

-        ondanks vele verzoeken van klager niet heeft gereageerd op (aangetekende) brieven van klager;

-        de zaak van klager ondanks het aangeleverde dossier niet voortvarend heeft opgepakt;

-        verweerder de afspraak om direct na ontvangst van de toevoeging contact op te nemen niet is nagekomen;

2.    verweerder met zijn handelwijze de rechtsgang heeft belemmerd;

3.    verweerder geen enkele compassie en morele empathie jegens klager heeft getoond.

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft de zaak niet direct aangepakt. Het had op de weg van verweerder gelegen om klager te berichten dat met de advisering meer tijd was gemoeid. Verweerder heeft klager dan ook direct zijn excuses aangeboden dat de zaak onbedoeld langer was blijven liggen.

4.2      Verweerder betwist de rechtsgang te hebben tegengehouden. Verweerder heeft het dossier bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat een procedure niet kansrijk/kansloos was. Verweerder heeft aangegeven zijn standpunt nader te willen toelichten, waarvan klager geen gebruik heeft gemaakt.

4.3      Het is niet juist dat verweerder geen enkele compassie en morele empathie jegens klager heeft getoond. Verweerder heeft klager in het kader van de intake uitgebreid gesproken en aangegeven welke actie hij zou ondernemen. Verweerder heeft klager geadviseerd. Het feit dat dit advies klager niet welgevallig was, betekent niet dat verweerder geen enkele compassie en/of morele empathie met klager heeft gehad.

4.4      Door de klachtbehandelaar van het kantoor van verweerder is uitgebreid aandacht aan de klacht besteed. Klager is op de mogelijkheid gewezen zich tot een andere advocaat te wenden, waarbij verweerder heeft aangegeven bereid te zijn mee te werken aan de overname van de toevoeging.

5          BEOORDELING

5.1      Vasts staat dat op 15 mei 2014 een toevoeging is verstrekt voor de werkzaamheden van verweerder en dat verweerder op 11 september 2014 een advies aan klager heeft uitgebracht. De raad is van oordeel dat, hoewel het advies van verweerder lang op zich heeft laten wachten en dat het op de weg van verweerder had gelegen om klager te berichten dat en waarom het advies langer dan voorzien op zich liet wachten, een periode van 4 maanden, mede gelet op het feit dat niet is komen vast te staan dat door de vertraging een fatale termijn is verstreken of dat klager anderszins nadeel heeft ondervonden, niet dusdanig lang is dat dit verweerder tuchtrechtelijk moet worden aangerekend. Dat verweerder niet heeft gereageerd op vele verzoeken van klager is uit het dossier niet gebleken. Klager heeft verweerder bij brief van 21 augustus 2014 verzocht hem nader te informeren, terwijl verweerder op 11 september 2014 zijn advies heeft uitgebracht. Het eerste onderdeel van de klacht is ongegrond.

5.2      De raad volgt klager niet in zijn stelling dat verweerder de rechtsgang heeft belemmerd. Een advocaat is niet gehouden om een procedure aanhangig te maken, indien hij geen mogelijkheden ziet deze met succes voor zijn cliënt te voeren. Het stond klager vrij, om zich indien hij zich niet met het advies van verweerder kon verenigen, tot een andere advocaat te wenden. Dat aan verweerder reeds een toevoeging was verleend, stond hieraan niet in de weg. De mogelijkheid bestond immers deze toevoeging te heropenen en over te nemen, welke mogelijkheid klager door de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder ook is voorgehouden en waaraan verweerder bereid was mee te werken. Dat, zoals klager naar voren heeft gebracht, de Raad voor Rechtsbijstand het door klager tegen de aan verweerder verleende toevoeging te laat ingestelde bezwaar niet ontvankelijk heeft verklaard, maakt dit niet anders nu dit bezwaar geen verband hield met de door het kantoor van verweerder voorgestelde heropening en overname van de toevoeging. Het tweede onderdeel van de klacht is ongegrond.

5.3      Uit de aan de raad overgelegde stukken noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de raad gebleken dat verweerder geen enkele compassie en morele empathie jegens klager heeft getoond. Het derde onderdeel is eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en L.W.M. Caudri, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 maart 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerder

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl