ECLI:NL:TADRSHE:2017:42 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-831/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:42
Datum uitspraak: 20-02-2017
Datum publicatie: 10-03-2017
Zaaknummer(s): 16-831/DB/OB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door te zwijgen over de inhoud van het meest recente taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 en vervolgens in strijd met de waarheid te verklaren dat de in dat rapport genoemde waarden niet veel verschilden van de in het rapport d.d. 10 december 2013 genoemde waarden. Stukken conform procesreglement ingediend en daartegen is niet geprotesteerd, terwijl stukken bovendien reeds bekend waren. Niet onnodig grievend uitgelaten en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door informatie te geven over schikkingsonderhandelingen. Niet gebleken dat verweerster  zich bij het formuleren van een voorstel tot een regeling in der minne geenszins heeft laten leiden door een persoonlijk belang. Deels gegrond, deels ongegrond. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  20 februari 2017

in de zaak 16-831/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 12 januari 2015 heeft mr. D, de toenmalige gemachtigde van klagers, bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Op enig moment is mr. X klagers gaan bijstaan en heeft hij de behandeling van de klachtprocedure overgenomen van mr. D. Bij brief d.d. 25 januari 2016 heeft mr. X namens klagers de reeds door mr. D ingediende klachten aangevuld.

1.3      Bij brief aan de raad van 2 september 2016 met kenmerk nr. 48|15|001K B, door de raad ontvangen op 5 september 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.4      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 januari 2017 in aanwezigheid van klagers, vergezeld van mr. X, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennis genomen van:

-              de brief van de deken d.d. 2 september 2016 en de daaraan gehechte stukken;

-              de nagekomen brief van verweerster met bijlagen d.d. 23 december 2016.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1     Mr. D heeft klagers bijgestaan in een geschil met A Hypotheken BV (hierna: “A”). Klagers waren sinds 2012 niet langer in staat volledig te voldoen aan de uit de hypotheekovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen. Mr. D heeft vanaf februari 2013 gecorrespondeerd met A over het oplossen van de opgelopen betalingsachterstand.

2.2     Op 13 maart 2014 is aan mr. D een op 10 december 2013 vervaardigd taxatierapport toegestuurd. In dit rapport zijn de volgende waarden van de woning van S genoemd: (1) marktwaarde  € 552.000,-- (2) bij executoriale veiling tussen € 325.000,-- en € 350.000,-- en (3) onderhandse verkoopopbrengst onder beperking van de termijn van verkoop tot drie maanden, tussen € 375.000,-- en € 410.000,-- (zijnde de zogenaamde driemaands verkoopwaarde).    

2.3     Bij e-mailbericht d.d. 27 augustus 2014 is namens A aan mr. D medegedeeld dat A de woning opnieuw zou laten taxeren, omdat de taxatie d.d. 10 december 2013 ouder was dan zes maanden.

2.4     Bij e-mailbericht d.d. 17 september 2014 heeft mr. D aan de toenmalige gemachtigde van A medegedeeld de taxatie te zullen afwachten.

2.5     Op 3 oktober 2014 is de woning opnieuw getaxeerd, waarbij de volgende waarden zijn bepaald: (1) marktwaarde € 560.000,-- (2) bij executoriale veiling € 350.000,-- (3) onderhandse verkoopopbrengst onder beperking van de termijn van verkoop tot drie maanden € 450.000,-- (zijnde de zogenaamde driemaands verkoopwaarde).  

2.6     Een afschrift van het taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 is  aan klager noch aan klagers verstrekt.

2.7     In een exploot van 16 oktober 2014 heeft A klagers gesommeerd om binnen twee dagen aan A te voldoen een bedrag van € 492.310,--, te vermeerderen met rente en kosten, bij gebreke waarvan zou worden overgegaan tot parate executie van de hypotheekrechten van A en tot openbare verkoop van de woning op 9 april 2015.

2.8     Bij e-mailbericht d.d. 28 oktober 2014 heeft de notaris aan mr. D bevestigd dat de veiling werd vervroegd en dat vooraf het beheers- en ontruimingsbeding werd ingeroepen.

2.9     Bij e-mailbericht d.d. 29 oktober 2014 heeft mr. D de notaris verzocht om hem een afschrift van het meest recente taxatierapport te verstrekken.

2.10   In een exploot van 6 november 2014 heeft A klagers aangezegd dat de openbare verkoop van de woning zou plaatsvinden op 12 februari 2015.

2.11   Mr. D heeft A namens klagers doen dagvaarden in kort geding, waarbij klagers hebben gevorderd dat A de parate executie van de woning staakt en gestaakt houdt totdat in een bodemprocedure middels een in kracht van gewijsde gegaan vonnis is beslist over de rechtmatigheid van de executoriale verkoop, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te vermeerderen met een proceskostenveroordeling. Aan de kort geding dagvaarding was gehecht het taxatierapport d.d. 10 december 2013.

2.12   De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft verweerster bij faxbericht d.d. 7 januari 2015 producties toegestuurd aan mr. D en aan de rechtbank. Het taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 is daarbij niet overgelegd.  Ter zitting heeft verweerster namens A betoogd dat het onredelijk was van klagers dat zij niet akkoord waren gegaan met een machtiging waarin het bedrag van € 375.000,-- als ondergrens was gesteld.   Ter zitting is vastgesteld dat mr. D en klagers geen afschrift van het tweede taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 hadden ontvangen. Verweerster heeft vervolgens verklaard dat de bevindingen van de tweede taxatie geen aanleiding waren voor een verder of hernieuwd overleg met klagers, omdat de taxatiewaarde niet zoveel verschilde van de eerdere taxatie.   Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verweerster aan klagers opnieuw een schikkingsvoorstel gedaan voor een verkoop bij volmacht waarin de driemaands verkoopwaarde van € 375.000,-- uit het taxatierapport van 10 december 2013 het uitgangspunt was.

2.13   Verweerster heeft in haar ter zitting voorgedragen pleitnota vermeld dat de geplande veiling op 9 april 2015 was vervroegd naar 12 februari 2015 omdat A geen beroep meer wilde doen op het beheers- en ontruimingsbeding. Voorts heeft verweerster in haar ter zitting voorgedragen pleitnota vermeld dat het Openbaar Ministerie nog steeds onderzoek zou doen naar oplichtings- en fraudepraktijken zijdens klager sub 1.

2.14   Verweerster heeft mr. D bij e-mail van 8 januari 2015 te 18:19 uur, onder verwijzing naar het door haar bij de mail gevoegde taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 geïnformeerd dat A het voorstel handhaafde, waarbij echter in plaats van het bedrag van € 375.000,-- (rapport 10 december 2013) het bedrag van € 450.000,-- (rapport 3 oktober 2014) als laagste verkoopprijs had te gelden.

2.15   Mr. D heeft verweerster bij faxbericht d.d. 12 januari 2015 medegedeeld dat hij voornemens was om het taxatierapport aan de rechter toe te sturen. Bij faxbericht d.d. 12 januari 2015 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken. Verweerster heeft geprotesteerd tegen overlegging van het taxatierapport aan de rechter, onder aankondiging van het indienen van een klacht tegen klager. Bij brief d.d. 19 januari 2015 heeft klager het taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 toegestuurd aan de voorzieningenrechter. Bij faxbericht d.d. 20 januari 2015 heeft verweerster de voorzieningenrechter verzocht om geen acht te slaan op de door klager ingediende stukken. Bij e-mailbericht d.d. 20 januari 2015 heeft verweerster klager medegedeeld dat zij zich vrij achtte om tegen klager een klacht in te dienen. Klager en verweerster hebben gesproken over de mogelijke totstandkoming van een minnelijke regeling in welk verband verweerster bij brief d.d. 20 januari 2015 aan mr. D heeft geschreven:

          “Wat betreft het voorstel om de tegen mij ingediende klacht in te trekken, dat is door mijn cliënte voorgesteld om zo losse eindjes te voorkomen, zodat partijen in de toekomst op normale wijze hun communicatie zouden kunnen hervatten. Ik begrijp dat u en uw cliënten de klacht niet willen intrekken. Het staat u en uw cliënten dan ook vrij te persisteren in de klacht.”

2.16   Bij tussenvonnis d.d. 22 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende overwogen:

          “(r.o. 2.2) Gelet op de verklaring van [verweerster] ter zitting dat er niet veel verschil was met de eerdere taxatiewaarde, behoeft de brief van [mr. D] naar het oordeel van de voorzieningenrechter een reactie. De voorzieningenrechter wijst op de verplichting neergelegd in artikel 21 Wetboek van Rechtsvordering.”

2.17   Bij faxbericht d.d. 26 januari 2015 heeft verweerster conform het verzoek van de voorzieningenrechter op het tussenvonnis gereageerd. Verweerster heeft betoogd dat A de voorzieningenrechter nimmer onjuist heeft willen informeren. Voorts heeft verweerster  de voorzieningenrechter bericht omtrent de met mr. D en klagers gevoerde schikkingsonderhandelingen.

2.18   Bij eindvonnis d.d. 28 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende overwogen:

          “(r.o. 4.4) Bij dit oordeel betrekt de voorzieningenrechter ook de omstandigheid dat [A] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een schikkingsaanbod heeft gedaan voor een verkoop bij volmacht waarin de driemaands verkoopwaarde van € 375.000,-- uit het taxatierapport van 10 december 2013 het uitgangspunt was, terwijl [A] (en ook haar ter zitting aanwezige advocaat) reeds langere tijd op de hoogte waren van de inhoud van het taxatierapport van 3 oktober 2014 waarin een driemaands verkoopwaarde van € 450.000,-- was vastgesteld. Op dat moment waren [klagers] en hun advocaat van die hogere waarde niet op de hoogte. Ook in de pleitnotitie van [A] wordt gesteld dat de driemaands verkoopwaarde van de woning € 375.000,-- bedraagt, waardoor de voorzieningenrechter bij de afweging van de belangen van partijen foutieve informatie zou hebben gehanteerd als vanwege schikkingsonderhandelingen de juiste informatie niet boven tafel was gekomen.”

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.            de voorzieningenrechter tijdens de zitting op essentiële punten onjuist heeft voorgelicht;  

2.            op een onredelijk laat moment een aantal producties heeft toegestuurd;

3.            een minnelijke regeling tussen partijen afhankelijk heeft gemaakt van haar eigen persoonlijke belangen;

4.            zich onnodig grievend heeft uitgelaten;

5.            confraternele, inhoudelijke schikkingsvoorstellen aan de rechter heeft bekendgemaakt en betalingsoverzichten aan de rechter heeft verstrekt zonder daarbij te vermelden wat het standpunt van klagers was ten aanzien van die overzichten.

                          3.2    Toelichting

Klachtonderdeel 1

Verweerster heeft de rechter alsook mr. D en klagers onjuiste informatie verstrekt over het taxatierapport d.d. 3 oktober 2014. Verweerster wist van de nieuwe taxatiewaarden en heeft daar desondanks geen openheid over gegeven, terwijl dat wel op haar weg lag nu zij die waarden expliciet heeft benoemd in haar pleitnota en daarmee bewust de indruk heeft gewekt dat dit de meest recente waarden waren. Vervolgens heeft verweerster getracht de onwaarheden voor de rechter verborgen te houden. Immers zij heeft gedreigd met het indienen van een klacht tegen mr. D en heeft de rechter verzocht om geen acht te slaan op de door mr. D bij brief d.d. 19 januari 2015 ingediende stukken.

Ook heeft verweerster onjuiste informatie verstrekt over het al dan niet door A inroepen van het beheers- en ontruimingsbeding.

Klachtonderdeel 2

Verweerster heeft pas één dag voor de zitting een groot aantal producties aan de rechter en klager toegestuurd. Hierdoor was het niet mogelijk om de zitting naar behoren voor te bereiden.

Klachtonderdeel 3

Verweerster heeft de indruk gewekt dat de totstandkoming van een regeling in der minne tussen klagers enerzijds en A anderzijds, afhankelijk was van de intrekking van de tegen verweerster door mr. D ingediende klacht.

Klachtonderdeel 4

Verweerster heeft in haar ter zitting in kort geding voorgedragen pleitnota vermeld dat dat tegen klager sub 1 een strafrechtelijk onderzoek wegens oplichting zou lopen. Een dergelijke opmerking is onnodig grievend. Om welke reden dit wordt vermeld en welke gevolgtrekking hieraan zou moeten worden verbonden blijft volledig in het ongewisse.

Klachtonderdeel 5

Verweerster heeft in haar faxbericht d.d. 26 januari 2015 inhoudelijk en herhaaldelijk mededelingen gedaan over de met mr. D en klagers gevoerde schikkingsonderhandelingen en de exacte inhoud van het geformuleerde schikkingsvoorstel. Hiervoor bestond geen rechtvaardiging. De mededelingen over de gevoerde schikkingsonderhandelingen waren voorts niet helemaal juist. Bovendien heeft verweerster bij het faxbericht d.d. 26 januari 2015 betalingsoverzichten gevoegd, hetgeen in strijd is met het verbod om de rechter te benaderen met nieuwe informatie, nu de zaak voor vonnis stond. Verweerster heeft verzuimd te vermelden wat het standpunt van klagers was ten aanzien van die overzichten.

4          VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

          Verweerster kan niet worden verweten dat zij voorafgaand aan het kort geding geen afschrift van het taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 heeft verstrekt. Hier is verweerster destijds niet om verzocht.  Verweerster heeft in haar pleitnota inderdaad verwezen naar het bedrag van € 375.000,-- omdat partijen dat bedrag als uitgangspunt hadden gehanteerd in hun gesprekken. Tijdens de schorsing van de zitting heeft mr. D verweerster voor het eerst gevraagd om een kopie van het meest recente taxatierapport. Verweerster heeft toen aan mr. D toegezegd om het rapport per e-mail na afloop van het kort geding aan hem te verstrekken.

4.2     Tijdens en direct na de schorsing heeft verweerster ten overstaan van de rechter aangegeven opnieuw het voorstel aan klagers te willen doen, inhoudend dat klagers een volmacht geven aan A voor onderhandse verkoop en levering, met als laatprijs de zogenaamde driemaands verkoopwaarde als opgenomen in het rapport van 10 december 2013, zijnde een bedrag van €375.000,--, welk rapport op dat moment in het geding voorlag. Tijdens de erg korte voortzetting van het kort geding is geen inzage meer gevraagd of gekomen in het recentere rapport van 3 oktober 2014. Verweerster herinnerde zich dat de waardes in de rapporten van 2013 en 2014 niet veel verschilden, hetgeen zij op dat moment ook aan de voorzieningenrechter heeft medegedeeld. Meer heeft verweerster niet gezegd. Verweerster heeft dan ook geen onjuiste feitelijke gegevens verstrekt.

4.3     Diezelfde dag nog, bij e-mail van 8 januari 2015 te 18:19 uur, heeft verweerster mr. D geïnformeerd dat A het voorstel handhaafde, waarbij echter in plaats van het bedrag van € 375.000,-- (rapport 10 december 2013) het bedrag van € 450.000,-- (rapport 3 oktober 2014) als laagste verkoopprijs had te gelden.

4.4     Het was verweerster tijdens de zitting in kort geding niet bekend dat het inroepen van het beheers- en ontruimingsbeding nog niet van de baan was. Verweerster verkeerde op basis van de informatie die zij van haar cliënte had verkregen in de veronderstelling dat de geplande veiling op 9 april 2015 was vervroegd naar 12 februari 2015 omdat A geen beroep meer wilde doen op het beheers- en ontruimingsbeding.

4.5     Klachtonderdeel 2

          Bij faxberichten d.d. 7 januari 2015 te 11.03 uur en 13.24 uur heeft verweerster de nodige producties, die door verweerster aan de voorzieningenrechter waren gestuurd, aan mr. D doorgestuurd. Deze stukken waren tijdig verstrekt op basis van de regels van het toepasselijke procesreglement en bovendien mocht de inhoud van de stukken reeds bij klagers en mr. D als bekend worden verondersteld. Tijdens de kort geding zitting is door mr. D ook niet geprotesteerd tegen de late toezending van de stukken, met uitzondering van het eerst op 7 januari 2015 verstrekken van de onderbouwing van de vordering. Laatstgenoemd stuk had verweerster pas op de ochtend van 7 januari 2015 voorzien van een toelichting van haar cliënte in haar bezit, zodat zij het stuk ook niet eerder had kunnen overleggen.

4.6     Klachtonderdeel 3

          Verweerster heeft, ondanks herhaalde verzoeken van de deken, niet op de door mr. A namens klagers ingediende klachtonderdelen 3 tot en met 5 gereageerd. Ter zitting van de raad heeft verweerster betoogd dat zij nimmer de indruk heeft willen wekken dat de totstandkoming van een regeling afhankelijk wilde maken van haar eigen persoonlijke belangen, hetgeen zij ook direct aan klager heeft duidelijk gemaakt.

4.7     Klachtonderdelen 4 en 5

          Verweerster heeft gesteld dat mr. D zelf is begonnen met het verstrekken van informatie over de gevoerde schikkingsonderhandelingen en dat mr. D zelf in de kort geding dagvaarding  stellingen heeft ingenomen over het jegens klager sub 1 gevoerde (strafrechtelijk) onderzoek, op welke stellingen verweerster in haar pleitnota heeft gereageerd, hetgeen haar ook vrij stond. Van het doen van grievende uitlatingen is geen sprake geweest.

5          BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

5.2     Klachtonderdeel 1

          Noch klagers, noch verweerster hebben de door verweerster op  8 januari 2015 ter zitting voorgedragen pleitnotitie in de onderhavige klachtprocedure overgelegd. De raad kan derhalve niet vaststellen of verweerster ter zitting in kort geding expliciet heeft gesteld dat het bedrag van € 375.000,-- de meest recent getaxeerde driemaands verkoopwaarde was, maar wel staat vast dat verweerster zich bij het namens haar cliënte A voeren van verweer tegen de door klagers ingestelde vordering heeft gebaseerd op de in het taxatierapport d.d. 10 december 2013 genoemde driemaands verkoopwaarde van    € 375.000,--. De voorzieningenrechter heeft immers in het vonnis d.d. 28 januari 2015 overwogen: “(4.4) (…) Ook in de pleitnotitie van [verweerster] wordt gesteld dat de driemaands verkoopwaarde van de woning € 375.000,-- bedraagt (…)” Voorts staat vast dat verweerster ter zitting geen melding heeft gemaakt van de hogere driemaands verkoopwaarde ad € 450.000,--, zoals genoemd in het tweede taxatierapport d.d. 3 oktober 2014, van welk rapport verweerster en haar cliënte reeds gedurende lange tijd op de hoogte waren en van welk rapport verweerster, ondanks herhaalde verzoeken van de advocaat van klagers, geen afschrift heeft verstrekt aan klagers, noch aan de voorzieningenrechter. 

5.3     De raad is van oordeel dat verweerster aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klagers. Verweerster heeft niet alleen gezwegen over de recentere taxatiewaarde van €  450.000,--, maar heeft tevens desgevraagd ten overstaan van de voorzieningenrechter verklaard dat de in het rapport d.d. 10 december 2013 genoemde waarden niet veel verschilden met de in het rapport d.d. 3 oktober 2014 genoemde waarden. Klagers hadden er een zwaarwegend belang bij dat zij geen volmacht zouden verlenen aan verweersters cliënte met een laagste verkoopwaarde die was gebaseerd op een inmiddels niet meer actueel taxatierapport. Verweerster heeft jegens klagers tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, door te trachten een schikking te realiseren die was gebaseerd op een driemaands verkoopwaarde uit een niet meer actueel taxatierapport, terwijl het recentere taxatierapport reeds gedurende lange tijd bij verweerster en haar cliënte bekend was.

5.4     Het had op de weg gelegen van verweerster om in de kort geding procedure klagers en de voorzieningenrechter volledig en juist voor te lichten en in dat kader melding te maken van het in het taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 genoemde bedrag van € 450.000,-- alsook een afschrift van het taxatierapport te verstrekken. Van de gedingstukken maakte immers enkel het – niet meer actuele – taxatierapport d.d. 10 december 2013 deel uit, waardoor de voorzieningenrechter bij de afweging van de belangen van partijen foutieve informatie zou hebben gehanteerd als vanwege de schikkingsonderhandelingen de juiste informatie niet boven tafel was gekomen.

5.5     Het betoog van verweerster dat klagers feitelijk niet zijn benadeeld, nu verweerster binnen enkele uren na afloop van de zitting in kort geding een aangepast minnelijk voorstel, vergezeld van het taxatierapport d.d. 3 oktober 2014, aan mr. D heeft doen toekomen treft naar het oordeel van de raad geen doel. Het alsnog vertrekken van het rapport d.d. 3 oktober 2014 aan klagers na afloop van de zitting neemt immers niet weg dat verweerster ter zitting aan de voorzieningenrechter onvolledige en onjuiste informatie over de getaxeerde waarden heeft verstrekt.

5.6     De raad is van oordeel dat verweerster, door te zwijgen over de inhoud van het meest recente taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 en vervolgens in strijd met de waarheid te verklaren dat de in dat rapport genoemde waarden niet veel verschilden van de in het rapport d.d. 10 december 2013 genoemde waarden, de belangen van klagers onevenredig heeft geschaad en daarmee de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve in zoverre gegrond.

5.7     Klagers verwijten verweerster tevens dat zij heeft verklaard dat de veiling was vervroegd naar 12 februari 2015 omdat geen beroep zou worden gedaan op het beheers- en ontruimingsbeding. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster pas in beeld kwam toen door A de executie werd aangezegd. Verweerster heeft gemotiveerd uiteengezet dat zij op basis van de van haar cliënte verkregen informatie in de veronderstelling verkeerde dat de veiling was vervroegd naar 12 februari 2015 omdat geen beroep zou worden gedaan op het beheers- en ontruimingsbeding en dat eerst later aan haar duidelijk is geworden dat A de notaris reeds had verzocht om de veiling te vervoegen op een moment dat het inroepen van het beheers- en ontruimingsbeding nog niet definitief van de baan was. De raad is van oordeel dat klagers onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren hebben gebracht waaruit blijkt dat het betoog van verweerster feitelijk onjuist is. Derhalve staat naar het oordeel van de raad als onvoldoende weersproken vast dat verweerster ter zitting heeft verklaard overeenkomstig de informatie die zij van haar cliënte had verkregen. Dat verweerster niet op die informatie mocht afgaan is gesteld noch gebleken. Niet is komen vast te staan dat verweerster informatie heeft verstrekt, waarvan zij bewust of behoorde te weten dat deze onjuist was.

5.8     Voorts verwijten klagers verweerster dat zij na de zitting in kort geding overzichten van door klagers aan A verrichte betalingen heeft verstrekt, zonder daarbij te vermelden dat deze overzichten door klagers werden betwist. Verweerster heeft dit onderdeel van de klacht weersproken, in welk verband zij heeft gesteld dat zij de door klagers gemaakte opmerkingen heeft verwerkt in de door haar gegeven toelichting op de betalingsoverzichten zoals weergegeven in haar faxbericht d.d. 26 januari 2015 aan de voorzieningenrechter.

          De raad stelt vast, dat verweerster tevens bericht heeft bereid te zijn om het overzicht nog onder de loupe te nemen als klagers een en  ander gemotiveerd zouden betwisten. Aldus kan niet gezegd worden dat verweerster de voorzieningenrechter onjuist voorgelicht heeft.

          Dit deel van de klacht treft dus geen doel.

5.9     Klachtonderdeel 2

          Gedragsregel 14 lid 1 bepaalt dat bij het bepalen van het tijdstip van het overleggen van stukken aan de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, de advocaat er rekening mee dient te houden dat de wederpartij een reactie daarop voldoende zorgvuldig moet kunnen voorbereiden. Artikel 6.2 van het procesreglement kort gedingen rechtbank handel/familie bepaalt voorts dat stukken zo spoedig mogelijk moeten worden ingediend, dat stukken die niet dienovereenkomstig zijn ingediend buiten beschouwing worden gelaten en dat stukken die binnen 24 uur voor de zitting worden ingediend in beginsel buiten beschouwing worden gelaten.

5.10   De raad stelt vast dat verweerster bij faxberichten d.d. 7 januari 2015 te 11.03 uur en 13.24 uur de nodige producties, die zij aan de voorzieningenrechter had gestuurd, aan mr. D heeft doorgestuurd. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster met de toezending van deze producties op genoemde tijdstippen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klagers gehandeld. Als niet dan wel niet voldoendeweersproken staat immers vast dat de toezending van de producties heeft plaatsgevonden binnen de marges van het landelijk geldende procesreglement, dat de inhoud van de stukken reeds bij klagers en mr. D als bekend mocht worden verondersteld en dat mr. D ook niet heeft geprotesteerd tegen de late toezending van de stukken. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.11   Klachtonderdeel 3

          Ter zake het derde onderdeel van de klacht heeft verweerster betoogd dat zij zich bij het formuleren van een voorstel tot een regeling in der minne geenszins heeft laten leiden door een persoonlijk belang. Verweerster heeft betoogd dat zij, indachtig de wens van beide partijen om een totaaloplossing te bereiken, heeft voorgesteld om in het kader van een minnelijke regeling alle procedures te staken en geen nieuwe procedures aanhangig te maken. De raad stelt vast dat, toen het verweerster middels de ontvangst van het e-mailbericht van mr D d.d. 19 januari 2015 duidelijk werd dat bij klagers de indruk was ontstaan dat verweerster zich bij het formuleren van het voorstel had laten leiden door persoonlijke belangen, zij bij e-mailbericht d.d. 20 januari 2015 terstond aan mr. D heeft duidelijk gemaakt dat dit niet de bedoeling was en dat het klagers uiteraard vrij stond om jegens haar een klacht in te dienen, waartegen zij dan verweer zou voeren. Mede gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde e-mailcorrespondentie zijn naar het oordeel van de raad door klagers onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht ter onderbouwing van hun stelling dat verweerster de totstandkoming van een minnelijke regeling tussen partijen afhankelijk heeft gemaakt van haar eigen persoonlijke belangen. De raad is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht niet is komen vast te staan. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

5.12   Klachtonderdeel 4

          Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat mr. D in de kort geding dagvaarding is ingegaan op het faillissement van de onderneming van klager sub 1 en de achtergrond daarvan, en dat hij in dat verband heeft gesteld dat na vijf jaar intensief onderzoek vrijwel alle feiten waarvan de curator aangifte had gedaan waren geseponeerd en dat op een enkel feit nog onderzoek werd gedaan, maar dat ook die zaak geseponeerd kon worden, zodat alle beschuldigingen van de curator achteraf bezien volkomen onterecht waren. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat voorts vast dat verweerster in reactie op die stellingen in haar pleitnota heeft vermeld dat, naar zij van een van de curatoren had vernomen, nog een onderzoek naar oplichting gaande was.

5.13   Waar mr. D het onderzoek jegens klager sub 1 wegens vermeende oplichting zelf te berde heeft gebracht in de kort geding dagvaarding, kan verweerster naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij in haar pleitnota, in reactie op de door mr. D in dit verband geponeerde stellingen, heeft gesteld dat dit onderzoek nog gaande was. Indien klagers dit gegeven buiten de rechtsstrijd hadden willen houden, hadden stellingen daaromtrent in de kort geding dagvaarding achterwege gelaten moeten worden. De raad is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

5.14   Klachtonderdeel 5

          Gedragsregel 13 bepaalt dat omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen aan de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, niets mag worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. Klagers zijn van mening dat verweerster heeft gehandeld in strijd met deze gedragsregel.

5.15   Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat mr. D de voorzieningenrechter bij brief d.d. 19 januari 2015 heeft geïnformeerd over de pogingen om alsnog tot een vergelijk te komen. Bij deze brief was gevoegd het taxatierapport d.d. 3 oktober 2014. Bij tussenvonnis d.d. 22 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verweerster, die ter zitting had verklaard dat de bevindingen van de taxatie d.d. 3 oktober 2014 voor A geen aanleiding vormden voor een hernieuwd overleg met klagers omdat er niet veel verschil was met de eerdere taxatie en dat A nog steeds bereid was om te praten over het verlenen van een volmacht door klagers met een minimum verkoopwaarde van € 375.000,--, diende te reageren op de brief van mr. D d.d. 19 januari 2015. Bij brief d.d. 26 januari 2015 heeft verweerster dat gedaan, waarbij zij is ingegaan op de tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen.

5.16   De raad is, gelet op het feit dat mr. D in zijn brief d.d. 19 januari 2015 aan de voorzieningenrechter mededelingen heeft gedaan over de gevoerde schikkingsonderhandelingen en het feit dat de voorzieningenrechter verweerster bij tussenvonnis d.d. 22 januari 2015 om een reactie op de brief van mr. D heeft gevraagd, van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt dat zij in haar brief d.d. 26 januari 2015 aan de voorzieningenrechter mededeling heeft gedaan over de schikkingsonderhandelingen. Verweerster mocht er gezien de inhoud van de brief van mr. D d.d. 19 januari 2015 en de inhoud van het tussenvonnis d.d. 22 januari 2015 vanuit gaan dat dit haar vrijstond. Ook klachtonderdeel 5 is derhalve ongegrond.

6          MAATREGEL

                          6.1     D oor te zwijgen over de inhoud van het meest recente taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 en vervolgens in strijd met de waarheid te verklaren dat de in dat rapport genoemde waarden niet veel verschilden van de in het rapport d.d. 10 december 2013 genoemde waarden, heeft verweerster de belangen van klagers onevenredig  geschaad en daarmee de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid overschreden.  De raad acht in dezen de maatregel van berisping passend.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht ten dele gegrond is verklaard, moet verweerster het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 1 gegrond, voor zover verweerster heeft gezwegen over de inhoud van het meest recente taxatierapport d.d. 3 oktober 2014 en vervolgens in strijd met de waarheid heeft verklaard dat de in dat rapport genoemde waarden niet veel verschilden van de in het rapport d.d. 10 december 2013 genoemde waarden;

-        verklaart klachtonderdeel 1 voor het overige ongegrond;

-        verklaart de klachtonderdelen 2, 3, 4 en 5 ongegrond;

-        legt ter zake het gegrond bevonden onderdeel van de klacht aan verweerster op de maatregel van berisping;

-        veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klagers, binnen 4 weken aan deze te voldoen

-        veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten die klagers hebben moeten maken, vastgesteld op € 50,==, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,== binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr.  G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. W.H.N.C. van Beek en R. van den Dungen ,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 20 februari 2017

verzonden aan:

-            klagers

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

             Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klagers

-           verweerster

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

             Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline

-           verweerster

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

             Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

             De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

             Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

             a.         Per post

             Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

             Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

             b.         Bezorging

             De griffie is gevestigd aan het adres:

             Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

             Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

             Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

             c.         Per fax

             Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

             Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

             d.         Per e-mail

             Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

             Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

             Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl