ECLI:NL:TADRSHE:2017:41 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-092/DB/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:41
Datum uitspraak: 01-03-2017
Datum publicatie: 10-03-2017
Zaaknummer(s): 17-092/DB/MN
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het staat een advocaat in hoedanigheid van bijzonder curator vrij om in het belang van de kinderen zelfstandig procedurele beslissingen te nemen. Klacht namens minderjarige over wie klaagster geen een hoofdig gezag heeft is niet-ontvankelijk. Klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 1 maart 2017

in de zaak 17-092/DB/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de griffier van het Hof van Discipline van 31 januari 2017 met als bijlage de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 3 januari 2017, waarbij de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch is aangewezen voor de behandeling van de klacht van klaagster tegen verweerster, omdat verweerster lid is van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland, (hierna: de deken) van 22 december 2016 aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden met kenmerk 16-0212/FH/sd, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1         Verweerster is door de rechtbank benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige zoon van klaagster, R, in de procedure betreffende het verzoek van klaagster tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van X van R en nadien tevens over de minderjarige zoon van klaagster S in in verband met het voorwaardelijk tegenverzoek van X tot vernietiging van de erkenning van S.

1.2         Verweerster heeft klaagster en X per email van  25 mei 2016 bericht dat zij inzake de vernietiging van de erkenning van S voornemens was aan de rechtbank te adviseren dat een DNA-onderzoek diende te worden verricht. Zij heeft partijen verzocht haar te berichten of zij mee wilden werken aan het onderzoek en zich uit te laten over de kosten van het onderzoek. Xheeft geantwoord bereid te zijn aan dit onderzoek mee te werken. Klaagster achtte het verrichten van een DNA onderzoek niet nodig en schadelijk voor S. Verweerster heeft bij brief van 10 juni 2016 aan de rechtbank geadviseerd DNA-onderzoek te laten uitvoeren ter beantwoording van de vraag of  X de biologische vader is van S.

1.3         Klaagster heeft op 16 juni 2016 het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van R om haar moverende redenen ingetrokken. Verweerster heeft op 27 juni 2016 nader advies bij de rechtbank ingediend tevens houdende zelfstandig verzoek gerechtelijke vaststelling over R.                

1.4         Klaagster heeft, mede namens de beide minderjarigen, op 4 augustus 2016 een klacht tegen verweerster bij de deken ingediend.                                                                                                                                                                                                                         

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster in haar hoedanigheid van bijzonder curator:

1.            niet heeft gewerkt volgens de richtlijnen ‘benoeming bijzondere curator’

2.            de leidraad van de werkwijze en verslag van bijzondere curator inzake afstemmingskwesties niet in acht heeft genomen;

3.            de belangen van de kinderen van klaagster niet heeft behartigd;

4.            geen dan wel een te summier onderzoek heeft verricht;

5.            klaagster niet heeft gehoord.

3             VERWEER

3.1      Verweerster is niet betrokken in de procedures tussen klaagster en de vader betreffende juridisch vaderschap, gezag, omgang en alimentatie. Verweerster is benoemd tot bijzondere curator over de twee minderjarige kinderen van klaagster, wat betekent dat zij uitsluitend de minderjarigen vertegenwoordigt en dus uitsluitend hun belangen behartigt. Verweerster dient zelfstandig de belangen van de kinderen te toetsen. Verweerster kan ook zelfstandig namens de kinderen een verzoek doen aan de rechtbank.

3.2      Een bijzonder curator komt een grote mate van vrijheid toe. In de richtlijnen van de rechtbank wordt bepaald wat van een bijzonder curator wordt verwacht.

3.3      Verweerster begrijpt dat het voor klaagster onaangenaam was dat verweerster om een DNA onderzoek in de procedure over S heeft verzocht alsmede zelfstandig een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van X van R. Verweerster heeft alvorens zij haar zelfstandig verzoek tot gerechtelijke vaststelling vaderschap heeft ingediend contact opgenomen met de advocaten van partijen om na te gaan of partijen bereid waren mee te werken aan erkenning. Toen de weg van erkenning niet mogelijk bleek is verweerster overgegaan tot indiening van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling vaderschap. Verweerster is daarmee niet buiten de grenzen van de haar toekomende vrijheid getreden

3.4      Verweerster heeft vanuit haar positie als onafhankelijk belangenbehartiger van de kinderen bepaalde procedurele keuzes gemaakt, in het licht van de langslepende procedures tussen partijen en de onmogelijkheid om tot een erkenning te komen. Verweerster heeft de richtlijnen van de rechtbank daarbij in acht genomen.

3.5      Verweerster heeft wel gesproken met klaagster. Verweerster heeft na haar benoeming tot bijzonder curator over R uitgebreid met klaagster gesproken. In dat gesprek is ook de situatie rondom S aan de orde geweest. Over het ingediende verzoek betreffende S heeft verweerster ook nog mailcontact met klaagster gehad. Naar aanleiding van de intrekking door klaagster van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling heeft verweerster contact gehad met de advocaat van klaagster.

4             BEOORDELING

4.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de twee minderjarige kinderen van klaagster. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht het in de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van bijzonder curator, geldt het advocatentuchtrecht slechts met de hierna te formuleren beperking. Indien een advocaat zich bij de vervulling van een andere taak dan die van advocaat zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten dat (ook) in strijd is met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem dan een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Derhalve dient eerst de vraag te worden beantwoord of verweerster zich bij de uitoefening van haar taak als bijzonder curator over de twee minderjarige kinderen van klaagster zodanig heeft gedragen of misdragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd.

4.2      Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerster bij de uitoefening van haar taak als bijzonder curator zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Verweerster diende in haar hoedanigheid van bijzondere curator uitsluitend de minderjarigen over wie zij tot bijzondere curator was benoemd te vertegenwoordigen en de belangen van die minderjarigen te toetsen. Dat klaagster de mening van verweerster wat in het belang van de minderjarigen diende te worden geacht niet deelde, betekent niet dat verweerster de belangen van die minderjarigen onvoldoende heeft behartigd.

4.3      Verweerster heeft persoonlijk, per email en telefonisch contact gehad met (de advocaat van) klaagster, zodat de voorzitter klaagster niet volgt in haar stelling dat zij door verweerster niet is gehoord. Dat verweerster het niet eens was met hetgeen door klaagster naar voren is gebracht en (procedurele) keuzes heeft gemaakt die klaagster niet welgevallig waren, betekent niet dat klaagster niet gehoord is. Verweerster heeft op basis van hetgeen zij van (de advocaten van) partijen heeft gehoord overeenkomstig haar taak als bijzondere curator zelfstandig procedurele beslissingen genomen.

4.4      Evenmin is gebleken dat er sprake zou zijn van geen dan wel een te summier onderzoek door klaagster.

4.5.      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht van klaagster,                tevens voor zover deze mede namens de minderjarige R is ingediend, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren. Nu voorts niet is gebleken dat klaagster het eenhoofdig gezag over de minderjarige S heeft en derhalve ervan moet worden uitgegaan dat zij niet alleen bevoegd is hem in rechte te vertegenwoordigen, zal de voorzitter de klacht, voor zover namens S ingediend, kennelijk niet ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht van klaagster, tevens voor zover mede namens de minderjarige R ingediend met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

de klacht van klaagster, voor zover namens de minderjarige S ingediend, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, kennelijk niet ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.M. T. Coenegracht, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 1 maart  2017

Griffier                                                                                    Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 maart 2017

verzonden aan:

-  klaagster

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [ plaats ] binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl