ECLI:NL:TADRSHE:2017:40 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-496/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:40
Datum uitspraak: 20-02-2017
Datum publicatie: 10-03-2017
Zaaknummer(s): 16-496/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Terecht geoordeeld dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van de wijze waarop hij klager heeft geadviseerd. Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 20 februari 2017

in de zaak 16-496/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van  28 juni 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij e-mailbericht d.d. 23 augustus 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Oost-Brabant  (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 26 mei 2016, door de raad ontvangen op 27 mei 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 28 juni 2016 heeft de voorzitter met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 juni 2016 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief d.d. 11 juli 2016, door de raad ontvangen op 12 juli 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 januari 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 12 juli 2016 en de nagekomen brief van klager met bijlagen d.d. 20 december 2016.

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.            tijdens een gesprek op 21 augustus 2015 boos is geworden en zich door klager geïntimideerd heeft gevoeld;

2.            zich ten onrechte op het standpunt stelde dat het noodzakelijk was om te beschikken over een medische verklaring betreffende de geestelijke gezondheid van klager. Klager heeft zijn uiterste best gedaan een dergelijke verklaring te verkrijgen, maar dat is uiteindelijk niet gelukt, hetgeen verweerder hem leek te verwijten;

3.            zich pas op 21 augustus 2015 via We Transfer op de hoogte heeft gesteld van de 1,25 kg aan documenten, die klager eerder aan de rechter had gezonden. Verweerder had hiervan direct kennis moeten nemen;

4.            klager een medisch adviesbureau van twijfelachtige kwaliteit heeft aangeraden;

5.            klager onjuist heeft geïnformeerd door te zeggen dat het niet mogelijk was om zonder advocaat naar de zitting van het gerechtshof te gaan en dat klager niet rechtstreeks stukken aan het gerechtshof kon overleggen.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

verweerder heeft zich pas op 21 augustus 2015 via We Transfer op de hoogte gesteld van de 1,25 kg aan documenten, die klager eerder aan de rechter had gezonden. Verweerder had hiervan direct kennis moeten nemen. Voorts is verweerder wel degelijk boos geworden. Verweerder lijdt aan tunnelvisie.

4          BEOORDELING

4.1      Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder de bestanden die klager op 20 augustus 2015 had toegezonden, althans digitaal aan verweerder beschikbaar had gesteld, op 21 augustus 2015 heeft gedownload. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat ter zake aan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft de stelling van klager, dat verweerder boos is geworden, voorts weersproken. De verklaringen van partijen staan lijnrecht tegenover elkaar en de raad kan niet vaststellen welke weergave van de feiten de juiste is, zodat de voorzitter naar het oordeel van de raad terecht heeft geoordeeld dat dit onderdeel van de klacht niet is komen vast te staan. Tot slot heeft de voorzitter naar het oordeel van de raad terecht geoordeeld dat verweerder van de inhoud van zijn advies geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dat verweerder aan tunnelvisie lijdt is naar het oordeel van de raad niet gebleken.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.3      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond

Griffier                                                                        Voorzitter

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. W.H.N.C. van Beek en A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2017.

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 20 februari 2017

verzonden aan:

-  klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is  verklaard, geen rechtsmiddel open.