ECLI:NL:TADRSHE:2017:39 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-047/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:39
Datum uitspraak: 08-03-2017
Datum publicatie: 10-03-2017
Zaaknummer(s): 17-047/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vermelden van strafrechtelijk verleden van de wederpartij niet nodeloos grievend. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  8 maart 2017

in de zaak 17-047/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 16 januari 2017 met kenmerk K16-085, door de raad ontvangen op 17 januari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Verweerster heeft de wederpartij van klager bijgestaan in een geschil betreffende de verlenging van de ID-kaart van de zoon van partijen, verder te noemen S. Klager had zijn medewerking aan de verlenging van de ID-kaart van S geweigerd, omdat zijn voorkeur uitging naar een paspoort in verband met zijn voorgenomen vakantie naar Thailand met S. De cliënte van verweerster had bezwaren tegen de voorgenomen vakantie van klager met S naar Thailand.

1.2      Verweerster heeft klager bij brief dd. 27 juni 2016 verzocht schriftelijk dan wel tijdens een bezoek aan het stadskantoor toestemming te verlenen voor de verlenging van de ID-kaart van S, zulks in verband met een bezoek aan België tijdens een schoolkamp op 5 juli 2016. Verweerster schreef onder meer het volgende :

“Mocht u noch schriftelijk uw toestemming geven, noch lijfelijk morgen, heb ik van cliënte opdracht gekregen u in rechte te betrekken. Nogmaals, dit is niet het doel van cliënte, doch u geeft haar in dat geval geen andere keuze. Middels een kort geding zult u in dat geval gedagvaard worden en zult u bij de rechtbank moeten uiteggen waarom u geen toestemming wenst te verlenen voor de verkrijging van de ID van uw zoon. Hierbij zullen tevens de moverende redenen van cliënte vaar voren worden gebracht voor het niet verstrekken van een paspoort.

Cliënte hoopt uiteraard dat een en ander niet zo ver hoeft te komen.”

1.3       Klager heeft hierop geantwoord alleen medewerking aan de verkrijging van een paspoort te willen verlenen. Verweerster heeft klager hierna namens haar cliënte in kort geding gedagvaard, waarna klager zich tot een advocaat heeft gewend. Partijen hebben vervolgens  in onderling overleg een aanvullend convenant ondertekend. Partijen zijn onder meer overeengekomen dat het kort geding zou worden ingetrokken en een paspoort voor S zou worden aangevraagd. 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.            verweerster klager in haar brief van 27 juni 2016 ernstig heeft bedreigd en heeft getracht hem te chanteren op onwettige gronden;

2.            verweerster de rechter onjuist heeft geïnformeerd doordat zij in een kort geding dagvaarding ten onrechte heeft geschreven dat klager over zijn  broer en over een vriend heeft gezegd dat zij zich zouden hebben ingelaten met zeer jonge meisjes in Thailand.

3             VERWEER

3.1      De cliënte van verweerster heeft zich tot haar gewend toen tussen partijen een patstelling was ontstaan. Zij heeft eerst getracht een regeling in der minne te bereiken. Verweerster heeft om de zaak niet onnodig te laten escaleren in de eerste brief de moverende redenen van haar cliënte niet nader vermeld. De korte reactietermijn was ingegeven door de datum van het schoolkamp van S een week later.

3.2      Verweerster heeft gehandeld in het belang van haar cliënte. Het was het goed recht van haar cliënte om haar verzoeken wegens het spoedeisend belang in kort geding aan de voorzieningenrechter voor te leggen. Verweerster is niet bedreigend geweest noch heeft zij zich schuldig gemaakt aan chantage op onwettige gronden.

3.3      Het tussen partijen gesloten aanvullen convenant gaf de cliënte van verweerster genoeg garanties over buitenlandse vakanties, zoals door haar gewenst, waardoor het kort geding kon worden ingetrokken en het paspoort kon worden aangevraagd.

3.4      Verweerster heeft het standpunt van haar cliënte verwoord. Zij heeft in dat kader de bedenkingen van haar cliënte tegen de vakantiereis naar Thailand gemotiveerd. Verweerster is daarbij afgegaan op de mededelingen van haar cliënte. Zij had geen reden aan de juistheid daarvan te twijfelen.

4             BEOORDELING

4.1      De klacht betreft het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van  advocaat van een wederpartij. Volgens vaste jurisprudentie geniet verweerster als advocaat van de wederpartij een  ruime mate van vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar in overleg met haar cliënte passend voorkomt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.

4.2      Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.3      Verweerster heeft in haar brief van 27 juni 2016 en de dagvaarding in kort geding het standpunt van haar cliënte verwoord. Het bezwaar van de cliënte van verweerster tegen het aanvragen van een papsoort voor S was gelegen in de omstandigheid dat klager voornemens was met S naar Thailand op vakantie te gaan. Het was in dat kader dat verweerster in kort geding het standpunt van haar cliënte nader heeft gemotiveerd en de strafrechtelijke veroordeling van klager wegens een zedenmisdrijf aan de orde heeft gesteld. Het moge zo zijn dat het klager niet welgevallig was dat zijn strafrechtelijk verleden in de dagvaarding aan de orde is gesteld en dat hij dit mogelijk als grievend heeft ervaren, dit betekent niet dat dit nodeloos grievend was. Verweerster diende namens haar cliënte de vordering nader te motiveren en daarbij speelde het strafrechtelijk verleden van klager een rol.

4.4      Verweerster mocht  afgaan op de mededeling van haar cliënte dat klager haar had verteld dat zijn broer en een vriend, die tijdens de vakantie eveneens in Thailand aanwezig zouden zijn, zich in Thailand hadden ingelaten met “zeer jonge meisjes”.  Ook deze mededeling is naar voren gebracht ter onderbouwing van de vorderingen van de cliënte van verweerster. Niet is komen vast staan dat er voor verweerster een reden was om aan de mededeling van haar cliënte te twijfelen. Mitsdien mocht zij in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte de door haar cliënte versterkte informatie aan de rechtbank mededelen.

4.5      Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van klager onnodig of onevenredig en zonder redelijk doel heeft geschaad.

4.6      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 8 maart 2017

Griffier                                                Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 9 maart 2017

verzonden aan:

- klager

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [ plaats ] binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl