ECLI:NL:TADRSHE:2017:35 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-031/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:35
Datum uitspraak: 17-02-2017
Datum publicatie: 01-03-2017
Zaaknummer(s): 17-031/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Stadium van overleg in langdurig burenconflict was gepasseerd. Geen sprake van rauwelijks dagvaarden. Betreft zakelijk geschil. Misleiding van de rechter is niet gebleken.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 17 februari 2017

in de zaak 17-031/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement (hierna: de deken) van 10 januari 2017 met kenmerk 48/16/103K, door de raad ontvangen op 11 januari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1       Verweerder staat de heer en mevrouw G, verder te noemen G.,  bij in een burenconflict met de heer H, verder te noemen H. Door de voorzieningenrechter en het gerechtshof zijn over en weer veroordelingen uitgesproken betreffende het verwijderen van door partijen geplaatste camera’s, zich onthouden van het maken van foto- en filmopnames van elkaar of elkaars eigendommen en het betreden van elkaars perceel, zulks op straffe van een dwangsom. Klaagster heeft H in deze procedure bijgestaan. Zij was in voormelde procedures niet als partij betrokken.

1.2       Verweerder heeft klaagster  namens G op 22 juli 2016 gedagvaard om op 22 augustus 2016 ter zitting van de voorzieningenrechter  in kort geding te verschijnen. Verweerder vorderde klaagster te verbieden het perceel van G te betreden, over de schutting die de opritten van G en H scheidt te hangen en G en hun gezinsleden, hun woning en perceel te filmen of te fotograferen, zulks op straffe van een dwangsom. .

1.3       Klaagster heeft op 31 juli 2016 bij de deken een klacht tegen verweerder ingediend.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder klaagster rauwelijks heeft gedagvaard (in strijd met gedragsregel 19);

2.    verweerder voor het plannen van het kort geding geen verhinderdata bij klaagster heeft opgevraagd;

3.    verweerder de rechter heeft misleid door onwaarheden te schrijven, waarvan hij wist dat deze onjuist waren (in strijd met gedragsregel 33);

4.    zich grievend heeft uitgelaten jegens klaagster (in strijd met gedragsregel 31);

5.    verweerder in de dagvaarding heeft vermeld dat er geen verweer was gevoerd, hetgeen logisch is als de dagvaarding zonder aankondiging wordt betekend;

6.    verweerder naar niet bijgevoegde producties heeft verwezen (in strijd met artikel 85 lid 1 Rv) .

3             VERWEER

3.1      Het is juist dat voor het betekenen van de dagvaarding geen overleg met klaagster heeft plaatsgevonden. Het stadium waarin nog ruimte was voor overleg tussen G en klaagster, was ruimschoots gepasseerd. Dat wordt door klaagster in haar klacht ook bevestigd. Om die reden zijn ook geen verhinderdata aan klaagster opgevraagd. Contact met klaagster in het verleden had geleerd dat op die wijze vermoedelijk door haar zou worden geprobeerd om een en ander zo lang mogelijk te rekken. Dat was niet in het belang van G. De verhinderdata zijn om die reden evenmin opgevraagd.

3.2      Omdat klaagster in het buitenland woonachtig is, is een ruimere dagvaardingstermijn van vier weken gehanteerd, waardoor het voor haar mogelijk moest zijn ruimte voor de zitting te maken. Indien klaagster zich met een goede reden van verhindering tot de rechtbank had gewend, zou uitstel zijn verleend, waartegen verweerder zich ook niet zou hebben verzet.

3.3      Door de langere dagvaardingstermijn heeft klaagster ook ruimschoots de gelegenheid gehad een advocaat in Nederland te zoeken. Kort voor de datum van de zitting heeft zich ook een Nederlandse advocaat namens klaagster gesteld, aan wie verweerder stukken heeft doen toekomen. Klaagster heeft kort voor de zitting ervan afgezien van zijn diensten gebruik te maken. Dat is haar goed recht, maar dat zij onvoldoende de gelegenheid heeft gehad zich tot een Nederlandse advocaat te wenden is onjuist.

3.4      Verweerder heeft in de dagvaarding verwezen naar een nog over te leggen productie. Artikel 85 lid 3 Rv staat dit expliciet toe.

3.5      In de dagvaarding staan geen onwaarheden en verzinsels opgenomen, althans niet voor zover verweerder bekend. Indien klaagster van mening was dat er onwaarheden in de dagvaarding stonden, had zij ter zitting daarop kunnen reageren. Het is aan de voorzieningenrechter om te bepalen wat rechtens vast is komen  te staan en wat niet.  Zelfs als stellingen van de cliënten van verweerders rechtens niet vast zouden komen te staan, maakt dat nog niet dat deze ook onjuist of onwaar zijn.

3.6      Er is geen sprake van (onnodig) grievende uitlatingen jegens klaagster.

4             BEOORDELING

4.1      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Het is vaak zo dat uitlatingen van de advocaat van een wederpartij dan wel diens aanpak van de zaak door de andere partij als onaangenaam worden ervaren. Dat betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. Daarnaast geldt dat e en advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de juistheid van de informatie die zijn cliënt hem verstrekt, en is slechts in uitzonderingsgevallen –indien hij behoorde te weten dat de informatie onjuist was- gehouden de juistheid ervan te verifiëren. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

4.2      Vast staat dat verweerder klaagster heeft gedagvaard zonder haar voorafgaand aan de betekening van die dagvaarding daarvan op de hoogte te stellen. Een advocaat is in beginsel verplicht, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen, de wederpartij van zijn voornemen op de hoogte te stellen. Deze gedragsregel voor advocaten is bedoeld om te voorkomen dat een partij in rechte wordt betrokken, terwijl aan deze partij niet de gelegenheid is geboden, om in onderling overleg aan de vordering van de eisende partij te voldoen dan wel anderszins tot een onderlinge regeling te komen. Vast staat dat de dagvaarding betrekking had op het al langdurige burenconflict tussen G en H, waarover eerder procedures tussen G en H zijn gevoerd. Klaagster was hierbij niet als partij, maar wel als belangenbehartigster van H nauw betrokken. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk gemaakt dat het stadium van overleg, ook met klaagster, in het reeds langdurige burenconflict was gepasseerd. Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerder onder die omstandigheden vrij om klaagster, in het belang van zijn cliënten, zonder vooraankondiging en zonder verhinderdata op te vragen in kort geding te dagvaarden. Klaagster heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij daardoor nodeloos in haar belangen is geschaad. Klaagster heeft niet om aanhouding verzocht en is ter zitting op 22 augustus 2016 verschenen, zodat van een ernstige verhindering niet is gebleken. De voorzitter volgt klaagster niet in haar stelling dat zij onvoldoende in de gelegenheid is geweest om een Nederlandse advocaat te zoeken. Een periode van vier weken dient daartoe als toereikend te worden beschouwd.

4.3      Uit de aan de raad overgelegde stukken kan de voorzitter niet concluderen dat verweerder de voorzieningenrechter opzettelijk heeft misleid. Verweerder heeft het standpunt van zijn cliënten verwoord en mocht daarbij afgegaan op de informatie van zijn cliënten. Klaagster heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat verweerder informatie aan de voorzieningenrechter heeft verschaft waarvan hij wist dat deze onjuist was. Het moge zo zijn dat klaagster zich niet kon verenigen met het door verweerder verwoorde standpunt van G, maar dat betekent nog niet verweerder ter zake een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Het ligt op de weg van klaagster om, indien zij zich niet met het standpunt van haar wederpartij kan verenigen, dit in rechte te weerspreken. De beoordeling van het civiele geschil is vervolgens voorbehouden aan de civiele rechter. Ter zake komt de tuchtrechter geen bevoegdheid toe.

4.4      Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zich evenmin nodeloos grievend jegens klaagster uitgelaten. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn vordering in kort geding die feiten naar voren gebracht die hem uit informatie van zijn cliënten bekend waren geworden. Het moge zo zijn dat klaagster de uitlatingen van verweerder als grievend heeft ervaren, maar dit betekent niet dat verweerder de grens die hem tegenover klaagster vrijstond heeft overschreden.

4.5      De relevantie van de klacht dat verweerder in de dagvaarding heeft vermeld dat er geen verweer was gevoerd, hetgeen logisch is als de dagvaarding zonder aankondiging wordt betekend, ontgaat de voorzitter. Vast staat dat verweerder in de dagvaarding heeft gesteld dat hem geen verweer bekend was. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder daarvan valt te maken.

4.6      Klaagster verwijt verweerder voorts naar niet overgelegde producties te hebben verwezen. Ook hier geldt dat niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder hiervan valt te maken. Het staat een partij vrij om stukken later over te leggen. Het is de rechter die de procesorde bewaakt en bepaalt of stukken al dan niet worden toegelaten. Niet gebleken is dat klaagster nodeloos in haar belangen is geschaad.

4.7      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 17 februari 2017

Griffier                                                Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 20 februari 2017    

verzonden aan:

- klaagster

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl