ECLI:NL:TADRSHE:2017:29 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-050/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:29
Datum uitspraak: 13-02-2017
Datum publicatie: 17-02-2017
Zaaknummer(s): 17-050/DB/LI
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: het enkele feit dat een partij met een hem onwelgevallige procesbeslissing wordt geconfronteerd geenszins blijkt dat de voorzitter en de leden van het college dat de beslissing nam, vooringenomen zouden zijn. Verzoek tot wraking afgewezen

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 13 februari 2017

in de zaak 17-050/DB/LI

naar aanleiding van het verzoek tot wraking van:

verzoeker

tegen:

verweerders

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 17 januari 2017 heeft verzoeker een verzoek ingediend strekkende tot wraking van verweerders, voorzitter en leden van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch samen vormend de kamer van die raad, die ter zitting van de raad dd. 23 januari 2017 de klacht van verzoeker tegen mr. X in klachtzaak 16-883/DB/LI zou behandelen.

1.2      De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking van verweerders heeft plaatsgevonden op 30 januari 2017, waarvoor zowel verzoeker als verweerders door de griffier zijn opgeroepen bij brieven van 17 januari 2017. Verweerders zijn bij voormelde brief eveneens in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verzoek tot wraking te reageren.

1.3      Verzoeker heeft bij brief van 18 januari 2017 bericht naar verwachting niet in de gelegenheid te zijn om persoonlijk ter zitting te verschijnen. Verzoeker is ter zitting niet verschenen. Verweerders hebben bij brieven van respectievelijk 20, 24 en 25 januari 2017 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en te kennen gegeven ter zitting niet aanwezig te zullen zijn. Verweerders hebben aangegeven niet in het wrakingsverzoek te berusten. Aangezien verzoeker, noch verweerders ter zitting zijn verschenen is van de behandeling geen proces-verbaal opgemaakt.

2          verzoek

Verzoeker heeft de volgende bezwaren tegen verweerders aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:

2.1       Verzoeker heeft bij brief van 22 december 2016 wegens zeer bijzondere omstandigheden drie verzoeken, waaronder een verzoek om aanhouding, aan de raad gedaan. Bij brief van 13 januari 2017 zijn alle verzoeken van klager afgewezen zonder dat inhoudelijk is gereageerd op het verzoek van klager tot aanwijzing  van een advocaat of deskundige.

2.2       De reden voor het verzoek tot uitstel is niet zoals in de brief van 13 januari 2017 wordt gesuggereerd gelegen in een situatie die zich al jaren voordoet. Hierdoor is de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid gewekt. Het afwijzend standpunt van de raad komt er op neer dat dat verzoeker niet behoorlijk in de gelegenheid wordt gesteld om zijn klachten met juridische bijstand en een deskundigenoordeel te onderbouwen.

3          VERWEER

3.1      Verweerders berusten niet in de wraking omdat er geen gerechtvaardigde grondslag is voor het verzoek tot wraking. Het verzoek van 22 december 2016 van verzoeker om aanhouding van de mondelinge behandeling van de klacht van klager in klachtzaak 16-883/DB/LI op 23 januari 2017 is op goede gronden afgewezen.

3.2      De overige verzoeken zijn door verzoeker voor het eerste in zijn brief van 22 december 2016 verwoord en maakten geen deel uit van de klacht zoals behandeld door de deken. De vraag of deze verzoeken in het kader van de tuchtrechtelijke procedure alsnog konden worden gedaan en of deze toewijsbaar waren zou aan de orde komen bij de inhoudelijke behandeling van de klacht ter zitting van de raad. Zover is het door het verzoek tot wraking niet gekomen.

3.3      Er is geen sprake van feiten of omstandigheden waardoor de tuchtrechtelijke onpartijdigheid van verweerders schade zou kunnen leiden of de schijn van vooringenomenheid zou kunnen worden gewekt.

4          BEOORDELING

4.1       Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen de voorzitter en de leden van de raad worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2       Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen, onder meer ingevolge artikel 6 lid 1 van het Verdrag tot Bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(s) af te dwingen.

4.3       Wraking is mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de (tucht)rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.

4.4       Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de raad uit hoofde van hun aanstelling geacht moeten worden onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de voorzitter en de leden jegens een partij enige vooringenomenheid hebben, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer van de raad zal het wrakingsverzoek aan de hand van deze, in rechtsoverweging 4.3 en 4.4 weergegeven maatstaven beoordelen.

4.5       De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker geen feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht om te kunnen concluderen dat sprake is van partijdigheid van de voorzitter en de leden in de samenstelling van de raad op 23 januari 2017. De wrakingskamer overweegt dat uit het enkele feit dat een partij met een hem onwelgevallige procesbeslissing wordt geconfronteerd geenszins blijkt dat de voorzitter en de leden van het college dat de beslissing nam, vooringenomen zouden zijn. Een verzoeker onwelgevallige beslissing ten aanzien van zijn verzoek om aanhouding voor onbepaalde tijd leidt niet tot de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid van de voorzitter en de leden van het college. Nu verzoeker geen andere gronden heeft aangevoerd en overigens ook niet van vooringenomenheid is gebleken, wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

BESLISSING

De wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

-        wijst het verzoek tot wraking af;

-        bepaalt dat de mondelinge behandeling van de klacht van verzoeker tegen mr X in de klacht zaak 16-883/DB/LI zal plaatsvinden op 27 maart 2017 om 13.00 uur;

Aldus beslist door mr.  J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. J.J.M. Goumans en L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2017

Griffier                                                                     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 februari 2017

verzonden aan:

-            verzoeker

-            verweerders

-            de beklaagde advocaat in klachtzaak 16-883/DB/LI

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.