ECLI:NL:TADRSHE:2017:27 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-851/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:27
Datum uitspraak: 13-02-2017
Datum publicatie: 15-02-2017
Zaaknummer(s): 16-851/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster dat zij in een echtscheidingsprocedure tegen hem is opgetreden terwijl verweerster eerst ook zijn belangen heeft behartigd. Niet is komen vast te staan dat verweerster ooit als advocaat van klager heeft opgetreden. Verweerster is steeds uitsluitend advocaat van de ex-vrouw van verweerder geweest. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 13 februari 2017

in de zaak 16-851/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 25 maart 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 12 september 2016 met kenmerk K16-033, door de raad ontvangen op 13 september 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 december 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      In 2013 heeft klager zich, in zijn hoedanigheid van bestuurder van een besloten vennootschap, tot het kantoor van verweerster gewend en een adviesgesprek met een kantoorgenoot van verweerster gevoerd. Eind september 2014 heeft de voormalig echtgenote van klager zich tot verweerster gewend met vragen over de huwelijkse voorwaarden van haar en klager. Verweerster heeft de voormalig echtgenote van klager daarover geadviseerd. Eind oktober 2014 heeft de voormalig echtgenote van klager de haar door verweerster toegezonden opdrachtbevestiging ondertekend aan verweerster geretourneerd en nadien verweerster verzocht haar bij te staan in de echtscheidingsprocedure.

2.2      Op of omstreeks 4 november 2014 (volgens verweerster), althans in het voorjaar van 2015 (volgens klager), hebben klager en zijn voormalig echtgenote gezamenlijk een gesprek gevoerd met verweerster. Eind september 2015 heeft verweerster namens de voormalig echtgenote van klager een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend. Verweerster heeft daarna, bij brief van 12 november 2015, klager namens zijn voormalig echtgenote onder meer gesommeerd om een geldlening terug te betalen. Klager heeft daarop verweerster bij brief van 16 november 2015 verzocht om zich als advocaat van de voormalig echtgenote van klager terug te trekken aangezien verweerster zich volgens klager belastte met de behartiging van tegenstrijdige belangen.

2.3      Bij e-mail van 18 november 2015 heeft de klachtencoördinator van het kantoor van verweerster klager ervan in kennis gesteld in zijn voormelde brief van 16 november 2016 een klacht te lezen. De  klachtencoördinator heeft daarop met klager een gesprek gevoerd en vervolgens in zijn brief aan klager van 27 november 2015 geconcludeerd dat noch sprake is van conflicterende belangen noch van een andere reden waarom verweerster de voormalig echtgenote van klager niet zou mogen bijstaan in de echtscheidingsprocedure. Bij brief van 17 maart 2016 heeft verweerster klager nogmaals namens zijn voormalig echtgenote een sommatiebrief gestuurd. Klager heeft zich vervolgens bij brief van 25 maart 2016 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

3          KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.         tegenstrijdige belangen heeft behartigd door eerst voor klager op te treden en later, in de echtscheidingsprocedure, tegen klager op te treden,

2.         zich daarmee zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad,

3.         de haar opgedragen zaken onzorgvuldig heeft behandeld,

4.         haar geheimhoudingsplicht jegens de ex-echtgenote van klager heeft geschonden.

4          VERWEER

4.1      Verweerster is van mening dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Verweerster is de advocaat van de voormalig echtgenote van klager en dat heeft zij ook duidelijk aan klager kenbaar gemaakt. Zij had van haar cliënte een door klager opgesteld concept-echtscheidingsconvenant ontvangen, wat zij heeft nagekeken en van op- en aanmerkingen heeft voorzien. In het gesprek van haar met haar cliënte en klager gezamenlijk heeft zij uitdrukkelijk aangegeven de advocaat te zijn van de voormalig echtgenote van klager en niet van klager.

4.2      Het feit dat klager in 2013 voor een rechtspersoon van wie hij bestuurder/aandeelhouder was bij een kantoorgenoot van verweerster is geweest in een andere zaak, brengt evenmin met zich dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klager was immers niet zelf cliënt van het kantoor van verweerster, maar de betreffende vennootschap was cliënte. Bovendien zijn nauwelijks werkzaamheden ten behoeve van die vennootschap verricht omdat klager de opdrachtbevestiging niet heeft ondertekend. Daarnaast is de vennootschap in kwestie als vermogensonderdeel op grond van de huwelijkse voorwaarden buiten de verrekening gebleven en is de onderneming inmiddels ook failliet, zodat deze in de afwikkeling van de echtscheiding geen enkele rol heeft gespeeld. Verweerster heeft bovendien geen kennis genomen van informatie uit het voormalige dossier, maar heeft de haar ter beschikking staande informatie van haar cliënte ontvangen. Van het behartigen van tegenstrijdige belangen is derhalve volgens verweerster geen sprake.

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      De klachtonderdelen 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerster dat zij in strijd met gedragsregel 7 handelt. Gedragsregel 7 bepaalt, kort gezegd, dat een advocaat geen tegenstrijdige belangen mag behartigen. Het uitgangspunt van gedragsregel 7 is dat een cliënt er ten volle op moet kunnen vertrouwen dat gegevens over zijn zaak, zijn persoon of zijn onderneming, die de cliënt zijn advocaat of zijn kantoorgenoot ter beschikking stelt, niet op enig moment tegen hem worden gebruikt. Onder vertrouwelijke informatie wordt verstaan die informatie die geen openbaar karakter draagt en dus buiten de cliënt om niet zonder meer verkrijgbaar is. In twijfelgevallen dient de advocaat af te zien van het optreden.

5.3      Vaststaat dat verweerster is opgetreden voor de voormalig echtgenote van klager. Die heeft zich immers eind september 2014 tot verweerster gewend en heeft in oktober 2014 de haar door verweerster toegezonden opdrachtbevestiging ondertekend en aan verweerster geretourneerd. Verweerster heeft namens haar het verzoek tot echtscheiding jegens klager aanhangig gemaakt.

5.4      Klager heeft geen bescheiden overgelegd waaruit valt af te leiden dat tussen hem en verweerster een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen op basis waarvan verweerster als zijn advocaat is opgetreden. Verweerster heeft in dit verband onbetwist gesteld dat zij aan klager geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd en dat zij evenmin aan partijen (en dus ook niet aan klager) een vFAS mediationovereenkomst heeft gestuurd.

5.5      De vraag is derhalve of anderszins kan worden vastgesteld dat verweerster als advocaat van klager is opgetreden. Van belang in dit verband is dat verweerster begin november 2014 of in het voorjaar van 2015 een gesprek heeft gevoerd met haar cliënte en klager gezamenlijk. Om te kunnen beoordelen of op grond hiervan sprake is van het behartigen van tegenstrijdige belangen, zoals klager stelt en verweerster  betwist, is van belang om vast te stellen of klager tijdens en na dat gesprek er van uit mocht gaan dat verweerster ook zijn belangen behartigde.

5.6      Klager stelt ter zake dat tijdens het bewuste gesprek gesproken zou zijn over mediation en over de onafhankelijke rol van verweerster. Verweerster was als jurist bij dat gesprek aanwezig en niet als advocaat van klager of zijn voormalig echtgenote, aldus klager ter zitting. De afspraak was volgens klager dat verweerster een convenant zou opstellen aan de hand van de door klager en zijn voormalig echtgenote aan te leveren stukken. Verweerster heeft deze stellingen van klager gemotiveerd weersproken en in dit verband daartegenover gesteld dat zij in dat gesprek juist duidelijk heeft aangegeven de advocaat van de voormalig echtgenote van klager te zijn en dat zij overigens ook niet anderszins de suggestie heeft gewekt eveneens de belangen van klager te behartigen of aan mediation te zijn begonnen. Verdere afspraken zijn volgens verweerster in het gesprek niet gemaakt. Gelet hierop staan de stellingen van klager en verweerster op dit punt lijnrecht tegenover elkaar. In dat geval kan de tuchtrechter in het algemeen niet vaststellen welke stelling de juiste is en welke partij de juiste feiten presenteert. Dat betekent niet dat aan de verklaring van verweerster meer waarde wordt gehecht dan aan de verklaring van klager. Het betekent dat, zonder nadere toelichting die klager niet heeft gegeven, niet is komen vast te staan wat er precies is besproken, terwijl het wel op de weg van klager heeft gelegen die nadere toelichting te verschaffen. Aldus kan ook niet worden vastgesteld of klager er op terechte gronden van uit mocht gaan dat verweerster mede zijn belangen zou behartigen.

5.7      Nu de raad aldus geen advocaat-cliënt relatie tussen klager en verweerster kan vaststellen, is de conclusie dat de klacht op deze onderdelen ongegrond is. Het feit dat klager zich in 2013 ten behoeve van een rechtspersoon, van wie klager bestuurder/aandeelhouder was, voor advies tot een kantoorgenoot van verweerster heeft gewend, maakt dat niet anders. Het betreft immers een volledig andere zaak en niet is gebleken dat de destijds verstrekte gegevens van belang zijn geweest in de echtscheidingsprocedure. Er is ook in dit opzicht aldus geen sprake van het behartigen van conflicterende belangen.

5.8      De onderdelen 3 en 4 lenen zich eveneens voor gezamenlijke behandeling. Naar de raad begrijpt, stelt klager dat hij er last van heeft gehad dat verweerster de haar opgedragen zaak onzorgvuldig heeft behandeld en haar verplichting tot geheimhouding in het geding heeft laten komen. Deze onderdelen zullen eveneens ongegrond worden verklaard, alleen al nu,  anders dan klager stelt, niet is komen vast te staan dat verweerster de haar opgedragen zaak onzorgvuldig heeft behandeld of haar verplichting tot geheimhouding heeft geschonden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts , voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, A.L.W.G. Houtakkers , leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2017.

Griffier                                                                                             Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 februari 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerster

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl