ECLI:NL:TADRSHE:2017:24 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-065/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:24
Datum uitspraak: 09-02-2017
Datum publicatie: 13-02-2017
Zaaknummer(s): 17-065/DB/OB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen feitelijke onjuistheden vermeld in kort gedingdagvaarding. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager pas na een jaar op de hoogte te stellen van vonnis. Klagers 2 + 3 kennelijk niet-ontvankelijk wegens ontbreken eigen belang klacht klager. Kennelijk ongegrond.  

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  9 februari 2017

in de zaak 17-065/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 24 januari 2017 met kenmerk 48|16|085K, door de raad ontvangen op 25 januari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       Verweerster is de advocaat van mevrouw P, zijnde de wederpartij van klager sub 1 (hierna: “klager”). Klager is gehuwd geweest met mevrouw P (hierna: “de vrouw”) en zij hebben samen een zoon O (hierna: “de zoon”). Tussen klager enerzijds en de vrouw en de zoon anderzijds bestond geen enkel contact. Er bestond enkel contact tussen de bassischool van de zoon en klager.

1.2       Bij e-mailbericht d.d. 1 mei 2015 heeft een medewerkster van de basisschool klager verzocht om het bij het e-mailbericht gevoegde formulier “geen bezwaar tegen afgifte van een reisdocument” te ondertekenen en te retourneren, dit vanwege het aanstaande schoolreisje en het op 20 juli 2015 verlopen van het paspoort van de zoon.

1.3       Vanwege de gezondheidstoestand van klager is bij beschikking d.d. 11 mei 2015 klager sub 3 tot bewindvoerder van klager benoemd. Op 14 mei 2015 heeft klaagster sub 2 het door klager ondertekende formulier per gewone post aan de school geretourneerd. De school heeft deze post niet ontvangen.

1.4       De vrouw heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot verweerster. Bij brief d.d. 11 juni 2015 heeft verweerster een concept kort geding dagvaarding aan klager toegestuurd. Op 18 juni 2015 is de kort geding dagvaarding uitgebracht, waarbij de rechtbank werd verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een identiteitsbewijs en waarbij tevens werd verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor een reis van de vrouw met de zoon naar het buitenland.

1.5       Op 29 juni 2015 heeft klager per e-mail aan de school gevraagd om hem de adresgegevens van de zoon te verstrekken.

1.6       Bij aangetekende brief d.d. 2 juli 2015 heeft klaagster sub 2 het door klager ondertekende formulier aan verweerster toegestuurd. 

1.7       Op 13 juli 2015 heeft de zitting in kort geding plaatsgevonden. Klager is niet verschenen. De vordering van de vrouw is bij verstekvonnis d.d. 13 juli 2015 toegewezen met veroordeling van klager in de proceskosten. De rechtbank heeft het kort geding vonnis op 14 juli 2015 aan beide partijen toegestuurd.

1.8       Bij brief d.d. 3 mei 2016 heeft verweerster klager verzocht om het deel van de proceskosten dat ziet op het griffierecht en de advocaatkosten over te maken op de derdengeldrekening van haar kantoor. Bij brief d.d. 7 juni 2016 heeft klager aan verweerster medegedeeld niet te zullen betalen. Bij brief d.d. 13 juni 2016 heeft verweerster het betalingsverzoek herhaald. Bij brief d.d. 17 juni 2016 heeft klager wederom aan verweerster medegedeeld niet te zullen betalen. Tevens heeft klager verweerster bericht dat hij tegen haar een klacht heeft ingediend bij de deken.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.    in de kort geding dagvaarding onjuiste feitelijke gegevens heeft opgenomen;

2.    klager pas een jaar na het kort geding vonnis op de hoogte heeft gesteld van het feit dat de kort geding procedure doorgang heeft gevonden.

2.2       Toelichting

Ten onrechte heeft verweerster in de kort geding dagvaarding aangegeven dat klager niet zou hebben gereageerd op het verzoek om toestemming voor afgifte van het reisdocument. De toestemming is namelijk tot tweemaal toe, ruimschoots voor de zitting in kort geding, gegeven, zodat die zitting tijdig had kunnen worden geannuleerd. Ook is ten onrechte vermeld dat klagers adres onbekend is. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager pas na een jaar in kennis te stellen van het feit dat de zitting toch is doorgegaan en hem eerst toen aan te spreken op betaling van de proceskosten.

3             VERWEER

                        3.1       Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verweerster heeft de belangen van haar cliënte behartigd. Verweersters cliënte wilde vanwege gebeurtenissen uit het verleden geen enkel contact meer met klager en klagers adres was onbekend. De school beschikte enkel over het e-mailadres van klager en er was enkel contact tussen de school en klager. Omdat ondanks het verzoek van 1 mei 2015 de benodigde documenten niet van klager werden ontvangen heeft verweerster op verzoek van haar cliënte, die niet alleen wilde dat de zoon mee kon gaan op schoolreis, maar die ook zelf met de zoon naar het buitenland wilde kunnen reizen, een kort geding procedure aanhangig gemaakt. Op 2 juli 2015 heeft klaagster sub 2 weliswaar het door klager ondertekende formulier van geen bezwaar tegen afgifte reisdocument aan verweerster toegestuurd, maar dit enkele formulier was niet toereikend omdat de gemeente tevens het originele paspoort/ID-bewijs van klager wenste in te zien en klager voorts geen toestemming had verleend aan verweersters cliënte om met de zoon naar het buitenland te reizen. Verweersters cliënte wenste een uitspraak van de rechtbank en dat recht heeft zij ook.

                        3.2       In de kort geding dagvaarding zijn geen onjuiste feitelijke gegevens opgenomen. De dagvaarding is op 18 juni 2015 uitgebracht en op dat moment had noch de school, noch verweerster, noch verweersters cliënte een reactie ontvangen van klager. Op 29 juni 2015 heeft klager nog per e-mail de adresgegevens van de zoon opgevraagd bij de school. Klager was dan ook in staat geweest om na het uitbrengen van de dagvaarding te informeren naar het verloop van de procedure. Dat klager niet is verschenen en ook geen informatie meer heeft ingewonnen is zijn eigen keuze geweest en de proceskostenveroordeling heeft hij aan zichzelf te danken.

                        3.3       De rechtbank heeft het kort geding vonnis op 14 juli 2015 aan beide partijen toegestuurd. Bij brief d.d. 3 mei 2016 heeft verweerster klager om betaling verzocht, hetgeen haar vrij stond.

4             BEOORDELING

4.1       Ontvankelijkheid

            De voorzitter overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. De voorzitter is van oordeel dat klaagster sub 2 en klager sub 3 bij de ingediende klacht geen eigen belang hebben, zodat klaagster sub 2 en klager sub 3 kennelijk niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de klacht. Omdat klager sub 1 wel een rechtsreeks belang heeft bij de ingediende klacht, kan hij wel worden ontvangen.

4.2       Klachtonderdeel 1

            De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

4.3       Verweerster heeft uiteengezet dat de kort geding dagvaarding niet alleen is uitgebracht omdat haar cliënte vervangende toestemming wenste te verkrijgen voor de aanvraag van een identiteitsbewijs, maar ook omdat haar cliënte vervangende toestemming wenste om met de zoon naar het buitenland te kunnen reizen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat, nadat de kort geding dagvaarding kennelijk eerst op 11 juni 2015 in concept aan klager is toegestuurd, op 18 juni 2015 tot betekening van de definitieve kort geding dagvaarding is overgegaan omdat op dat moment noch de school, noch verweerster, noch verweersters cliënte een reactie had ontvangen van klager. Gegeven de feitelijke situatie op 18 juni 2015, zijnde het tijdstip van de betekening van de dagvaarding, bevat de dagvaarding geen feitelijke onjuistheden.

4.4       Gezien de door verweerster gegeven onderbouwing acht de voorzitter begrijpelijk dat verweerster het in het kader van de behartiging van de belangen van de vrouw noodzakelijk achtte om de kort geding dagvaarding uit te brengen en de kort geding procedure vervolgens ook door te zetten. Ten tijde van de mondelinge behandeling op 13 juli 2015 beschikte de vrouw inmiddels weliswaar over het door klager ondertekende formulier van geen bezwaar tegen afgifte reisdocument, maar om het reisdocument te kunnen afhalen wenste de gemeente tevens klagers originele paspoort in te zien en bovendien wenste de vrouw ook toestemming te verkrijgen voor haar voorgenomen reis naar het buitenland. De voorzitter is dan ook van oordeel dat verweerster van haar handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.5       Klachtonderdeel 2

            Klager stelt dat hij eerst middels de ontvangst van verweersters brief d.d. 3 mei 2016 op de hoogte is geraakt van het feit dat de kort geding procedure was doorgezet. Wat daar ook van zij, nu vaststaat dat de kort geding dagvaarding correct is betekend komen de consequenties van het niet in de kort geding procedure verschijnen voor rekening van klager. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij klager eerst bij brief d.d. 3 mei 2016 heeft gesommeerd tot voldoening van de proceskostenveroordeling,en dat zij klager niet eerder op de hoogte heeft gesteld van de inhoud van het vonnis. Het had op de weg van klager gelegen om hierover zelf informatie in te winnen. 

4.6       Verweerster heeft de belangen behartigd van haar cliënte en dit was ook haar taak. Dat verweerster daarbij klagers belangen nodeloos heeft geschaad is niet gebleken. Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet in beide onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

1.    klaagster sub 2 en klager sub 3 met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk;

2.    klager sub 1 ontvankelijk en de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, met bijstand van mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier op  9 februari 2017.

Griffier                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 februari 2017

verzonden aan:

-     klagers

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost -Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klagers, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl