ECLI:NL:TADRSHE:2017:172 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-161/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:172
Datum uitspraak: 03-07-2017
Datum publicatie: 25-09-2017
Zaaknummer(s): 17-161/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder dat hij een valse verklaring in het geding heeft gebracht en stigmatiserend is geweest in een conclusie van antwoord en feiten heeft verdraaid door slechts een gedeelte van een email in het geding te brengen. Verweer mocht, als advocaat van de wederpartij van klager, afgaan op de juistheid van de door zijn cliënt verstrekte verklaring. Daarnaast was verweerder niet onnodig grievend en heeft hij weliswaar slechts een gedeelte van een email geciteerd, maar wel de volledige email in het geding gebracht. Van feiten verdraaien is dan ook geen sprake. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 4 september 2017

in de zaak 17-161/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

              verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 12 september 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 21 februari 2017 met kenmerk K16-113, door de raad ontvangen op 22 februari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 juli 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken, met bijlagen, alsmede van de volgende stukken:

- de nagekomen brief van klager van 27 februari 2017, met bijlagen;

- de nagekomen brief van verweerder van 1 maart 2017, met bijlage;

- de nagekomen brief van klager van 26 april 2017;

- de nagekomen brief van verweerder van 9 mei 2017, met bijlage.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerder heeft X, de wederpartij van klager, in een procedure bijgestaan. X is een lokale politieke partij waarvan klager lid was. Klager is op 24 januari 2015 als lid van X geroyeerd. Dit besluit is per e-mail aan klager kenbaar gemaakt. Op 5 maart 2015 heeft de algemene ledenvergadering van X het besluit van het bestuur om klager te royeren gesteund. Klager heeft vervolgens een procedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant aanhangig gemaakt, waarin hij vernietiging van het royementsbesluit van 24 januari 2015 heeft gevorderd. Verweerder heeft zich in deze procedure voor X gesteld en namens X verweer gevoerd. Verweerder heeft op 15 juni 2016 van conclusie van antwoord gediend. Bij die conclusie zijn diverse emailberichten als productie overgelegd. Ook wordt door verweerder een verklaring van mevrouw Y van 19 februari 2016 in het geding gebracht.

2.2      Klager heeft zich vervolgens bij brief van 12 september 2016 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

                                    1.         hij een onjuiste en valselijk opgemaakte verklaring van 19 februari 2016 van mevrouw Y aan de rechtbank heeft overgelegd

2.         hij in de conclusie van antwoord stigmatiserend is en feiten heeft verdraaid door slechts een gedeelte van een email in het geding te brengen.

4          VERWEER

4.1      Verweerder wijst allereerst op het feit dat hij optreedt als advocaat van de wederpartij van klager en dat hij dus een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goed dunkt. Daarnaast wijst verweerder op het feit dat hij de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt e hem verschaft. Verweerder mag daarbij uitgaan van de juistheid van dat feitenmateriaal.

4.2      Verweerder heeft de getuigenverklaring van zijn cliënte gekregen en zonder mevrouw Y te horen, heeft verweerder de verklaring in het geding gebracht. Verweerder is van mening dat hij dat zo ook mocht doen. Verweerder had geen reden om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. Een getuigenverklaring is volgens verweerder een persoonlijke verklaring van hoe de getuige iets heeft gezien of ervaren. Verweerder heeft in de conclusie van antwoord het voor zijn cliënte relevante deel geciteerd en heeft de email als geheel in het geding gebracht. Verweerder heeft dus niets verstopt of verborgen.

4.3      Verweerder is tot slot van mening dat hij in de conclusie van antwoord niet stigmatiserend is geweest. Verweerder heeft slechts het standpunt van zijn cliënte verwoord en vertaald naar een conclusie. De correspondentie is misschien scherp geweest maar was naar de mening van verweerder niet onnodig grievend

5          BEOORDELING

5.1      De klacht van klager heeft betrekking op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.

5.2      Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Ad klachtonderdeel 1

5.3      Klager verwijt verweerder dat hij een valse verklaring in het geding heeft gebracht. Verweerder betwist dat de verklaring vals is. Verweerder heeft de verklaring van zijn cliënte ontvangen en niet gebleken is dat hij reden had om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Gelet op het hiervoor genoemde uitgangspunt, mocht verweerder afgaan op de juistheid van de verklaring en hoefde verweerder de juistheid daarvan niet te verifiëren. Verweerder mocht de verklaring in het geding brengen en heeft dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel 1 is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.4      Klager verwijt verweerder dat deze in de conclusie van antwoord stigmatiserend is en feiten heeft verdraaid door slechts een gedeelte van een email in het geding te brengen. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder in zijn conclusie van antwoord weliswaar een gedeelte van de bedoelde email heeft geciteerd, maar wel de volledige tekst van de email als productie in het geding heeft gebracht. Daarmee ontbeert dit verwijt feitelijke grondslag. Verweerder heeft voorts in zijn conclusie van antwoord  de belangen van zijn cliënte behartigd en het standpunt van zijn cliënte naar voren gebracht. De raad is van oordeel dat verweerder daarbij de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet heeft overschreden en derhalve evenmin stigmatiserend is geweest. Ook het tweede klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en P.J.W.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland – West Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerder

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland – West Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl