ECLI:NL:TADRSHE:2017:162 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-164/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:162
Datum uitspraak: 11-09-2017
Datum publicatie: 14-09-2017
Zaaknummer(s): 17-164/DB/LI
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Geheimhoudingsplicht geschonden door aan journalist zonder toestemming van klager toelichting te geven op de strafzaak van klager. Verzet gegrond, klacht deels gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  11 september 2017

in de zaak 17-164/DB/L

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van  15 maart 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 23 november 2016 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: ‘de deken”, een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 23 februari 2017 heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 15 maart 2017 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 maart 2017 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief d.d. 28 maart 2017, door de raad ontvangen op 30 maart 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 juli 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 28 maart 2017.

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      In aanvulling op de in de beslissing van de voorzitter weergegeven feiten stelt de raad vast dat een passage uit een van de berichten die in de media is verschenen als volgt luidt:           :

“Raadsman [zijnde verweerder] van de 41-jarige R [zijnde klager] in wiens huis zich dit eind vorig jaar afspeelde, bevestigde dinsdag de berichtgeving. Volgens hem wilde zijn cliënt de [H] bij de politie aangeven na hem in de val gelokt te hebben met de twee meisjes. De anderen eisten plotseling geld.”

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

zonder medeweten/toestemming van klager de pers heeft geïnformeerd over (de stand van zaken van) het strafproces van klager en het TCI-proces verbaal aan de pers heeft gegeven, waardoor klager in verband is gebracht met een zedenzaak. Door de aandacht in de media heeft de gevangenhouding van klager langer geduurd. Verweerder had de belangen van klager moeten beschermen.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

De voorzitter heeft de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. De klacht is verkeerd opgevat. Het gaat niet zozeer om de zedenzaak of het bekend maken van het tci-procesverbaal, maar verweerder had in het geheel geen contact met de pers mogen zoeken. Verweerder had journalisten moeten afwenden, hetgeen hij heeft nagelaten. Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden.

In verzet is de vraag aan de orde of de voorzitter is uitgegaan van de juiste beoordelingscriteria en of hij terecht heeft geoordeeld dat behandeling op zitting niet verder kon bijdragen aan zijn oordeelsvorming.

4          BEOORDELING

4.1      Verweerder heeft erkend dat hij zonder voorafgaande toestemming van klager mededelingen heeft gedaan aan de journalist. Verweerder heeft betoogd dat hem hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, omdat hij in het belang van klager heeft ontkend dat klager werd verdacht van een zedenzaak, teneinde te voorkomen dat klager ten onrechte met een dergelijke zaak in verband zou worden gebracht. De voorzitter heeft verweerder gevolgd in zijn verweer.

4.2      Anders dan de voorzitter is de raad van oordeel dat het verweerder in de gegeven omstandigheden niet vrij stond om zijn geheimhoudingsplicht te doorbreken. Uit de hierboven onder 2.2 weergegeven passage uit het krantenbericht blijkt dat verweerder niet heeft volstaan met een enkele ontkenning van de bewering dat klager in verband werd gebracht met een zedenzaak, maar dat hij een toelichting heeft gegeven op de zaak waarvan klager werd verdacht.

4.3      Als gevolg van deze toelichting, die bovendien voor meerdere interpretaties vatbaar was, is het risico ontstaan dat de belangen van klager zouden worden geschaad. Dit risico heeft zich, naar klager onweersproken heeft gesteld, verwezenlijkt. Hij is immers dientengevolge tegen zijn wil in verband gebracht met een zedenzaak, terwijl het feit waarvan hij verdacht werd en waarvoor hij in voorlopige hechtenis zat (afpersing) daar geen betrekking op had. In een gevoelige zaak als deze had verweerder zich moeten onthouden van het geven van een dergelijke toelichting zonder zich ervan te vergewissen dat klager daarmee zou instemmen. Nu hij dat heeft nagelaten, valt hem daarvan naar het oordeel van de raad een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.4      De raad is kortom van oordeel dat het verzet gegrond moet worden verklaard. Op grond van het bepaalde in artikel 46h lid 6 Advocatenwet vervalt de beslissing van de voorzitter en wordt de behandeling van de klacht door de raad voortgezet.

4.5      De raad is op grond van de onder 4.2 en 4.3. vermelde overwegingen van oordeel dat verweerder, door zonder toestemming van klager aan de journalist een toelichting op klagers zaak te geven, zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, waardoor de belangen van klager zijn geschaad. De raad is van oordeel dat verweerder aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.  De raad zal de klacht in zoverre op grond van het bovenstaande gegrond verklaren.

4.6      Voor zover klager verweerder verwijt dat deze contact heeft gezocht met de pers en een afschrift heeft verstrekt van het TCI-procesverbaal, overweegt de raad het volgende. Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat hij het TCI-proces-verbaal aan de pers heeft gegeven en heeft verklaard dat hij door de pers is benaderd en niet andersom. Niet is gebleken dat verweerder uit eigen beweging de pers heeft benaderd, noch dat hij bedoeld afschrift heeft verstrekt. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder de bron was van de berichtgeving aan de journalist dat klager bij een zedenzaak betrokken was. In zoverre is de klacht derhalve ongegrond.

5          MAATREGEL

5.1     Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zijn geheimhoudingsplicht te schenden. De raad acht in dezen een waarschuwing een passende maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet gegrond;

-       verklaart, opnieuw rechtdoende, de klacht gegrond, voor zover deze ziet op de schending van de geheimhoudingsplicht, en voor het overige ongegrond;

-       legt ter zake het gegrond bevonden onderdeel van de klacht aan verweerder op de maatregel van waarschuwing;

-       veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die klager voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-       veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten ad € 50,00 die klager heeft moeten maken binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-       veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Griffier                                                                        Voorzitter

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en L.J.G. de Haas , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 september 2017.

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

             Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

             Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

             Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

             De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

             Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

             a.         Per post

             Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

             Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

             b.         Bezorging

             De griffie is gevestigd aan het adres:

             Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

             Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

             Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

             c.         Per fax

             Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

             Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

             d.         Per e-mail

             Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

             Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

             Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl