ECLI:NL:TADRSHE:2017:154 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-185/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:154
Datum uitspraak: 04-09-2017
Datum publicatie: 06-09-2017
Zaaknummer(s): 17-185/DB/ZWB
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in haar hoedanigheid van bewindvoerder geheimhoudingsplicht te schenden door e-mailverkeer tussen haar en  (de advocaat van) de saniet toe te sturen aan de wederpartij van de saniet, die het e-mailverkeer in het geding heeft gebracht in een civiele procedure waarin verweerster partij noch gemachtigde was. Gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 4 september  2017

in de zaak 17-185/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij e-mailbericht van 21 juli 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 1 maart 2017 met kenmerk K16-096, door de raad ontvangen op 2 maart 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 juni 2017 in aanwezigheid van klager. Verweerster is, als aangekondigd bij brief d.d. 18 mei 2017, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken met bijlagen d.d. 1 maart 2017;

-       de nagekomen brief van verweerster d.d. 18 mei 2017.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 juni 2014 is ten aanzien van klager de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Verweerster is benoemd tot bewindvoerder.

2.2      Bij e-mailbericht d.d. 27 januari 2016 heeft klager verweerster bericht:

“U weet dat ik op dit moment een redelijk hoge misschien zelfs een te hoge huur moet betalen voor de woning die ik betrek. Met uw toestemming zou ik op zoek willen gaan naar een woning in de buurt van [V]. (…) Uitgangspunt dan wel de voorwaarde voor de nieuwe woning is in mijn optiek om 200 euro onder de huidige woonlasten te gaan zitten. Graag ontvang ik van u akkoord waardoor ik gericht op zoek kan gaan.”

2.3    Bij e-mailbericht d.d. 28 januari 2016 heeft verweerster klager bericht:

“Uiteraard krijgt u hiervoor toestemming. Wel hoor ik vooraf graag even hoe hoog de huur zal zijn.”

2.4      Tussen klager en zijn ex-echtgenote is in het kader van de echtscheiding een gerechtelijke procedure aanhangig geweest omtrent de omgang met de kinderen. Klager werd in die procedure bijgestaan door advocaat mr. M. Klager heeft in deze procedure gesteld dat hij per september 2016 een vakantiewoning in O zou betrekken en dat hij hiervoor toestemming had gekregen van verweerster.

2.5      Op 23 mei 2016 heeft de rechter-commissaris de schuldsaneringsregeling voorgedragen voor tussentijdse beëindiging.

2.6      Op 6 juni 2016 heeft verweerster aan klager medegedeeld:

“(…) U weet maar al te goed dat u mijn woorden verdraait althans een en ander zo doet voorkomen alsof ik toestemming heb gegeven voor de huur van een woning van € 800 per maand. (…) Het was u zelf ook duidelijk dat ik enkel toestemming had gegeven voor een VERHUIZING. (…) Ik heb aangegeven wel toestemming te geven voor een verhuizing maar niet voor een huur van € 800,--. (…) U heeft ondanks het feit dat ik geen toestemming heb gegeven voor een huur van € 800,-- het Hof medegedeeld dat ik toestemming heb gegeven. Dit is pertinent onjuist en ik vind het niet correct indien er in dit geval een mail van mij aan u, onjuist wordt gebruikt in een andere procedure. Derhalve heb ik contact opgenomen met uw advocaat. Juist vanwege onjuiste informatieverstrekking is er thans sprake van een voordracht tussentijdse beëindiging. Het voortzetten van dit gedrag en het daarbij onjuist gebruiken van mijn mail is de reden geweest dat ik contact heb gezocht met uw advocaat. (…)”

2.7      Op 6 juni 2016 heeft verweerster mr. M als volgt bericht:

“Bijgevoegde mail heb ik aan uw cliënt toegezonden. (…) Op uw vraag onder welke voorwaarden saniet wel mag huren, kan ik geen antwoord geven. Dit omdat onlangs pas gebleken is dat saniet mij heeft voorgelogen en voor mij niet duidelijk is hoe financieel de vork daadwerkelijk in de steel zit. (…) Het feit dat de saniet liegt en blijft liegen en mijn mail onjuist wordt gebruikt, is voor mij een reden geweest om u te benaderen. Ik vind het niet correct indien hetgeen is aangegeven aan het Hof omtrent mijn toestemming wordt voortgezet, zoals saniet heeft aangegeven, wetende dat een en ander heel anders in elkaar steekt.(…)”

2.8      Op 6 juni 2016 heeft verweerster de onder 2.6 en 2.7 genoemde e-mailberichten doorgestuurd aan de ex-echtgenote van klager. De advocaat van klagers ex-echtgenote heeft deze e-mailberichten vervolgens in de tussen klager en diens ex-echtgenote aanhangige procedure bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch in het geding gebracht. In het begeleidende faxbericht d.d. 10 juni 2016 heeft de advocaat van klagers ex-echtgenote het gerechtshof bericht:

“(…) Uit de overgelegde e-mails blijkt nu dat de man nimmer de gestelde toestemming heeft gehad, althans niet in de zin die hij deed voorkomen. Hij had alleen toestemming in algemene zin voor een ‘verhuizing’, met de bedoeling dat dan zijn woonlasten zouden dalen. Met iets anders heeft de bewindvoerder nooit ingestemd. Voor de huur van de vakantiewoning in [O] geeft de bewindvoerder in ieder geval expliciet geen toestemming. De stellingen van de man zijn derhalve aantoonbaar niet waar. (…)  Een verhuizing lijkt verder weg dan ooit. Het gestelde in deze en vorige procedures is aantoonbaar bezijden de waarheid. De bewindvoerder noemt het gestelde van de man dan ook ‘pertinent onjuist’. Zij vindt het niet correct dat de man haar berichten verdraait en dat haar berichten onjuist worden gebruikt in procedures. (…)”

2.9      Bij vonnis d.d. 13 juli 2016 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd. Bij beroepschrift d.d. 13 juli 2016 heeft klager het gerechtshof ’s-Hertogenbosch verzocht om dit vonnis te vernietigen en te bepalen dat de schuldsanering wordt voortgezet. Bij arrest d.d. 13 oktober 2016 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis vernietigd en bepaald dat de schuldsaneringsregeling wordt voorgezet.

2.10  Op 21 juli 2016 heeft klager per e-mail jegens verweerster een klacht ingediend bij de deken, omdat hij van mening was dat verweerster haar geheimhoudingsplicht had geschonden. Bij brief d.d. 9 september 2016 aan de deken heeft verweerster op de klacht gereageerd, waarbij zij onder meer aan de deken heeft medegedeeld:

          “Het is niet helemaal duidelijk wat er nu precies wordt bedoeld, maar ik ga ervan uit dat [klager] doelt op het feit dat een email van mij aan zijn advocaat en een email van mij aan hem in het bezit zijn van [ex-echtgenote van klager].”

          Vervolgens heeft verweerster erkend dat zij de onder 2.6 en 2.7 genoemde e-mailberichten zelf heeft doorgestuurd aan de ex-echtgenote van klager.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad door haar geheimhoudingsplicht te schenden.

4          VERWEER

4.1      Verweerster ziet in dat zij onjuist heeft gehandeld. Achteraf gezien had verweerster niet moeten handelen zoals zij heeft gedaan. De aanleiding voor verweersters handelen was gelegen in het feit dat klager verweersters e-mailbericht onjuist heeft uitgelegd c.q. heeft verdraaid in een familierechtelijke procedure in hoger beroep tussen hem en zijn ex-echtgenote. Verweerster kon dit gevoelsmatig niet laten gebeuren en heeft zich, mede gelet op het feit dat de advocaat van de ex-echtgenote van klager met de deken overleg had gevoerd over het in het geding brengen van het e-mailverkeer, niet gerealiseerd dat zij een gedragsregel zou overtreden. Verweerster had kennisgenomen van het niet in overeenstemming met de feitelijke situatie informeren van gerechtelijke instanties door klager. In het kader van de waarheidsvinding heeft verweerster inderdaad e-mailberichten doorgestuurd zodat over de feiten geen discussie kon bestaan. Klager is daardoor echter niet in zijn belangen geschaad, aldus verweerster.

5          BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de handelwijze van verweerster in haar hoedanigheid van bewindvoerder. Volgens vaste rechtspraak van het hof brengt het in een andere hoedanigheid optreden, bijvoorbeeld als bewindvoerder, niet mee dat de advocaat niet (meer) aan het tuchtrecht onderworpen is. Als de advocaat zich bij de vervulling van zijn taak als bewindvoerder zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Bij die toetsing van het gedrag is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die gedragsregels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Of het niet naleven van  bepaalde gedragsregels tuchtrechtelijk  verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en moet dan ook van geval tot geval worden beoordeeld. (Hof van Discipline 8 januari 2016, nr. 7569)

5.2     Verweerster heeft uitdrukkelijk erkend dat zij haar e-mailbericht aan klager d.d. 6 juni 2016 en haar e-mailbericht aan klagers advocaat van dezelfde datum heeft doorgestuurd aan de ex-echtgenote van klager. De raad is van oordeel dat verweerster daarmee de op haar rustende geheimhoudingsplicht jegens klager heeft geschonden. De correspondentie tussen (de advocaat van) klager enerzijds en verweerster in haar hoedanigheid van bewindvoerder anderzijds is immers vertrouwelijk van aard en verweerster was gehouden die vertrouwelijkheid te eerbiedigen. Het moge zo zijn dat verweerster het bezwaarlijk achtte dat klager haar e-mailberichten anders uitlegde dan zij voorstond en dat zij van mening was dat klager probeerde om van die e-mailberichten oneigenlijk gebruik te maken in een gerechtelijke procedure waarin verweerster geen partij was, maar naar het oordeel van de raad vormt dit geen rechtvaardiging voor het doorbreken van de op haar rustende geheimhoudingsplicht jegens klager.

5.3     De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerster zich in haar hoedanigheid van bewindvoerder zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Verweerster heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal de klacht derhalve gegrond verklaren.

6          MAATREGEL

6.1     Verweerster heeft de op haar rustende geheimhoudingsplicht geschonden en heeft daarmee het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Bij het bepalen van de op te leggen maatregel stelt de raad voorop dat de geheimhoudingsplicht een van de fundamentele beginselen voor de uitoefening van het beroep van advocaat is. De geheimhoudingsplicht vloeit voort uit de kernwaarde vertrouwelijkheid, één van de vijf kernwaarden van de advocatuur. Voorts neemt de raad in aanmerking dat verweerster zich, blijkens de onder 2.10 weergeven passage uit haar brief aan de deken d.d. 9 september 2016, aanvankelijk in haar verweer op de vlakte heeft gehouden over de haar verweten handelingen, terwijl zij uiteindelijk uitdrukkelijk aan de raad heeft medegedeeld dat zij de onjuistheid van haar handelen inziet en dat zij de gehele gang van zaken betreurt. De raad acht in dezen een waarschuwing een passende maatregel.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1     Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt ter zake aan verweerster op de maatregel van waarschuwing;

-        veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten die klager voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten ad € 50,00 die klager heeft moeten maken binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, L.W.M. Caudri, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2017.

                          Griffier                                                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerster

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl