ECLI:NL:TADRSHE:2017:149 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-334/DB/ZWB/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:149
Datum uitspraak: 04-09-2017
Datum publicatie: 05-09-2017
Zaaknummer(s): 17-334/DB/ZWB/D
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verweerder reageert niet op verzoeken van de deken om op de klacht van X te reageren en reageert ook niet op het nadien door de deken toegezonden concept-dekenbezwaar. Door niet te reageren onttrekt verweerder zich aan het toezicht van de deken en maakt hij het de deken onmogelijk zijn taak uit te voeren. Dekenbezwaar gegrond, schorsing in de uitoefening van de praktijk, onvoorwaardelijk voor de duur van vier weken, met verkorting van de termijn ex art. 8a lid 3 Advocatenwet tot één jaar.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 4 september 2017

in de zaak 17-334/DB/ZWB/D

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

deken

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 2 mei 2017, met kenmerk K17-038, door de raad ontvangen op 3 mei 2017 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 19 juni 2017 in aanwezigheid van de deken en verweerder.

1.3      Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

1.4      De behandeling van deze zaak heeft ter zitting tegelijkertijd met de behandeling van de zaken met nummers 17-335/DB/ZWB en 17-336/DB/ZWB plaatsgevonden, waarin heden afzonderlijk beslissing is gegeven.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerder is in augustus 2002 aangesteld als curator in het faillissement van de heer en mevrouw X. Op 15 april 2003 is het faillissement omgezet in een schuldsaneringsregeling en werd verweerder bewindvoerder. Op 5 september 2006 is de schuldsanering beëindigd door de rechtbank en is de slotuitdelingslijst opgemaakt. Deze is op 1 juni 2013 definitief gemaakt. Verweerder heeft verzuimd over te gaan tot uitbetaling.

2.2      Op 26 januari 2016 heeft de heer X zich beklaagd over het nalaten van verweerder. De behandeling van de klacht is op verzoek van de heer X enige tijd aangehouden en uiteindelijk voortgezet op 29 november 2016. Na overleg met de heer X over de inhoud van de klacht is deze op 26  januari 2017 aan verweerder toegezonden, met het verzoek daarop te antwoorden. Verweerder is verzocht uiterlijk op 15 februari 2017 zijn verweer toe te zenden, maar heeft dat niet gedaan.

2.3      De deken heeft verweerder vervolgens nog een termijn tot 25 februari 2017 voor zijn reactie gegund, maar ook hierop is niet gereageerd. Op 6 maart 2017 heeft de stafjurist van het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant verweerder opnieuw aangeschreven en vermeld dat, vanwege het uitblijven van zijn reactie, het dossier aan de deken zou worden overgedragen ter formulering van het dekenstandpunt. De deken heeft vervolgens nog 10 dagen afgewacht, maar een reactie van verweerder bleef wederom uit.

2.4      De deken heeft het dekenbezwaar vervolgens in concept aan verweerder toegezonden, maar ook daarop is door verweerder niet gereageerd. Uiteindelijk heeft de deken het dekenbezwaar bij brief van 2 mei 2017 bij de raad van discipline ingediend.

3          DEKENBEZWAAR

3.1      Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 37 door niet te reageren op de verzoeken van de deken om een reactie op de door de heer en mevrouw X tegen verweerder ingediende klacht.

4          VERWEER

Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst verweer gevoerd. Door verweerder wordt erkend dat hij geen antwoord heeft gegeven op de vragen van de deken. Volgens verweerder is de reden daarvoor gelegen in persoonlijke omstandigheden waardoor verweerder niet in staat was zijn werkzaamheden te verrichten en/of hulp daarbij te vragen.

4.1      Verweerder schaamt zich dat het zover is gekomen. Hij heeft geen verklaring voor het feit dat hij niet heeft gereageerd op de tegen hem ingediende klacht.

5          BEOORDELING

5.1      In de Advocatenwet is aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig. Gedragsregel 37 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, behoudens bijzondere gevallen.

5.2      In de door X aan de deken voorgelegde klachtzaak is herhaaldelijk aan verweerder om een reactie en om inlichtingen verzocht. Daaraan is door verweerder in alle gevallen geen gehoor gegeven, laat staan dat verweerder een inhoudelijke reactie heeft geformuleerd. Op een bijzonder geval heeft verweerder zich daarbij niet beroepen. Integendeel, hij heeft in het geheel niet gereageerd, zelfs niet op het concept-dekenbezwaar. Daarmee staat vast dat verweerder gedragsregel 37 heeft geschonden. De ratio van deze bepaling is dat de deken de in het kader van het tuchtrecht door de wetgever aan hem opgedragen taken niet naar behoren kan vervullen indien een advocaat zijn verplichting verzaakt om aanstonds op verzoeken van de deken te reageren. Het stelselmatig niet reageren door verweerder op herhaalde verzoeken van de deken moet dan ook als ernstig worden aangemerkt, omdat verweerder daarmee de werking van het tuchtrecht heeft gefrustreerd.

5.3     Door na te laten de gevraagde reactie te geven en de inlichtingen te verschaffen, heeft verweerder aldus de deken belemmerd in haar toezichthoudende taak. De raad acht dat ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verder geeft de opstelling van verweerder jegens de deken geen blijk van respect en gevoel voor de onderlinge verhoudingen.

6    MAATREGEL

6.1   Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad een schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk passend en geboden. Voor wat betreft de duur van die schorsing houdt de raad rekening met het feit dat verweerder reeds eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld voor soortgelijke gedragingen en dat aan verweerder reeds eerder voorwaardelijke schorsingen voor de duur van twee weken zijn opgelegd. Ondanks die voorwaardelijke schorsingen heeft verweerder in zijn proeftijd toch weer tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad ziet daarin aanleiding om thans een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken aan verweerder op te leggen.

7    KOSTENVEROORDELING

7.1  De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart het dekenbezwaar gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken op;

-        bepaalt dat deze schorsing ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-        de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-        verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-        de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

-        bepaalt dat de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot één jaar.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri, A.J.F. van Dok, H.C.M. Schaeken en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2017.

Griffier                                                                                             Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2017

verzonden aan:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland – West Brabant  

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland – West Brabant        

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl