ECLI:NL:TADRSHE:2017:147 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-588/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:147
Datum uitspraak: 05-09-2017
Datum publicatie: 06-09-2017
Zaaknummer(s): 17-588/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Grenzen van vrijheid van advocaat van de wederpartij niet overschreden. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  5 september 2017

in de zaak 17-588/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 1 augustus 2017 met kenmerk 48|16|21K, door de raad ontvangen op 7 augustus 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       Verweerster staat sinds 2011 de broer van klager en sinds 2014 de ouders van klager bij in een geschil tussen klager en diens ouders (hierna: “de ouders”) en broer (hierna: “de broer”). Op 29 december 2009 hebben klager en diens vader een notariële akte ondertekend waarin onroerende zaken door vader zijn verkocht en geleverd aan klager en waarin klager verklaart een bedrag aan vader verschuldigd te zijn van € 206.500,--. In de notariële akte d.d. 29 december 2009 zijn bepalingen neergelegd omtrent de aflossing van de hoofdsom door klager en de betaling van de daarover verschuldigde rente.  

1.2       De ouders hebben de broer op 2 december 2010 gevolmachtigd om de belangen van de ouders in en buiten rechte te behartigen, welke volmacht notarieel is bekrachtigd op 9 mei 2016.

1.3       Tussen klager en verweersters cliënten is een geschil ontstaan, in het kader waarvan meerdere procedures aanhangig zijn geweest bij de rechtbank en het gerechtshof, alsook een bindend advies procedure. Het geschil heeft betrekking op de nakoming van de op klager rustende betalingsverplichtingen. Onderwerp van het geschil is onder andere de vraag of de betaling door klager aan de ouders van een bedrag van € 45.000,-- in mindering strekt op de aflossingsverplichtingen van klager.

1.4       Vader heeft klager gesommeerd om achterstallige rente en aflossing te betalen en uiteindelijk in mei 2013 ten laste van klager executoriaal beslag gelegd op onroerende zaken van klager. Klager heeft de voorzieningenrechter driemaal verzocht om het executoriaal beslag op te heffen, maar dat verzoek is telkenmale afgewezen.

1.5       Bij gelegenheid van een mondelinge behandeling in het kader van door beide partijen ingediende verzoeken tot het leggen van conservatoir beslag hebben partijen een regeling getroffen. Een van de afspraken die in de regeling is opgenomen betreft het benoemen van een bindend adviescommissie die een advies zal uitbrengen over de vraag of klager een vordering heeft op de ouders en, zo ja, hoe groot die is. Partijen zijn voorts – onder meer -  overeengekomen dat klager betalingen ter zake achterstallige aflossingen zou verrichten.

1.6       Op 30 juni 2015 heeft de bindend adviescommissie een bindend advies uitgebracht, welk advies op 28 augustus 2015 is aangevuld. Het bindend advies hield onder meer in dat klager per 31 december 2014 een schuld had aan de ouders van € 91.423,48, welke moest worden afgelost in 8 jaarlijkse termijnen en dat klager binnen 4 weken hypothecaire zekerheid diende te stellen voor de geldlening op de onroerende zaak. Aan het bindend advies is geen gevolg gegeven.

1.7       Bij beschikking d.d. 14 maart 2017 heeft de rechtbank Oost-Brabant klagers verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor, waarbij moeder zou worden gehoord, afgewezen.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

door de wijze waarop zij de belangen van haar cliënten behartigt klager ernstig benadeelt.

2.2       Toelichting

Verweerster heeft tegenstrijdige standpunten verkondigd. Verweerster heeft bij twee zittingen verschillend verklaard over de betaling van het bedrag van € 45.000,--. Verweerster heeft artikel 6 (geheimhoudingsbeding) uit de overeenkomst betreffende het bindend advies geschonden door het volledige bindend advies als productie in het geding te brengen. Verweerster heeft zowel de ouders als de broer bijgestaan. Bij de belangenbehartiging van verweerster in de bindend adviesprocedure was sprake van belangenverstrengeling. Verweerster heeft leugens verspreid door in strijd met de waarheid te verklaren dat klagers ouders geen geld hebben. Het gelegde executoriale beslag is onrechtmatig en verweerster heeft ten onrechte geweigerd om het beslag op te heffen en een recht van hypotheek te vestigen. Verweerster maakt misbruik van haar positie en is niet gericht op het vinden van een oplossing. Verweerster heeft opgeroepen getuigen geïntimideerd.

3             VERWEER

                        3.1       De klacht is niet goed onderbouwd en is ongegrond. Verweerster heeft de belangen van de ouders en de broer behartigd en heeft daarbij geen tegenstrijdige standpunten ingenomen. De betaling door klager van een bedrag van € 45.000,--  is niet betwist; steeds is het standpunt ingenomen dat deze betaling echter niet in mindering strekt op klagers aflossingsverplichtingen. De broer heeft de belangen van de ouders behartigd in de bindend adviesprocedure tegen klager. Klager was hiermee akkoord en heeft de bindend adviesovereenkomst ondertekend. In de overeenkomst is voorts vastgelegd dat partijen vrij zijn om zich te laten vertegenwoordigen. Van belangenverstrengeling is geen sprake. Verweerster heeft niet verklaard dat de ouders geen geld hebben. De broer heeft ook geen geheimhoudingsbepaling geschonden door in hoger beroep te verwijzen naar het bindend advies. Klager is immers geen “derde”. Het geheimhoudingsbeding ziet op de procedure bij de commissie en niet op het bindend advies zelf. Het gelegde beslag is keer op keer door de voorzieningenrechter rechtmatig beoordeeld, zodat verweerster niet gehouden was om het beslag op te heffen. Verweerster heeft geen getuigen geïntimideerd. Klager heeft dit verwijt ook niet onderbouwd. Klager heeft zelf de ouders onder druk gezet en frustreert zelf een oplossing door gemaakte afspraken en het bindend advies niet na te komen.

                                     .  

4             BEOORDELING

4.1                   De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 4.2      In het kader van de behartiging van de belangen van de ouders en de broer stond het verweerster vrij om namens hen standpunten in te nemen die afweken van de standpunten van klager en namens hen die (rechts)maatregelen te nemen, die zij in het belang van haar cliënten noodzakelijk achtte. Verweerster mocht daarbij afgaand op de juistheid van de door haar cliënten aan haar verstrekte informatie. Niet is gebleken dat verweerster leugens heeft verspreid. Een discrepantie in de door verweerster geponeerde stellingen over de betaling van het bedrag van € 45.000,-- is in de overgelegde stukken niet te ontwaren. De door verweerster verwoorde standpunten betroffen de inhoud van het civielrechtelijke geschil dat klager en verweersters cliënten verdeeld hield. Het is niet aan de tuchtrechter daarover te oordelen, tenzij verweerster een evident onpleitbaar standpunt zou innemen en zij klagers belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou schaden. Daarvan is hier geen sprake. Dat verweerster de rechter welbewust onjuiste feiten heeft voorgehouden is niet gebleken en als de door verweerster geponeerde stellingen al onjuist waren, lag het op de weg van klager om deze stellingen in de gerechtelijke procedure te weerspreken en te weerleggen. Het was vervolgens aan de rechter om aan de hand van de over en weer geponeerde stellingen en het overgelegde bewijsmateriaal een oordeel te geven over de geschilpunten.

4.3       Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager meerdere malen om opheffing van het door vader gelegde executoriale beslag heeft verzocht, maar dat dit verzoek telkenmale is afgewezen. Kennelijk werd het beslag door de voorzieningenrechter niet onrechtmatig bevonden. Klager heeft berust in de kort geding vonnissen. Dat verweerster niet is overgegaan tot het doen opheffen van het beslag kan haar gezien het voorgaande geenszins worden aangerekend.

4.4       De voorzitter overweegt dat de op partijen in de bindend adviesprocedure rustende geheimhoudingsverplichting ziet op de procedure bij de commissie en niet op het bindend advies zelf. Verweerster heeft het advies niet aan derden ter beschikking gesteld. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het in het geding brengen van het bindend advies.

4.5       Verweerster heeft uitdrukkelijk weersproken dat sprake zou zijn van belangenverstrengeling alsook dat zij zou hebben gesteld dat de ouders geen geld hebben en eveneens dat zij getuigen zou hebben geïntimideerd. Klager heeft deze verwijten ook op geen enkele wijze onderbouwd en uit de overgelegde stukken is van de feitelijke juistheid van deze verwijten niet gebleken, zodat deze niet zijn komen vast te staan.  Dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld is niet gebleken. De voorzitter zal de klachten kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

            de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op   

Griffier                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2017

verzonden aan:

-     klager

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost- Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl