ECLI:NL:TADRSHE:2017:127 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-179/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:127
Datum uitspraak: 26-07-2017
Datum publicatie: 03-07-2017
Zaaknummer(s): 17-179/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Feit dat verweerders dochter als advocaat werkzaam is op hetzelfde kantoor als de advocaat van klagers wederpartij betekent niet dat sprake is van belangenconflict. Ook overige door klager naar voren gebrachte omstandigheden maken belangenconflict niet aannemelijk. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 26 juni 2017

in de zaak 17-179/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij e-mailbericht van 13 september 2016 heeft de gemachtigde van klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 27 februari 2017 met kenmerk K16-116, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 mei 2017 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken met bijlagen d.d. 27 februari 2017;

-       de nagekomen brief met bijlagen van klagers gemachtigde d.d. 3 maart 2017;

-       de nagekomen brief van klagers gemachtigde d.d. 10 maart 2017;

-       de nagekomen brief met bijlagen van klagers gemachtigde d.d. 13 april 2017;

-       de nagekomen brief met bijlagen van verweerder d.d. 25 april 2017.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager heeft zich gewend tot verweerder teneinde te worden geadviseerd over een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van het dienstverband die klager van zijn werkgever ter ondertekening voorgelegd had gekregen. Klagers werkgever werd bijgestaan door mr. K, werkzaam bij T Advocaten.

2.2      Het eerste gesprek tussen klager en verweerder heeft plaatsgevonden op 10 juni 2016. Tijdens dat gesprek hebben klager en verweerder afgesproken dat verweerder klager van advies zou voorzien over de beëindigingsovereenkomst en dat hij mr. K, zijnde de advocaat van klagers werkgever, daarvan op de hoogte zou stellen. Daarbij heeft verweerder aan klager medegedeeld dat zijn dochter, eveneens advocaat, evenals mr. K bij T Advocaten werkzaam was.

2.3      Na het eerste gesprek heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met mr. K, aan wie hij heeft medegedeeld dat hij klager zou adviseren over de voorgelegde beëindigingsovereenkomst.

2.4      Klager had een overzicht gemaakt van gebeurtenissen die zich in de loop der tijd bij zijn werkgever hadden voorgedaan, welke gebeurtenissen in zijn visie relevant waren voor de beoordeling van het arbeidsgeschil. Verweerder heeft klager geadviseerd om het overzicht in te korten en aan te passen, opdat verweerder het overzicht zou kunnen voorleggen aan mr. K, teneinde haar ervan te overtuigen dat sprake was van zodanig verwijtbaar handelen door de werkgever dat dit zou moeten leiden tot een hogere dan de aanvankelijk aangeboden beëindigingsvergoeding. Verweerder heeft klager voorts geadviseerd om de in het overzicht vermelde kritische opmerkingen over mr. K te verwijderen of anders te formuleren.

2.5      Bij brief d.d. 29 juni 2016 heeft klager aan verweerder gevraagd:

(…) Ook hebben we nog een persoonlijke vraag aan u. Tijdens ons gesprek d.d. 10 juni jl. gaf u ons aan dat uw dochter eveneens werkzaam is bij [T Advocaten] te [X]. Geeft dit voor u geen problemen met de behandeling van onze zaak m.b.t. [mr. K], die nu een collega van uw dochter blijkt te zijn en waardoor mogelijk belangen verstrengeling gesuggereerd zou kunnen gaan worden? Mede met betrekking tot het feit dat [dr. B] door [T Advocaten] is ingehuurd als bedrijfsarts voor [werkgever klager].”

2.6      Bij e-mailbericht d.d. 1 juli 2016 heeft verweerder klagers vraag als volgt beantwoord:

Wel wil ik vooraf met betrekking tot uw vrees dat er sprake is van elkaar conflicterende belangen, op het volgende wijzen. Op zichzelf ervaar ik geen enkel conflicterend belang. Mijn dochter werkt op een andere afdeling (een andere “sectie”) en het feit dat ik heb te communiceren met een advocaat die toevallig ook bij [T Advocaten] werkt, brengt op geen enkele wijze met zich dat ik een beperking ervaar in het vrijelijk behartigen van de belangen van uw partner. Ik trad reeds eerder op in een zaak waarbij ook een advocaat van [T Advocaten] betrokken was als tegenpartij.

Echter indien u en/of uw partner toch bezwaren ervaart in dit opzicht dan ervaar ik dat juist als een belemmering om in deze zaak verder te gaan en zie ik mij – enkel om die reden – genoodzaakt om in deze terug te treden. Mocht zulks aan de orde zijn, dan verneem ik dat wel van u.”

2.7      Klager heeft verweerder vervolgens bericht dat hij vertrouwen had in verweerder en dat hij graag verder door verweerder wilde worden bijgestaan, zodat verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft voortgezet.

2.8      Bij e-mailbericht d.d. 10 augustus 2016 heeft verweerder klager bericht dat hij zijn eerder gegeven advies moest bijstellen, in die zin dat, waar hij klager bij aanvang had geadviseerd om het door de werkgever geformuleerde beëindigingsvoorstel af te wijzen en een tegenvoorstel te doen, hij thans aanleiding zag om het voorstel van de werkgever wel te accepteren omdat het formuleren van een tegenvoorstel teveel risico’s met zich meebracht.

2.9      Op 16 augustus 2016 heeft klager verweerder per e-mail bericht dat hij niet langer van verweerders diensten gebruik wilde maken.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

-          hij zich heeft schuldig gemaakt aan (de schijn van) belangenverstrengeling.

3.2    Toelichting

Anders dan verweerder aan klager heeft medegedeeld, is zijn dochter wel degelijk werkzaam in dezelfde sectie als mr. K. Klager is in februari 2016 opgeroepen voor een bezoek aan een bedrijfsarts, dr. B, terwijl deze in september 2015 samen met verweerders dochter een workshop had verzorgd. Verweerder heeft voorts zijn advies herzien, hetgeen betekende dat klager naar de mening van verweerder geen hogere vergoeding zou moeten vragen. Bovendien ging verweerder niet in op de strafrechtelijke kant van de zaak, terwijl klager verweerder had medegedeeld dat sprake was van vervalsing van klagers handtekening. Ook is het vreemd dat verweerder klager heeft geadviseerd om het door klager opgestelde overzicht te wijzigen en negatieve opmerkingen over mr. K te verwijderen c.q. te herformuleren.

4          VERWEER

4.1      De klacht is ongegrond en is gebaseerd op misinterpretatie en ongegrond wantrouwen. Van belangenverstrengeling is geen sprake. Verweerder heeft in het eerste gesprek reeds gemeld dat zijn dochter werkzaam is bij T Advocaten. Verweerders dochter is niet werkzaam in dezelfde sectie als mr. K. Verweerder heeft geen enkel inhoudelijk contact gehad met mr. K. Verweerder heeft mr. K enkel telefonisch medegedeeld dat hij optrad voor klager en dat hij op de kwestie zou terugkomen. Ook heeft verweerder geen overleg geleegd over de kwestie met zijn dochter. Verweerder heeft zijn dochter niets eens verteld dat hij optrad voor klager.

4.2      Verweerder heeft klager geadviseerd om de negatieve opmerkingen over mr. K uit het overzicht te verwijderen. Verweerder achtte het niet verstandig om negatieve uitlatingen over mr. K te doen, nu via haar aan haar cliënte om een riantere vergoeding werd verzocht dan aangeboden en om te voorkomen dat het reeds geformuleerde voorstel zou worden ingetrokken.

4.3      Verweerder heeft zijn eerste (positieve) advies in negatieve zin moeten bijstellen, omdat verweerder duidelijk werd dat de schade zijdens klager ten gevolge van het ontslag voor klager, gezien het beperkte aantal jaren tot zijn pensionering, lager was dan de transitievergoeding, waardoor een bijkomende vergoeding naar billijkheid door een rechter niet zou worden toegekend.

4.4      Verweerder is niet ingegaan op de strafrechtelijke kant van de zaak omdat klagers opdracht enkel op de civielrechtelijke kant van de zaak zag en verweerder niet gespecialiseerd is in het strafrecht. Bovendien zou een strafrechtelijke procedure de civielrechtelijke zaak niet bevorderen en zelfs kunnen schaden.

5          BEOORDELING

5.1      Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat vast dat in de periode dat verweerder klager bijstond in diens arbeidszaak, verweerders dochter als advocaat werkzaam was op hetzelfde kantoor als mr. K, zijnde de advocaat van klagers wederpartij. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat voorts vast dat in de periode van verweerders bijstand, diens dochter afwezig was in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof en dat mr. K niet bij verweerders dochter op kraamvisite is geweest.

5.2      Verder staat vast dat klager bij e-mailbericht d.d. 29 juni 2016 uitdrukkelijk aan verweerder de vraag heeft voorgelegd of het feit dat verweerders dochter werkzaam was op hetzelfde kantoor als mr. K niet de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen wekken. Verweerder heeft die vraag bij e-mailbericht d.d. 1 juli 2016 uitdrukkelijk ontkennend beantwoord en heeft aangegeven dat hij geen enkel conflicterend belang zag en dat hij zich enkel genoodzaakt zag om zich terug te trekken indien klager toch bezwaren zag in het feit dat verweerders dochter werkzaam was op hetzelfde kantoor als mr. K. Klager heeft daarop gereageerd dat hij vertrouwen had in verweerder en graag verder door hem wilde worden bijgestaan, zodat verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft voortgezet.

5.3      Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat voorts vast dat verweerder over klagers zaak geen enkel inhoudelijk contact met zijn dochter dan wel mr. K heeft gehad.

5.4     Klager heeft toegelicht dat hij zich in der loop van de behandeling van diens zaak toch ongemakkelijk begon te voelen bij de situatie. De raad overweegt dat de omstandigheid dat klager zich ongemakkelijk is gaan voelen bij de situatie evenwel onvoldoende is om aan te nemen dat er sprake is geweest van, naar klager heeft gesteld, (de schijn van) belangenverstrengeling zijdens verweerder.

5.5     Het moge zo zijn dat verweerder bij klager heeft aangedrongen op het verwijderen van kritische opmerkingen over mr. K uit het door klager vervaardigde overzicht en dat de door klagers wederpartij ingeschakelde bedrijfsarts in het verleden een workshop had verzorgd tezamen met verweerders dochter, maar die omstandigheden zijn naar het oordeel van de raad naar objectieve maatstaven beschouwd niet van dien aard dat (de schijn van) belangenverstrengeling aannemelijk is geworden. In het licht van het door verweerder gevoerde gemotiveerde verweer acht de raad aannemelijk dat verweerder zich, bij zijn advies aan klager om de kritische opmerkingen over mr. K uit het overzicht te verwijderen, juist heeft laten leiden door de belang van klager bij het behoud van een goede onderhandelingspositie.

5.6     Ook de omstandigheden dat verweerder zijn aanvankelijke advies bij nadere bestudering van het dossier in voor klager negatieve zin heeft moeten bijstellen en dat verweerder klager niet heeft geadviseerd over de strafrechtelijke aspecten van diens zaak, maken naar het oordeel van de raad niet dat (de schijn van) belangenverstrengeling aannemelijk is geworden. Immers, geenszins is gebleken dat verweerder dit heeft gedaan om klagers wederpartij te bevoordelen.

5.7     De raad is van oordeel dat op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet is gebleken van feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven, tot de conclusie leiden dat verweerder zich bij de advisering van klager (mede) heeft laten leiden door de belangen van klagers wederpartij en niet (enkel) door klagers belangen, noch dat daarvan de schijn is gewekt. Niet is gebleken dat verweerder klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd. De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerder van zijn handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely en R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg , als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerder

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl