ECLI:NL:TADRSHE:2017:117 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-132/DB/ZWB/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:117
Datum uitspraak: 12-06-2017
Datum publicatie: 14-06-2017
Zaaknummer(s): 17-132/DB/ZWB/D
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Advocaat bewaarde dossiers in een door hem verhuurde woning in een voor de bewoners van dat pand en hun bezoekers toegankelijke ruimte in open staande althans niet met sleutels afgesloten kasten. De dossiers waren voor een ieder die de betreffende ruimte binnen trad zichtbaar en voor kennisneming van de inhoud direct voorhanden. De advocaat heeft aldus zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Dekenbezwaar dat advocaat niet verbleef op het adres waar hij stond ingeschreven ongegrond gelet op de niet zonder meer onaannemelijke verklaring van verweerder ten aanzien van zijn verblijf anders dan in de woning waar hij stond ingeschreven. Zwaarte van de maatregel mede ten gevolge van tuchtrechtelijk verleden. Dekenbezwaar (ged.) gegrond, schorsing 13 weken; termijn ex art 8a, lid 3, verkort tot 2 jr.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 12 juni 2017

in de zaak 17-132/DB/ZWB/D

naar aanleiding van de bezwaren van:

deken

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 15 februari 2017 met kenmerk K17-018 , door de raad ontvangen op 16 februari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant haar bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het bezwaar van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 1 mei 2017 in aanwezigheid van de deken en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 15 februari 2017, met bijlagen

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Op 9 januari 2017 is de deken geïnformeerd over de aanhouding van verweerder ten gevolge van een aangifte in de relationele sfeer. Op 10 januari 2017 heeft onder leiding van de rechter-commissaris en de Rechercheofficier van Justitie in aanwezigheid van de deken een doorzoeking plaatsgevonden op het kantoor van verweerder.

2.2      De Rechercheofficier van Justitie heeft aansluitend op diezelfde dag, vergezeld door twee rechercheurs, het adres waar verweerder volgens de Wet Basisregistratie Personen als woonachtig staat geregistreerd bezocht.

2.3      De Rechercheofficier van Justitie heeft de deken bij brief van 24 januari 2017 het volgende aan de deken bericht:

“(……) Diezelfde middag bevond ik mij in verband met dezelfde zaak in de woning aan de (…..) , het adres waar (verweerder) staat ingeschreven. Deze woning verhuurt hij aan een gezin dat verder niet betrokken is bij de zaak (voor zover bekend).

Ik was daar in gezelschap van twee rechercheurs. Bij inspectie van de woning, zonder dat er sprake was van een doorzoeking, troffen wij in de aangebouwde garage een aantal dossier- en stellingkasten aan met dossiers van (straf-)zaken van (verweerder). Tevens stond er een container voor oud-papier. De dossierkasten waren niet op slot en de inhoud van de stellingkasten was voor ieder die de garage betrad zichtbaar. De garage was vrij toegankelijk vanuit de keuken en bleek ook in gebruik bij de huidige bewoners.”

3          bezwaar

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder in strijd met zijn geheimhoudingsplicht heeft gehandeld zoals neergelegd in artikel 10a lid1 onder e Advocatenwet en gedragsregel 6, door zijn cliëntendossiers in een voor derden, niet geheimhouders, toegankelijke ruimte te bewaren;

2.    verweerder in strijd met artikel 2.38 jo. Artikel 1.1 onder  o Wet Basisregistratie Persoonsgegevens heeft gehandeld.

                                               De deken heeft haar bezwaar als volgt toegelicht:

3.2       De verplichting tot geheimhouding heeft te gelden als een fundamenteel beginsel voor de advocaat in de uitoefening van zijn beroep, dat slechts in uiterst zeldzame gevallen uitzondering lijdt. Die geldt zowel de bijzonderheden van door de advocaat behandelde zaken als de persoon van de cliënt(en) en de aard en de omvang van diens belangen. Door dossiers te bewaren op een adres waar verweerder zelf niet woonachtig of doorlopend aanwezig was, in een niet afgesloten ruimte, zichtbaar en toegankelijk voor de bewoners van het pand en al hun bezoekers, heeft verweerder zijn geheimhoudingsplicht ernstig geschonden. Dat klemt temeer nu de praktijk van verweerder voornamelijk bestaat uit strafzaken, waarbij de persoonsgegevens van de betrokkenen (daders, slachtoffers en getuigen, maar ook betrokken politieambtenaren, justitiemedewerkers en rechters) zeer vertrouwelijk dienen te worden behandeld.

3.3       De Wet Basisregistratie Personen verplicht ieder in Nederland verblijvende persoon om zich in te schrijven op het adres waar hij daadwerkelijk verblijft. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich houdt aan wettelijke bepalingen.

4          VERWEER

4.1      Het is juist dat de cliëntendossiers zich in de garage bevonden. In de open stellingkasten bevonden zich dossier die gereed waren voor vernietiging. De vernietiging van deze dossiers heeft inmiddels plaatsgevonden.

4.2      De betreffende dossiers waren, in geval het een strafdossier betrof, geheel geschoond, waardoor geen relevante persoonsgegevens van betrokkenen toegankelijk waren.

4.3      Er was veelvuldig controle op het archief aanwezig en met de tijdelijke bewoners was afgesproken dat zij zo min mogelijk in de garage zouden komen en dat bezoekers sowieso niet in de garage mochten komen.

4.4      Het pand is binnen en buiten beveiligd met beveiligingscamera’s en bewegingssensoren welke ongewenst betreden van het pand en de ruimten detecteren. De kasten waren abusievelijk niet afgesloten. Alle kasten zijn inmiddels weer afgesloten.

4.5      Omdat verweerder op meerdere adressen verblijft is het niet mogelijk zich in te schrijven op een bepaald adres. Verweerder is sinds 2010 woonachtig te X en beschikt aldaar over eigen ruimte. Hij maakt vanwege persoonlijke omstandigheden daar thans weinig gebruik van.

5          BEOORDELING

5.1     De raad is met de deken van oordeel dat de verplichting tot geheimhouding heeft te gelden als een fundamenteel beginsel voor de advocaat in de uitoefening van zijn beroep, dat slechts in uiterst zeldzame gevallen uitzondering lijdt. Dit geldt zowel voor de bijzonderheden van door de advocaat behandelde zaken als de persoon van de cliënt(en) en de aard en de omvang van diens belangen.

5.2     Vast staat dat het woonhuis van verweerder te X vanaf november 2016 is verhuurd. Tevens staat vast dat de huurders van voormeld woonhuis toegang hebben tot de inpandige garage van dat woonhuis, in welke garage verweerder dossiers in niet afgesloten kasten had opgeslagen. Verweerder heeft aangevoerd dat de dossiers, in geval het een strafdossier betrof, waren opgeschoond en gereed waren voor vernietiging. Wat hiervan ook moge zijn, of dossiers al dan niet geschoond waren,  is voor de verwijtbaarheid van het handelen van verweerder niet relevant. Een advocaat behoort ieder dossier, waarover hij in zijn hoedanigheid van advocaat de beschikking heeft gekregen, in welke vorm en omvang dan ook, vertrouwelijk te behandelen en te bewaren. Door dossiers in een voor de bewoners van het pand toegankelijke ruimte te bewaren in open staande althans niet met sleutels afgesloten kasten en aldus voor een ieder die binnen treedt zichtbaar en voor kennisneming van de inhoud direct voorhanden, heeft verweerder zijn geheimhoudingsplicht geschonden, wat hem tuchtrechtelijk ernstig valt aan te rekenen. Het eerste onderdeel van het bezwaar is gegrond.

5.3   In het tweede onderdeel van het bezwaar verwijt de deken verweerder dat hij in strijd met in strijd met artikel 2.38 jo. Artikel 1.1 onder  o Wet Basisregistratie Persoonsgegevens niet verblijft op het adres waar hij zich heeft ingeschreven. Verweerder heeft ten overstaan van de raad verklaard dat hij te allen tijde toegang heeft tot zijn woonhuis, in welk huis hij de beschikking heeft over een eigen slaapkamer, en met de huurders in gemeenschappelijk gebruik de woonkamer, de keuken en de sanitaire ruimten, maar dat hij wegens persoonlijke omstandigheden ten tijde van en in de periode voorafgaand aan het bezoek van de Officier van Justitie bij zijn ouders dan wel op een adres te België verbleef. De raad zal het tweede onderdeel van het bezwaar, gelet op de niet zonder meer onaannemelijke verklaring van verweerder ten aanzien van zijn verblijf anders dan in zijn woning, ongegrond verklaren.

6         MAATREGEL

6.1     De raad is van oordeel dat schending van de geheimhoudingsplicht een advocaat ernstig valt aan te rekenen. Een advocaat dient in te staan voor de vertrouwelijkheid van de aan hem toevertrouwde stukken.  Door dossiers zonder controle in niet afgesloten kasten in een voor derden toegankelijke ruimte te bewaren heeft verweerder zijn geheimhoudingsplicht in ernstige mate geschonden, wat op zich al een zware maatregel rechtvaardigt.

6.2     Deze zaak staat echter niet op zichzelf. In het verleden zijn aan verweerder bij herhaling tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd, waaronder ook (on)voorwaardelijke schorsingen. De raad stelt op grond van het tuchtrechtelijk verleden van verweerder vast dat verweerder volhardt in zijn onbetamelijk handelen en klaarblijkelijk geen lering trekt uit eerder aan hem opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, zodat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.

 .

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1     De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op €1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart onderdeel 1 van het bezwaar gegrond;

-        verklaart onderdeel 2 van het bezwaar ongegrond;

-        bepaalt dat een maatregel wordt opgelegd;

-        legt aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van dertien weken op;

-        bepaalt dat de schorsing ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-        de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-        verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

          de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

-        bepaalt dat de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot twee jaar.

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet , voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en A.L.W.G. Houtakkers , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 13 juni 2017

verzonden aan:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl