ECLI:NL:TADRSGR:2017:42 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-961/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:42
Datum uitspraak: 02-01-2017
Datum publicatie: 16-03-2017
Zaaknummer(s): 16-961/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening. In het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stellingen van klager, zodat de voorzitter de juistheid van de gemaakte verwijten niet kan vaststellen. Dit geldt temeer nu uit het dossier blijkt dat klager meermalen zijn tevredenheid heeft geuit over de door verweerster aan hem verleende rechtsbijstand. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 2 januari 2017

in de zaak 16-961/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 17 oktober 2016 met kenmerk K292 2016 ab/ksl, door de raad ontvangen op 18 oktober 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager is in oktober 2007 in zijn woning overvallen en heeft bij zijn poging om te vluchten ernstig letsel opgelopen, waarvoor hij in het ziekenhuis is behandeld. Klager heeft aangifte gedaan.

1.2 Verweerster heeft klager van juni 2012 tot januari 2015 op toevoegingsbasis bijgestaan in een procedure bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en een procedure op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).

1.3 Bij e-mail van 27 december 2012 heeft verweerster klager een concept-klacht ingevolge artikel 12 Sv toegezonden, waarin zij opmerkingen van klager op een eerder concept had verwerkt.

1.4 Klager heeft verweerster bij e-mail van 27 december 2012 onder meer als volgt bericht:

“(…) ik ga akkoord met je perfecte inzet en uitstekende werk. Ik denk nu alles moet afgronden [de voorzitter begrijpt: afgerond] zijn en de tekst voorleggen aan gerechtshof. We zijn klaar. Dank u wel! (…)”

1.5 Verweerster heeft klager bij e-mail van 17 maart 2013 een concept-klacht over het ziekenhuis toegezonden.

1.6 Klager heeft daar bij e-mail van 17 maart 2013 als volgt op gereageerd:

“(...) ik heb het door u gestuurd concept over de klacht tegen [ziekenhuis] goed gelezen, ik ga er akkoord mee en ik ben er  tevreden over de inhoud. Ik hoef niks er bij toevoegen. (…)”

1.7 Bij beschikking van 20 april 2015 heeft de raadkamer beklagzaken van het Gerechtshof Den Haag het op grond van artikel 12 Sv ingediende beklag afgewezen. Klager heeft verweerster bij e-mail van 24 april 2015 bedankt voor haar inzet, moeite en geduld.

1.8 Bij e-mail van 5 november 2015 heeft klager verweerster gevraagd of het mogelijk was om een klacht in te dienen bij de politie.

1.9 Verweerster heeft klager daarop bij e-mail van 8 november 2015 als volgt bericht:

“U mag bij en over de politie klagen wanneer u maar wilt. U hebt daar geen advocaat voor nodig en u krijgt daar volgens mij ook geen toevoeging voor. Zolang u de termijn van 1 jaar maar in de gaten houdt. Voor zover u nu 8 jaar later alsnog een klacht wilt indienen over de aangifte van 2007 is inmiddels genoegzaam gebleken dat na verloop van 1 jaar klagen bij de politie over de politie niet meer mogelijk is. In plaats daarvan heb ik de art. 12 Sv procedure voor u gevoerd. Deze is inmiddels afgehandeld.

Voor zover u een klacht wilt indienen over de afgelopen jaar alsnog door u gedane aangifte naar aanleiding van het onderzoek tijdens die art. 12 Sv procedure, staat u dat vrij om te doen. Ik kan u daarin niet bijstaan. (…)

Ik voerde twee procedures voor u welke beide inmiddels zijn afgewikkeld. Voor verdere vragen verwijs ik u graag naar het Juridisch Loket.”

1.10 Bij ongedateerde brief, door de deken ontvangen op 17 november 2015, heeft klager een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zich schuldig heeft gemaakt aan een handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat van klager jegens hem had behoren te betrachten. Klager verwijt verweerster in het bijzonder dat zij:

- niet naar de verklaringen van klager heeft geluisterd;

- partij kiest tegen klager;

- geen vertrouwen in klager heeft;

- klager als vuil en zonder respect heeft behandeld;

- klager heeft gechanteerd en bedrogen;

- heeft geweigerd de dossiers van klager aan hem af te staan;

- aanvankelijk veel heeft beloofd, maar toen het erop aan kwam klager in de steek liet;

- boos werd als klager over de politie ging klagen;

- soms de rol van de politie overnam en dat zij zich zelfs met de medische verklaring van klager heeft bemoeid;

- weigerde om met klager in gesprek te gaan, maar al het contact met klager via e-mail heeft laten verlopen;

- nooit tijd had om met klager te praten en als dat wel gebeurde, het gesprek gepaard ging met stress en geschreeuw;

- kantoor aan huis houdt en soms naar alcohol rook;

- klager heeft medegedeeld dat hij slecht Nederlands schrijft en spreekt, naar aanleiding waarvan klager zich afvraagt waarom verweerster hem dan niet ontving voor een gesprek;

- afspraken met klager heeft geweigerd met de mededeling dat zij maar voor vijf uur werd betaald;

- haar belofte om de naam van een arts-assistent in het [ziekenhuis] te achterhalen niet is nagekomen;

- geen kritiek of commentaar accepteerde;

- op de hoogte was van het feit dat er veel mis ging in de strafzaak van klager, maar dat zij daar niets aan deed;

- waarschijnlijk een deal met het Openbaar Ministerie heeft gesloten, omdat het Openbaar Ministerie klager tijdens een zitting persoonlijk excuses heeft aangeboden;

- veel vergat en dominant en prikkelbaar was.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer hierna waar nodig zal worden ingegaan.

4 BEOORDELING

4.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Verweerster heeft aangevoerd dat zij zich niet in de klachten herkent. Zij ervaart deze als zijnde onheus en in strijd met de waarheid. Verweerster heeft ter onderbouwing van haar standpunt diverse stukken, waaronder

e-mailcorrespondentie tussen haar en klager overgelegd.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt.

4.4 Bij de beoordeling van de klacht moet worden vooropgesteld dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en – in geval van gemotiveerde betwisting – aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd, onder overlegging van diverse stukken, het standpunt betrokken dat zij niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.5 Nu iedere verdere onderbouwing ontbreekt – in het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stellingen van klager – kan de voorzitter de juistheid van de gemaakte verwijten niet vaststellen. Dit geldt temeer nu uit het dossier (in het bijzonder de correspondentie zoals bedoeld bij randnummers 1.4, 1.6 en 1.8) blijkt dat klager meermalen zijn tevredenheid heeft geuit over de door verweerster aan hem verleende rechtsbijstand.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 2 januari 2017.

Deze beslissing is in afschrift op 3 januari 2017 verzonden.